Arbeiderisme en arbeideristisch. Bestaande woorden? Of voor een gelegenheid afgeleide woorden? Deze woorden hoorde ik jaren geleden meerdere malen voorbijkomen. Dat was in de tijd dat er in de voormalige Communistische Partij van Nederland (CPN) een ontwikkeling aan de gang was die uiteindelijk zou leiden tot een afscheid van het bedrijven van communistische politiek en de opheffing van die partij. Het begin van die ontwikkeling heb ik nog als lid van het Partijbestuur meegemaakt. Het was toen dat de genoemde woorden werden genoemd. De CPN zou te arbeideristisch zijn. Daar werd dan mee bedoeld dat de partij en haar krant—het dagblad De Waarheid—tot dan toe nog teveel aandacht besteedden aan de situatie op bedrijven waar overwegend het traditionele deel van de arbeidersklasse werkte, aan de gevechten voor het loon, voor werkgelegenheid. Voor mij werd in elk geval duidelijk dat er krachten bezig waren om van de CPN een ‘gewone’ partij te maken, zeg maar een voor de burgerij aanvaardbare linkse partij. Het imago van een partij voor de arbeidersklasse was het verdomhoekje waar de partij uitgehaald moest worden…
Het was ook in die tijd dat een door Waarheid-redacteuren geschreven boek over de havenstakingen in Rotterdam door andere partijleden, waaronder leden van het Partijbestuur, bekritiseerd werd. Vooral de erin genoemde belangrijke rol van de communistische arbeiders en de Partij werden in die kritiek op de hak genomen. Dus ook dat boek was te arbeideristisch en de rol van de communisten teveel aangezet. Dat laatste noemde men dan ‘op-de-borst-klopperij’. Hierbij zien we dus dat het uiteindelijke afscheid van de arbeiders en het uiteindelijke doel – het opheffen van de Communistische Partij van Nederland – samengaan.
Op partijcongressen en partijconferenties was het normaal en gebruikelijk dat gedelegeerden die deelnamen aan de discussie hun ervaringen in acties op bedrijven, in de gezondheidszorg, onderwijs en andere instellingen met de anderen deelden en vaak veel bijval kregen. Met zulke discussiebijdragen werd ook de onderlinge band versterkt en kon men er, in de afdeling en in de werksituatie teruggekeerd, er weer tegenaan en problemen overwinnen. Ook dat, zo ging wel blijken, was voor sommigen die de partij aanvaardbaar wilden maken voor op niveau samenwerken met andere partijen een doorn in het oog. Het ‘arbeiderisme’ – de aandacht op strijd, dus klassenstrijd(!) – was voor hen daarvoor een blokkade.
Er was na het congres een nieuw Partijbestuur aangetreden. Ongeveer tweemaal zo groot als het vorige. Een flink deel van het nieuwe bestuur bestond uit leden die weinig tot niets hadden met het traditionele deel van de arbeidersklasse en dat was wel te merken. Het was ook de tijd waarin de omvorming van ons land van industrie naar dienstverlening begonnen was, en de financiële en internationale handelssector belangrijker en groter werden. Zo kreeg je ook mensen in de leiding die in een heel ander milieu opgegroeid waren, zich aangetrokken hadden gevoeld tot de strijdtraditie van de communistische partij, maar ook hun eigen levenservaring meebrachten. Zo kan dat gaan als je in je hele familie en kennissenkring nog nooit een fabrieksarbeider of een bouwvakker bent tegengekomen. Tijdens de toenmalige feministische golf hadden sommigen ook de vrouwenstrijd ontdekt en dat moest je dan wel weten ook. Zo sprak tijdens de eerste zitting van het nieuwe Partijbestuur een partijgenote drie kwartier over het feminisme. Een opmerking over de lengte van haar betoog zou als vrouw-vijandig niet geaccepteerd zijn. Het betoog ging al die tijd over hoe erg vrouwen door mannen, het patriarchaat, uitgebuit en neergedrukt werden. De CPN moest gefeminiseerd worden en klassenstrijd naar de achtergrond verplaatsen. De toen nog bestaande Nederlandse Vrouwenbeweging (NVB), waar ook veel communistische arbeidersvrouwen mee sympathiseerden en lid van waren, daarover werd lacherig gedaan.
Als er door een lid van het Partijbestuur – in dit geval een Rotterdamse havenwerker – gezegd werd dat er volgens hem vanuit de leiding en krant minder aandacht voor de strijd op de bedrijven was geweest, dan werd dit afgewimpeld met “niets houdt je tegen, je kunt morgen aan de slag”. In die tijd werd er veel gesproken over ‘progressieve samenwerking’, iets waar je nauwelijks tegen kunt zijn. Bedoeld werd echter dat de ooit uiteengegane banden hersteld zouden moeten worden. In ons land dus CPN en Partij van de Arbeid. In leidende kringen van de PvdA wilde men dat wel onder bepaalde voorwaarden. Inwilliging van die voorwaarden zou in feite het einde van de CPN als communistische partij betekenen.
Ikzelf ben opgegroeid in een omgeving van arbeiders, vissers en andere kleine zelfstandigen. In dat, en dat was dus mijn milieu, ben ik opgegroeid. Daar waren mijn speelkameraden, voetbalden wij na schooltijd op braakliggende veldjes. Nogal wat van hen gingen na de lagere school al aan het werk. Anderen zoals ik twee jaar later. De zeer vele denigrerende opmerkingen in menig blad of krant gelezen en in gezelschappen gehoord over dat deel van de arbeidersklasse – ook wel de ‘blauwe boorden’ genoemd – hebben mij altijd pijnlijk geraakt. En nu nog.
Het al vele jaren aangedikte verschil tussen hoog- en laag opgeleiden; het vmbo noemen als het afvalputje van het onderwijs; het gepraat en geschrijf over achterstandswijken; het hebben over buurten en woongebouwen als troosteloos, groezelig en als ‘sovjet’ of ‘Oostblok’ typeren (hier walging van dit deel arbeidersklasse en van communisme in één adem genoemd). Als de asperges de grond uit moeten, als het over de aantallen buitenlandse arbeiders die in de tuinbouw, slachterijen of distributiecentra werkt gaat, dan komen de woorden weer voorbij. De Nederlanders (arbeiders wordt hier bedoeld) zijn te beroerd om dit werk te doen… In veel bedrijfstakken komt men tegenwoordig mensen tekort. Ook in ziekenhuizen waar je steeds meer specialistische artsen uit andere landen tegenkomt. Nooit zul je horen dat Nederlanders te beroerd zijn om dit – overigens zeer belangrijke – werk te doen…
Het neerkijken op en neerbuigend zijn over dit deel van de arbeidersbevolking – omwille van een tijdelijke krapte praktisch opgeleiden genoemd – en dit acceptabel en normaal vinden, vindt zijn oorzaak in de verburgerlijking die de samenleving al jaren in zijn greep heeft. Verburgerlijking, ook in vormen als individualisme en decadentie. Het neerkijken op en belachelijk maken van het traditionele deel van de arbeidersklasse – en dit accepteren – moet voor elke communistische partij een waarschuwing zijn. De spreekwoordelijke kanarie in de kolenmijn… Het lontje dat reformisme aansteekt. Verdere studies over de voormalige socialistische landen zullen dit zeker duidelijk maken.
Wil je een abonnement op Manifest?
Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland
Manifest is de krant van de NCPN die maandelijks verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.
Abonneer Nu!