Dit is Deel 1 van 3 delen. Zie ook Deel 2 en Deel 3
Raoul Marc Jennar (België)
Raoul Marc Jennar analyseert de manier waarop de economische, sociale en politieke voorstellen, opgenomen in het Manifest van de Nationale Raad van Verzet [Conseil National de Résistance, CNR; Frankrijk 1943] uit 1944, zijn ontmanteld door de neoliberalen. In diskrediet gebracht tijdens de Tweede Wereldoorlog en geconfronteerd met de krachtiger linkse partijen en de vakbonden, gaven de Franse ondernemers toe ten gunste van de arbeiders. Maar niet voor lang...
Praten over waarden leidt onvermijdelijk tot een debat over ideeën en, door de manier waarop de samenleving is georganiseerd, lijkt dat debat al snel meer op een gevecht.
Natuurlijk zijn er waarden die algemeen worden gedeeld tussen verschillende stromingen. Als het er echter op aankomt deze waarden in de praktijk toe te passen, dan komen de verschillen naar voren en worden tot scherpe tegenstellingen. Toen bijvoorbeeld plannen werden gemaakt om de voorstellen van de Nationale Raad van Verzet toe te passen voor de uitbreiding van politieke, sociale en economische rechten voor de inheemse en koloniale volkeren, splitste de coalitie, die tot dat moment de hervormingen had doorgevoerd, zich in voor- en tegenstanders van de oorlog in Indo-China. Het is moeilijk om consensus over waarden te behouden wanneer er keuzes gemaakt moeten worden die nodig zijn om die waarden in de praktijk te brengen.
In de afgelopen decennia was het populair, uit naam van een zogenaamde 'gemeenschappelijke bestemming', de spot te drijven met het hele idee van een ideologisch debat. Maar het was overduidelijk zichtbaar, zoals dat ook het geval was met de passagiers van de Titanic, dat niet iedereen aan boord van hetzelfde schip op dezelfde manier werd behandeld. Deze realiteit moet geaccepteerd worden om het CNR Programma op zijn werkelijke waarde te kunnen schatten. Het echte vraagstuk gaat niet over het gelijk behandelen van alle passagiers maar over een totale verandering van het schip. In feite was er lange tijd een verlangen om het hele wezen van het systeem zoals dat in 1940 bestond te veranderen en zelfs een ander systeem te creëren.
Om de weg te begrijpen die sindsdien gevolgd is, moeten we erkennen dat in de naoorlogse periode bepaalde elementen van het CNR Programma zijn doorgevoerd. Maar de tegenstanders van het programma hebben niet rustig, al duimendraaiend zitten afwachten.
"Liever Hitler dan het Volksfront", enkele uitzonderingen daar gelaten was dit min of meer de opvatting van een overweldigende meerderheid van de 'business leaders' (belangrijkste grote ondernemers/zakenlieden, nvdr) na de hervormingen in 1936. Zoals we nu weten, grotendeels te danken aan het werk van de historica Annie Lacroix-Riz, kozen de werkgevers ervoor om hun nederlaag te accepteren en gaven hun steun aan het Vichy-regime. Maar deze collaboratie eindigde met het ineenstorten van het Derde Rijk en de business leaders vielen in ongenade en hadden zich te schande gemaakt. Zoals de Gaulle tegen hen zei: "Heren, ik heb niemand van u in Londen gezien!" Maar we weten ook dat de zuiveringen meer gericht waren op intellectuele collaboratie dan op economische collaboratie.
Er bestaat geen twijfel over dat het klimaat van bevrijding, het diskrediet van de business leaders, de opkomende macht van de linkse politieke partijen (in het bijzonder de kracht van de Communistische Partij, een kwart van het electoraat) en de druk vanuit vakbondsvertegenwoordigers allemaal factoren zijn die het aannemen van een aantal van de hervormingsvoorstellen uit het CNR programma hebben vergemakkelijkt.
Gedurende de zogenaamde 'Trente Glorieuses' [30 welvarende jaren] van 1945 tot 1975, die overigens niet voor iedereen 'glorieus' waren, konden de business leaders niet anders dan zich voegen naar de belangrijke rol die de staat speelde in 1944. Dat betekende: zich voegen naar een economie die in bepaalde mate werd gereguleerd door planning, door de mechanismen van herverdeling en door het bestaan van een sterke publieke sector in zowel industrie als diensten. Deze aanpassing van de business leaders werd gemakkelijker doordat zij de belangrijkste begunstigden waren van de plundering van de kolonies, niet alleen voordat die onafhankelijk werden maar ook daarna.
Tijdens deze 30 jaren, toen de rol van de staat van herverdeling en regulering succesvol was in veel landen in West-Europa, werd een aantal denktanks opgericht, alle met hetzelfde doel: een einde maken aan het solidariteitspact dat aan de basis ligt van een op die manier functionerende staat. Om zijn doel te bereiken startte het een geduchte ideologische strijd om de relevantie en superioriteit van de liberale economie aan te tonen en het primaat van de markt.
In 1947 werd vlakbij Vevey, met geld van het Zwitserse bedrijfsleven, de 'Mont Pélerin Society' opgericht door de econoom Friedrich Hayek. Een van de deelnemers was Milton Friedman, de goeroe van de Chicago School, gericht op het beïnvloeden van de Washington Consensus en het beleid van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF), waar we later op terugkomen. De Society werd opgericht om het Keynesiaanse concept te bestrijden dat de Staat een rol van regulering en herverdeling toevertrouwt.
In 1954 werd, op initiatief van David Rockefeller, de 'Bilderberg Group' opgericht, vernoemd naar de naam van het hotel in Nederland waar de oprichters (waaronder Prins Bernard en later andere leden van het koningshuis, nvdr) voor het eerst bijeenkwamen. Eén van de 'sponsors' was Unilever, de Nederlandse multinational. In 1999 verwoordde de oprichter het doel van deze groep als volgt: "Iets moet de regeringen vervangen en ik denk dat de private sector de meest aangewezen entiteit is om dat te doen."
Deze groep komt elk jaar bijeen en brengt, achter gesloten deuren, de wereldelite bij elkaar uit de politiek, financiële wereld, economie, militaire organisaties en de media. De bijeenkomsten van de groep vinden vaak plaats kort voor bijeenkomsten van de G8. Het is interessant om te vermelden dat de Bilderberg Group het Verdrag van Rome heeft opgesteld, het oprichtingsdocument van de Europese Unie. Dezelfde groep heeft ook de huidige voorzitter geselecteerd van de Europese Commissie, José Manuel Barroso.
In 1973, ook op initiatief van David Rockefeller, werd de Trilateral Commission opgericht in Tokyo, met als doel een partnerschap te vormen tussen de industriële democratieën van Noord-Amerika, West-Europa en bepaalde landen in de Azië-Pacific zone. De deelnemers bestonden grotendeels uit lidstaten van de OECD (Organisatie voor Economische Coöperatie en Ontwikkeling), die alle de leiding van Amerika accepteerden. De commissie beschrijft zichzelf als "een organisatie gericht op besluitvorming". Het is dus nauwelijks een verrassing dat de 400 leden allen personen met invloed zijn: bankiers, zakenlieden, politici, intellectuelen en journalisten.
Het zijn juist deze denktanks, studiecentra, die bedoeld waren/zijn voor wat Serge Halimi terecht bestempelde "als de grote stap achterwaarts". Intellectuelen moe(s)ten gemobiliseerd worden voor de wereldstrijd van ideeën, die begon in de periode Reagan-Thatcher. Ook in Frankrijk was er een aantal personen die zichzelf intellectuelen noemde, die met enorme steun van de media een systematische kritiek ontwikkelde op het linkse gedachtegoed. Van Bernard Henri Levy tot Alain Minc schreven zij artikelen die direct enorme media-aandacht kregen. Zij waren er niet alleen op uit om het marxistische denken in diskrediet te brengen, maar ook het Keynesiaanse beheersmodel voor het kapitalisme. Volgens deze lieden leiden alle eisen voor sociale rechtvaardigheid tot totalitarisme, alle linkse ideeën werden bestempeld als voorlopers van de Goelag en alle oproepen voor solidariteit werden bestempeld als ouderwets. De rol van de staat werd gekleineerd en vakbondsacties gedemoniseerd. Individualisme werd toegejuicht. Iedere vorm van verzet werd bestempeld als passé en een teken van verval waar we doorheen moesten. In het Frankrijk onder Giscard d'Estaing nam de neoliberale pers het heft in handen en produceerde een nieuwe ideologische bijbel die, na het keerpunt in 1983, richting gaf aan iedere politieke beslissing gericht op het afbreken van de verworvenheden, gebaseerd op het CNR Programma.
Er werden vier instituten opgericht, alle bedoeld om de belemmeringen voor de supranationale machten te beperken, om de theorieën die werden bedacht door de neoliberale studiecenta/denktanks en hun gepubliceerde aanbevelingen daadwerkelijk toe te passen. Hun beslissingen werden door de media en de nieuwe intellectuele elite beschouwd als vrijwel onvermijdelijk. De slogan 'er is geen alternatief' werd het adagio voor alle politieke en economische beslissingen. Ook al is er over de neoliberale globalisering in feite onderhandeld en besluitvorming geweest door onze regeringen, het is gepresenteerd als een onvermijdelijk natuurlijk fenomeen.
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldhandelsorganisatie (WTO): de instrumenten voor het vernietigen van overheidsbeleid
Deze instituten hebben een belangrijke rol gespeeld in het afbreken van de mogelijkheden voor de staat om in te grijpen, in het bijzonder in de dienstensector. Deze instituten passen de principes toe van wat nu de Washington Consensus wordt genoemd, de visie van een maatschappij die wordt gedomineerd door slechts één waarde: winst.
Zonder ook maar enige aandacht voor fundamentele rechten, zoals toegang tot een goede gezondheidszorg, welzijn, huisvesting en drinkwater, worden met de structurele hervormingsprogramma's van het IMF deze principes toegepast. De resultaten daarvan voor de zuidelijke landen zijn evident: gezondheid en onderwijs zijn toegankelijk voor degenen die dat kunnen betalen, terwijl de publieke diensten zijn verdwenen, in het bijzonder met betrekking tot transport, energie en water. Ook vandaag de dag, ondanks een verandering van richting, past het IMF dezelfde voorwaarden toe als het een land 'helpt': snijden in sociale, educatieve en culturele budgetten, privatisering van publieke diensten en het korten op menskracht en financiële middelen in de publieke sector.
De WTO, opgericht in 1994, is verantwoordelijk gemaakt voor het opleggen van deregulering op alle terreinen, met uitzondering van intellectueel eigendom, waarvoor de WTO juist het eigendomsrecht van kennis en knowhow nieuw leven inblaast. Omdat de WTO staten kan straffen als zij deze regels niet respecteren, is het nu de machtigste internationale organisatie ter wereld.
Het is van belang om hier te benoemen dat zowel het IMF als de WTO op dit moment bestuurd worden door personen van de Franse Socialistische Partij.
In 1960 kwamen 20 geïndustrialiseerde landen bijeen om de 'Organization for Economic Cooperation and Development' (OECD) op te richten. Er zijn nu 34 landen lid, inclusief Israël dat enkele maanden geleden werd toegelaten, ondanks de schendingen van het internationaal recht door dat land. Het is de onderzoeksafdeling van regeringen, maar boven alles het onderzoeksbureau van het kapitalisme. De statistieken en rapporten van deze organisatie bevatten simpelweg argumenten ten gunste van volledige, ongebreidelde vrije handel. Er is een OECD-rapport waarin wordt aanbevolen de vrijhandel te constitutionaliseren, dat wil dus zeggen vastleggen in de grondwet. In een ander rapport wordt advies gegeven over hoe tegenargumenten te formuleren tegenover de tegenstanders van de privatisering van het onderwijs. Het is de OECD die aanbevelingen en voorstellen levert met betrekking tot het afbreken van het recht op werk.
Kortom: de OECD is het onderzoekscentrum dat staten voorziet van informatie over hoe zij de besluiten van het IMF en de WTO kunnen uitvoeren. Het is ook het instituut dat regeringen adviseert over hoe zij hun neoliberale beleid acceptabel kunnen maken voor de bevolking van hun land.
Na de Bevrijding was de algemene opvatting, in de landen die toen samen West-Europa werden genoemd, in het voordeel van de waarden van solidariteit. Het was onmogelijk om zich op nationaal niveau te wagen aan het ter discussie stellen van het solidariteitspact dat door verschillende landen was getekend ten tijde van de bevrijding. Dat is de reden waarom business leaders de enorme klus op zich namen om het sociale beleid, dat na de bevrijding in deze landen werd ingevoerd, te keren.
Hun eerste daad was het creëren van de Gemeenschappelijke Markt in 1957, vastgelegd in het Verdrag van Rome. Tijdens de onderhandelingen over dit verdrag waren er twee tegengestelde kampen: degenen die wilden dat sociale harmonisatie gelijk op zou gaan met economische harmonisatie en degenen die dat niet wilden. Tot de laatste groep behoorde de vicevoorzitter van de Franse delegatie, Robert Marjolin, die dichtbij de CNPF stond (Conseil national du patronat français - een werkgeversorganisatie). Zijn stellingname voerde de boventoon: sociale vooruitgang moest alleen onderdeel zijn van de algemene doelen en een harmonieus functionerende markt zou harmonisatie in het algemeen bevorderen. Dit werd uiteindelijk bekrachtigd.
Dit loslaten van sociale harmonisatie als een bindende factor in het creëren van de Gemeenschappelijke Markt (toen de 'Single Market') zou een permanent effect hebben. Namelijk het verzwakken van het belang van een sociaal Europa in het proces van integratie, omdat de deur werd geopend voor het ter discussie stellen van het Keynesiaanse concept van de rol van publieke autoriteiten. Het is bijna onnodig om hieraan toe te voegen dat het verzet van de Europese business leaders tegen elk principe van sociale harmonisatie altijd is gerespecteerd.
Het idee dat de markt de enige basis zou vormen voor de constructie van een Europa is sinds 1957 nooit ter discussie gesteld. De markt is inderdaad het enige organisatorische raamwerk voor Europa waarbij andere raamwerken worden uitgesloten.
Hoe het prachtige idee van een unie tussen de volkeren van Europa is omgebogen ten gunste van commerciële belangen is vele malen ter discussie gesteld, met uiteindelijk een referendum in 2005. In de woorden van Pierre Bourdieu (Franse socioloog en cultureel antropoloog): "De opbouw van Europa is nu de afbraak van de samenleving." (wordt vervolgd)
Bron: http://www.michelcollon.info. Vertaling Frans naar Engels Victoria Bawtree.
Vertaling uit het Engels J.Bernaven, 28 februari 2011.