Dit is Deel 2 van 3 delen. Zie ook Deel 1 en Deel 3
Raoul Marc Jennar (België)
Raoul Marc Jennar analyseert de manier waarop de economische, sociale en politieke voorstellen, opgenomen in het Manifest van de Nationale Raad van Verzet [Conseil National de Résistance, CNR; Frankrijk 1943] uit 1944, zijn ontmanteld door de neoliberalen. In diskrediet gebracht tijdens de Tweede Wereldoorlog en geconfronteerd met de krachtiger linkse partijen en de vakbonden, gaven de Franse ondernemers toe ten gunste van de arbeiders. Maar niet voor lang...
Praten over waarden leidt onvermijdelijk tot een debat over ideeën en, door de manier waarop de samenleving is georganiseerd, lijkt dat debat al snel meer op een gevecht.
Natuurlijk zijn er waarden die algemeen worden gedeeld tussen verschillende stromingen. Als het er echter op aankomt deze waarden in de praktijk toe te passen, dan komen de verschillen naar voren en worden tot scherpe tegenstellingen.
Deel twee: de verschillende stappen in de ontmanteling
Sinds de jaren '70 van de vorige eeuw hebben we een geleidelijke afbraak gezien van het model van economische en sociale democratie geënt op het CNR Programma uit 1944.
Het proces van terugveroveren van de macht door financiële en ondernemersgroepen begon via de pers. Dat is eenvoudig te begrijpen, het was noodzakelijk om de gedachten van de bevolking zo te conditioneren dat zij ging twijfelen aan de noodzaak van de hervormingen in de jaren 1944-1947. In 1944 werd nieuwe wetgeving van kracht met betrekking tot de mediasector, waaronder een verordening tegen monopolievorming in deze sector. Reeds in 1947 werd deze verordening geschonden door Hachette [Franse uitgeverij] die een aandeel van 50 procent nam in France Soir, Elle en France Dimanche. In 1950 kocht Jean Prouvost de helft van de aandelen in Le Figaro. Prouvost was een textielfabrikant die in de jaren '30 van de vorige eeuw een persimperium had opgebouwd, dat weliswaar bij de bevrijding werd ontmanteld maar vlak voor de aankoop van aandelen in Le Figaro lanceerde hij Paris Match.
Er kwam geen enkele reactie van de publieke autoriteiten. Hetzelfde gebeurde in de jaren '60 van de vorige eeuw, toen een aantal regionale kranten door grotere uitgeverijen werden overgenomen.
In de jaren '70 van de vorige eeuw, tijdens de Giscard-jaren, verscheen Robert Hersant op spectaculaire wijze ten tonele, nadat hij in 1947 voor tien jaar in nationale ongenade was gevallen, omdat hij had gecollaboreerd met nazi-Duitsland. In 1967 had hij al Nord Martin gekocht en Paris Normandie in 1972. In 1975 kocht hij Le Figaro. Niet lang daarna breidde hij zijn concern uit met Centre Presse, Le Berry Républicain en La Nouvelle République des Pyrenées. Gevolgd door Le Dauphiné Libéré en Le Progrès. Deze ongeëvenaarde concentratie van persbedrijven leidde, in 1984, tot de instemming met een wet, ingebracht door Pierre Mauroy, bedoeld om de concentratie van persbedrijven in te perken en de transparantie van persondernemingen te garanderen. Maar de wet werd nooit toegepast op concentraties en concerns die al bestonden. En tijdens de eerste 'cohabitatie, toen de regering werd overgenomen door Jacques Chirac, haastte de regering zich om de bepalingen van deze wet uit 1984 te versoepelen.
Er was geen controle meer op dit proces van concentratie in de wereld van de pers. Op dit moment zijn drie gigantische persgroepen in bezit van - in volgorde van belangrijkheid - Dassault, Lagardère en Ouest-France Group. Dagbladen als Le Monde en Libération zijn nu onderworpen aan kapitalistische logica en opgekocht, de eerste krant door het driemanschap Pierre Bergé (luxegoederen), Mathieu Pigasse (de Lazard bank) en Xavier Niel (telecommunicatie, server van Internet Free) en de tweede krant door Rothschild (wereldwijd financieel advies- en investeringsbank).
Dus het grootste deel van de Franse geschreven pers wordt gecontroleerd door de werkgevers. Veel kranten die zijn voortgekomen uit het verzet, zoals de Combat, zijn verdwenen. In de ideeënstrijd tussen degenen die de democratie en sociale verworvenheden verdedigen en de verdedigers van de belangen van de financiële en zakenwereld moet die ontwikkeling absoluut niet genegeerd worden.
Het was in 1973, onder presidentschap van Pompidou, dat wat we de welvaartsstaat noemen een enorme slag te verduren kreeg. De minister van Economie en Financiën, Giscard d'Estaing, kreeg het voor elkaar dat er een wet werd aangenomen die de Banque de France verbood kredieten te verstrekken aan de Staat. Terwijl het ministerie van Financiën gewend was om leningen af te sluiten bij de Banque de France tegen 0 procent rente, werd het nu verplicht om leningen te vragen bij private banken en rente te betalen. Dit was een uitzonderlijk cadeau aan de private banken. De enorme groei van de nationale schuld vindt zijn oorsprong in die wet.
Sindsdien duurt de strijd tegen de schuldenlast voort, en dient als een rechtvaardiging voor alle bezuinigingen in het sociale domein.
Toen het Verdrag van Maastricht werd aangenomen werd deze verordening een Europese regeling (Artikel 104, dat werd Artikel 123 in het Lissabon Verdrag).
In 1981 werd François Mitterand verkozen op basis van een programma dat direct voortkwam uit het CNR-programma. Je zou zelfs kunnen zeggen dat hij een aanvang maakte met het implementeren van dat programma, dat betekende het werk hervatten dat in 1947 was gestopt. Nationaliseringen, in het bijzonder in de bankensector, waren aan de orde van de dag.
Men kan zich wel de vraag stellen of Mitterand daadwerkelijk werd verkozen op basis van zijn programma of eerder omdat er een schreeuwende behoefte was aan een regeringsverandering, nadat rechts 23 jaar aan de macht was geweest.
Vervolgens stond in 1983 alles weer op zijn kop. Het ideologische landschap was alweer veranderd en de ideeën van de neoliberalen, die hun argumenten baseerden op de oliecrisis en het duidelijke falen van de economie in het Sovjetblok, werden in toenemende mate opgelegd. Het was ook in die periode dat neoliberale doctrines werden ingebracht in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië door Reagan en Thatcher. Deze doctrines werden de hemel in geprezen in de Franse media door intellectuelen en artiesten - herinnert u zich het tv-programma 'Long Live the Crisis!' nog, met Yves Montand? - en ook door politici als Delors en Rocard, wat werd bestempeld als het 'nieuwe links'. Wat voorheen onmogelijk leek werd nu toelaatbaar: het ter discussie stellen van bepaalde verworvenheden uit het CNR-programma.
Toen hij werd geconfronteerd met de onverenigbaarheid tussen het economische en sociale CNR-programma en de Europese neoliberale politiek, koos Mitterand voor Europa, waarvan de ontwikkeling volledig in strijd was met politiek beleid waarbij publieke autoriteiten een zeer belangrijke rol was toebedeeld.
Vanaf dat dramatische keerpunt begon alles geleidelijk aan te desintegreren. De sociale verworvenheden van het Programma van de Conseil National de Résistance werden onverbiddelijk ingeperkt. De Europese Single Act en het Verdrag van Maastricht waren bedoeld om de neoliberale politiek op te leggen aan de lidstaten van wat toen de Europese Gemeenschap werd genoemd.
Het was overduidelijk dat de Socialistische Partij zich schaarde achter het idee van het primaat van de markt, want het politieke beleid bleef onveranderd, ongeacht of de regering werd geleid door rechts of die bepaalde 'linkse kliek'. Dat gold ook met betrekking tot de invoering van privatiseringen.
Tussen 1986 en 2002 voerden vier regeringen in Frankrijk enorme privatiseringen door in de sectoren industrie, energie, transport, bank en verzekeringen. Daarmee beroofden zij de staat van belangrijke middelen voor regulering en distributie in vitale sectoren en ook van de mogelijkheid om zich in de ontwikkelingen in die sectoren te mengen.
In chronologische volgorde voerden de opeenvolgende regeringen onder leiding van resp. Jacques Chirac, Edouard Balladur en Alain Juppé bij de volgende organisaties en bedrijven privatiseringen door:
Saint-Gobain, Paribas, TF1, de Crédit Commercial de France, de Compagne Générale d'Electricité, de Société générale, de Agence Havas, de Mutuelle générale française, de Banque du bâtiment et des travaux publics, Matra, de Compagnie financière de Suez, Rhône Poulenc, Elf-Aquitaine, Renault, de UAP, de SEITA, de AGF, de Compagnie Générale Maritime, Pechiney, Usinor Sacilor, de Compagnie française de navigation rhénane, de BFCE en Bull.
De regering onder leiding van Lionel Jospin privatiseerde de Crédit Lyonnais, de CIC, de Société Marseillaise de Crédit, de Banque Hervet, de GAN en CNP verzekeringsmaatschappijen, Aérospace-Matra, Ermet, RMC en de Autoroutes du Sud de la France. Vervolgens stelde hij Air France, France Télé-com, Thomson Multimedia en EADS open voor private investeringen. En zoals we nu weten bracht de regering Jospin, met behulp van Europese beslissingen die werden genomen in 2000 en 2002, een Europees wettelijk kader ten uitvoer waarmee de privatisering van EDF-GDF onvermijdelijk werd. Dezelfde regering handelde op vergelijkbare wijze in de transportsector, door de spoorwegen open te stellen voor privaat kapitaal.
Deze vier opeenvolgende regeringen steunden onvoorwaardelijk de neoliberale keuzes die op Europees niveau werden gemaakt. Ze namen deel aan de onderhandelingen die leidden tot de oprichting van de Wereld Handelsorganisatie (WTO) in 1995.
De pensioenstrijd is symbolisch voor het verzwakken van de waarden die het CNR-programma hadden geïnspireerd. Er waren twee tegenovergestelde standpunten. Het ene was de wens om het systeem van gedeelde premiegrondslag te handhaven (waarbij de pensioenen worden gefinancierd vanuit bijdragen die door alle leden van de actieve beroepsbevolking tegelijk worden gedaan). Het andere standpunt was dat van de verzekeringsmaatschappijen en werkgevers, die sinds 1945 hadden gewacht op de terugkeer naar het systeem van kapitalisatie [1]. Gedurende 35 jaar had de laatste groep het niet aangedurfd haar bedoelingen openlijk kenbaar te maken. Maar de tijden waren veranderd en zo ook de heersende ideeën.
Al in 1982 publiceerden Dennis Kessler (de dan nog toekomstige vicevoorzitter van MEDEF, Mouvement des Entreprises de France) [vergelijkbaar met VNO-NCW, nvdr] en Dominique Strauss-Kahn een boek getiteld 'L'épargne et la retraite' ('Besparingen en Pensioenen'), waarin voorstellen voor voorgefinancierde pensioenen werden gepropageerd. Dit boek werd gepubliceerd met de steun van de Geneva Association (International Association for the Study of Insurance Economics). Vanaf 1983 wilden sociologen, gesteund door lobbies van ondernemers, het pensioenstelsel onderwerpen aan neoliberale logica. De hele discussie over de vergrijzing van de Franse bevolking overschaduwde alle meer genuanceerde analyses.
Tussen 1986 en 1989 kwam uit een aantal opiniepeilingen - essentiële instrumenten in de ideeënstrijd - de groeiende ongerustheid naar voren van de Fransen over de toekomst van hun pensioen. Sommige peilingen werden betaald door verzekeringsmaatschappijen die kort daarvoor werden geprivatiseerd, zoals AGF.
In 1991 schreef Rocard, als eerste minister, het voorwoord van een 'Witboek over Pensioenen'. Hij schreef dat de duur van de pensioenbijdragen die men moet betalen verlengd moest worden van 37,5 jaar naar 42 jaar. Hij deed tevens een voorstel voor een onderzoek naar de vraag wat de minimum pensioenleeftijd zou moeten zijn.
In 1993, door middel van een onbetwiste 'coup' in de vorm van een verordening die midden augustus werd gepubliceerd, indexeerde de regering Balladur de hoogte van de pensioenen op basis van de prijsontwikkelingen en niet langer op basis van de lonen. Tevens verhoogde de regering de pensioenbijdragen en verlengde de duur waarover pensioenbijdragen betaald moesten worden. In deze hervormingen waren een aantal voorstellen van Rocard's 'Witboek' meegenomen.
Inmiddels weten we wat er daarna gebeurde: het Jupé-plan in 1995, Fillon's contrahervormingen in 2003, hervormingen in 2007 en contrahervormingen in 2010.
In het licht van waarden en ideeën is het interessant om te constateren dat elke keer als deze aanpassingen op het solidariteitspact uit 1945 naar voren werden gebracht deze enthousiast werden ontvangen door de overweldigende meerderheid van de media en een groot aantal intellectuelen. 'Acrimed', kritische Franse mediawatcher, beschreef dat de systematische steun van de media voor deze voorstellen afkomstig waren van het bedrijfsleven en regeringen. Hun analyse liet zien dat zelfs de geestelijke gesteldheid van de Franse bevolking ter discussie werd gesteld, toen een groot deel daarvan het oneens was met de voorgestelde contrahervormingen.
Op 4 oktober, een paar maanden na de verkiezing van de huidige president van de Republiek, verklaarde Dennis Kessler, vicevoorzitter van de Mouvement des Entreprises de France (MEDEF) in het weekblad 'Challenge': "Het Franse sociale model was puur het product van de Conseil National de Résistance (...) Het is de hoogste tijd om dat model te hervormen en deze regering is ook van plan dat te doen. De opeenvolgende aankondigingen van de verschillende hervormingen door deze regering geven een fragmentarischbeeld omdat ze zo divers zijn, uiteenlopend qua belangrijkheid en met verschillende effecten:
aanpassing ambtenarenstatuut, speciale pensioenscenario's, hervorming sociale zekerheid, co-management, etc. Als men de aankondigingen nauwkeuriger bekijkt kan men zien dat al deze elementen nauw met elkaar samenhangen in dit ambitieuze programma. De lijst van hervormingen? Het is simpel: verwijder zonder uitzondering alles wat is ingevoerd tussen 1944 en 1952. Dat is wat het programma betekent: 1945 achter ons laten en systematisch het programma van de Conseil National de Résistance afbreken!"
De strijd om de gedachten en ideeën duurt voort. De bevolking moet nog steeds overtuigd worden dat 'er geen alternatief is', dat ze zich moeten aanpassen aan wereldwijde, neoliberale contrahervormingen, alsof het door het lot is bepaald, een natuurlijk en onvermijdelijk fenomeen. Terwijl in werkelijkheid deze democratische en sociale stap achterwaarts door onze eigen regeringen is gewenst, doordacht, onderhandeld en doorgevoerd.
Enige maanden geleden, op 26 oktober, publiceerde MEDEF een rapport van het Montaigne Institute. Deze denktank werd in 2000 opgericht door Claude Bébéar, voormalig CEO van Axa, en gefinancierd door 24 grote ondernemingen. Het rapport verklaart en ik citeer: "Het solidariteitspact uit 1945 is achterhaald." (er volgt nog 1 deel)
Bron: http://www.michelcollon.info. Vertaling Frans naar Engels Victoria Bawtree.
Vertaling uit het Engels J.Bernaven, 28 februari 2011.