Skip navigation
Socialistische opbouw

De opvattingen van O.K. Antonov over de economie van het socialisme

De Sovjet- en Russische wiskundige en academicus Alexander Samarski (1919-2008)
Foto: publiek domein

In het kader van de studie van de NCPN naar de socialistische opbouw in de 20ste eeuw, publiceren we de vertaling van een artikel geschreven door A. Samarski dat inzicht biedt in bepaalde vraagstukken omtrent de centrale planning. Deze tekst is door de Commissie Ideologie voorzien van een inleiding, die hier te lezen is. De inleiding kan helpen om de tekst van Samarski beter te plaatsen, en maakt ook bepaalde kritische kanttekeningen.

A. Samarski
In de context van de wereldwijde economische crisis en de groeiende behoefte in het publieke bewustzijn om te zoeken naar een alternatief voor de markteconomie, is er belangstelling voor de historische ervaring van een economie zonder crisis in de USSR. Voor marxistische onderzoekers is de analyse van de economische problemen van het socialisme weer bijzonder relevant, waarbij de economische discussies in de Sovjet-Unie in de jaren '60 van grote waarde zijn. Toen stond op de agenda de vraag hoe de economie zich verder moest ontwikkelen: op het pad van de warenproductie of niet via de warenproductie.1

Veel diepgaande en originele ideeën werden in die tijd naar voren gebracht door de beroemde vliegtuigontwerper Oleg Konstantinovitsj Antonov. Als hoofd van een groot ontwerpbureau zag hij van binnenuit veel tekortkomingen van het geplande productiesysteem van de Sovjet-Unie. Maar, wat nog veel belangrijker was, hij zag de hoofdoorzaken van deze tekortkomingen en stelde zich duidelijk de methoden voor om ze te verhelpen. Zijn ideeën, die hieronder besproken zullen worden, vatte hij samen in het boek Voor iedereen en voor ons: over het verbeteren van de planningsindicatoren van de socialistische industriële productie.

De naoorlogse stijging van de productie in de USSR bracht een ongekende ontwikkeling van de productiekrachten met zich mee. Maar de ontwikkeling van de industrie, die oude problemen oploste, creëerde nieuwe problemen. Allereerst ging het om de doeltreffendheid2 van het productiebeheer. De oude beheermethoden uit de jaren 60 begonnen te falen. De tegenstelling lag volgens Antonov in de aard van de productiekrachten. Zoals het boek zegt, werd de materiële productie geërfd van het ‘vorige tijdperk’, dat wil zeggen het kapitalisme. Dit gold ook volledig voor de industrialisatie van de jaren 1930, in de loop waarvan ons land gedwongen was om productiekrachten te gebruiken die kapitalistisch waren in hun ontwikkelingsniveau – er waren eenvoudigweg geen andere. Dit had onvermijdelijk invloed op de maatschappelijke verhoudingen. Deze invloed was ook merkbaar in de economische wetenschap.

De bestaande economische wetenschap liep achter op de behoeften van de zich snel ontwikkelende productiekrachten. En hierin schuilde een groot gevaar.

Een bijzonder kenmerk van het socialisme is dat de economische wetenschap niet simpelweg de bestaande situatie in de economie kan weergeven. Ze moet noodzakelijkerwijs de toekomstige richting aangeven. Ze moet dus haar belangrijkste functie realiseren – prognose; de functie van sociale voorspelling.

Het gebruik van oude methoden van economisch beheer heeft ten eerste de ontwikkeling ongelooflijk belemmerd en ten tweede zou het op elk moment de ontwikkeling van het socialisme kunnen (en onvermijdelijk moeten) terugdraaien. Het was precies tegen dergelijke methoden dat Antonov zijn kritiek richtte.

De basis voor het beheer van de socialistische economie was het plan, maar een plan op zich draagt niets communistisch in zich, omdat elke jaarlijkse begroting van een kapitalistisch land ook een plan is. Het onderscheidende kenmerk van het socialistische plan zouden bijzondere planningsindicatoren moeten zijn. Dat wil zeggen het toepassen van criteria voor doeltreffendheid die zouden werken voor de overgang naar communistische verhoudingen. Een basisvoorwaarde is dat de socialistische planeconomie niet gericht mag zijn op kapitalistische indicatoren. Helaas werd dit verwaarloosd door de economische wetenschap van de Sovjet-Unie. Het was noodzakelijk om de materiële basis van het communisme te creëren, en dit werd vaak begrepen als het creëren van overvloed ongeacht de kwaliteit, een ‘bruto’ overvloed. In de visie van veel marktgezinde economen, verschilde de benadering van de belangrijkste productiekracht – de mens, de arbeider – niet veel van de kapitalistische benadering, wat grotendeels de tekortkomingen van de socialistische planning veroorzaakte.

Antonov verdeelde alle tekortkomingen van de planning in drie groepen:

- kwantitatief (planning is niet nauwkeurig);

- kwalitatief (er wordt niet gepland wat nodig is);

- methodologisch (het plannen gaat niet zoals het zou moeten).

Kwantitatieve en kwalitatieve tekortkomingen waren grotendeels toevallig. Het gevaarlijkst zijn de fouten van de derde groep –die kwantitatieve en kwalitatieve fouten met zich meebrengen– aangezien dit de fouten van Gosplan (Staatsplanningscommissie) zijn. Tot deze fouten behoorden allereerst de kapitalistische indicatoren van doeltreffendheid: bruto product, kostprijs en rentabiliteit.

Bruto product

Al in de jaren ’60 was de volgende situatie ontstaan: in plaats van de productie bewust te ontwikkelen, begon het plan de productie af te remmen. Een BBP-groei van 7-8% werd gehandhaafd tot de jaren ’80, maar hoe toepasselijk is deze indicator voor het socialisme? Was het nodig om koste wat het kost het bruto product na te jagen?

Zoals Antonov liet zien, begon de meting van de bruto omvang van het product zijn ontoereikendheid te onthullen in het eerste vijfjarenplan. Toen kon het echter genegeerd worden vanwege de objectieve onderontwikkeling van de productie. Maar dit geldt niet in de naoorlogse periode, toen we in principe de vernietigde productie herstelden en het moment aanbrak waarop het nodig was om deze planningsindicator volledig overboord te gooien. Waarom? Al is het alleen al omdat de indicator van het bruto product geen rekening houdt met de kwaliteit van de geproduceerde goederen. Er is een kwaliteitsnorm (bijvoorbeeld de Staatsstandaard3) die als ondergrens dient. Elk productieteam zou er de voorkeur aan geven –als het zichzelf niet in de weg wil zitten– om het plan te overtreffen in bruto productie ten koste van de kwaliteit. In de mijnbouwindustrie is er bijvoorbeeld een bepaald gehalte aan nuttige stoffen, bijvoorbeeld het percentage ijzer in ijzererts (laten we het minimumgehalte op 47% stellen). Als het gedolven erts beter blijkt, bijvoorbeeld met een ijzergehalte van 50%, dan zal het voor de arbeiders gunstig zijn om het te verdunnen en zo het plan met minder inspanning te overtreffen. Ze kregen immers een bonus voor het bruto product, niet voor de kwaliteit.

Maar het arbeidscollectief kan niets verweten worden, want die mag niet van het plan afwijken. Immers, daar ‘boven’ is alles al van tevoren voorzien. Falen om het plan te halen (of te overtreffen) betekent dat de hele productieketen, waarlangs hun producten gaan, wordt opgehouden. Als ze de indicatoren op het niveau van de hele unie willen herzien, kunnen ze dat natuurlijk pas over een half jaar, een jaar of twee jaar doen, terwijl de situatie veel sneller verandert.

Dit heeft natuurlijk een deprimerend effect op de werknemers en onderdrukt elk initiatief. De auteur van het boek geeft een treffend voorbeeld, toen hij op een van de bouwplaatsen in Moskou een dergelijk beeld waarnam: twee meisjes die een vrachtwagen met bakstenen uitlaadden, gooiden die bakstenen direct op de grond. Nadat hij daar tien minuten had gestaan, berekende hij dat ongeveer 30 procent van de bakstenen gebroken was, en die gingen dus verloren. Waren deze twee lieve meisjes dan misschien saboteurs? Nee, dat waren ze zeker niet! Ze moesten de auto gewoon binnen 20 minuten uitladen, anders hadden ze het niet gehaald. Dit is hoe de dienstregeling voor de vrachtauto gepland was, en als dit niet gehaald werd, dan werd de hele keten verstoord. In dat geval zou het vrachtwagendepot gezien worden als een achterblijver en zouden de chauffeurs hun bonussen mislopen.

Het blijkt dat de meisjes niet opzettelijk de schade toebrachten, maar er was geen andere uitweg. Ze waren hier zelfs boos over, omdat ze de absurditeit van dit alles inzagen: “jullie zeggen: het plan is belangrijk, dus hier krijgen jullie het!” De arbeid van de individuele arbeider kwam in tegenspraak met de belangen van de maatschappij, terwijl het bewustzijn van de massa in de goede richting werkte. “Het is moeilijk om te praten over het opvoeden van mensen in de geest van een communistische houding ten opzichte van arbeid,4 als we tegen ons geweten in moeten werken om aan de indicatoren van het plan te voldoen".5 De achteruitgang in de kwaliteit van producten komt dus niet door een gebrek aan geweten.

Het bruto product is een dood element van het plan. Als zelfs in de mijnbouw, waar, zo lijkt het, geen andere indicator dan het bruto product kan bestaan, deze vaak een rem blijkt te zijn, wat dan met de andere productiesectoren? De productie groeit, de verliezen nemen natuurlijk toe, en een indicator als het bruto product begint tegen zichzelf te werken. Dit is duidelijk zichtbaar als we niet naar individuele industrieën kijken, maar naar het hele nationale economische complex, waar de verslechtering van de kwaliteit uiteindelijk tot een afname van de kwantiteit leidt. Het bruto product kan principieel geen indicator van socialistische industrie zijn; het staat in tegenspraak met de essentie van socialisme en communisme.

Kostprijs

“De kostprijs,” schrijft Antonov, “is de zus van het bruto product”. Daar lijkt het inderdaad op, Hoe kunnen we spreken over het verhogen van de arbeidsproductiviteit zonder de kostprijs te verlagen? Waarde is gematerialiseerde arbeid. Het blijkt dat als we de verlaging van de productiekosten als indicator nemen waar elk bedrijf zich op zou moeten richten, de productiekosten uiteindelijk voor de nationale economie als geheel kunnen stijgen. Als algemene indicator voor de planning van de nationale economie kan de kostprijs niet gebruikt worden onder het socialisme. Waar het op neerkomt is dat socialisme een proces van vermaatschappelijking van de productie is, en elk voordeel kan alleen worden beoordeeld voor de hele nationale economie. De productiekosten van individuele bedrijven kunnen stijgen.

Antonov, die een vliegtuigontwerper was, geeft het volgende voorbeeld. Als een fabriek die onderdelen voor vliegtuigen produceert het metaalgehalte ervan met 10% verlaagt,6 zal hun kostprijs met 50% stijgen. Het gebruik van dergelijke producten in de vliegtuigbouw zal het mogelijk maken om vliegtuigen met betere technische eigenschappen te maken. Het gebruik van de vliegtuigen zal veel goedkoper zijn, en de extra kosten voor lichtere producten zullen zich al in het eerste jaar terugbetalen voor de staat. Het voordeel voor de nationale economie is enorm, maar de fabriek gaat er niet voor. Ze rapporteert aan het Staatsplanningscomité op basis van het bruto product, en door het aantal producten te verminderen en de productiekosten te doen stijgen, zal ze natuurlijk als een achterblijvende onderneming worden gezien. Het personeel krijgt geen bonussen, leidinggevenden worden op het matje geroepen, enz.

De indicatoren bruto product en kostprijs hebben schadelijke invloed op de verbetering van apparatuur. De introductie van nieuwe technologieën vereist immers universele inspanning, tijd en middelen. De kosten van innovaties zullen zich niet onmiddellijk terugbetalen. Natuurlijk zal het vroeg of laat alsnog nodig zijn om de technologie te verbeteren, als iets wat het arbeiderscollectief zelf niet wil, wanneer het bevel ‘van bovenaf’ komt. Maar, u zult het met me eens zijn, het is één ding als elke productie-eenheid zelf streeft naar ontwikkeling ten voordele van het hele nationale economische complex, en iets anders als het van bovenaf wordt opgelegd.

Rentabiliteit

Onder de schadelijke indicatoren schaarde Antonov ook rentabiliteit, die in het algemeen als indicator van economische doeltreffendheid alleen van toepassing is in een markteconomie. Als de maatschappelijke productie gefragmenteerd is, dat wil zeggen gebaseerd op privaat eigendom, dan zal elke individuele eigenaar ernaar streven om zijn productie te perfectioneren, zelfs als diens producten niet nodig zijn voor de maatschappij of zelfs schadelijk zijn. Rentabiliteit is in dit geval precies de indicator die nodig is. Als we de maatschappij als geheel nemen, dan speelt deze indicator voor een planeconomie precies de tegenovergestelde rol, want het socialisme moet de inherente anarchie van de productie in het kapitalisme uitsluiten. Als we het over rentabiliteit hebben, dan moet dat ‘rentabiliteit voor de maatschappij’ zijn, en niet eens alleen voor de volkseconomie,7 want de mens is de maat van alle dingen.

Zoals Oleg Konstantinovitsj opmerkte, konden indicatoren als bruto product, kostprijs en winstgevendheid de Sovjeteconomie vroeger niet schaden, omdat de industrie zich net aan het ontwikkelen was en beheerd kon worden door administratieve maatregelen, maar nu (in de naoorlogse periode – red.) is het dringend nodig om de aanpak te veranderen. Alle oude doeltreffendheidsindicatoren voor die de Sovjeteconomen van het kapitalisme geërfd hadden, werkten om de winst van een individuele onderneming of monopolie te maximaliseren. Hun verdere gebruik zou een rem worden op de ontwikkeling van het socialisme. Het maximum dat mogelijk is met het gebruik van dergelijke indicatoren is het krijgen van een economie van ‘districten’ en ‘gemeentelijke’ planning in plaats van een gecentraliseerde, goed gecoördineerde economie.

Wat moeten de socialistische indicatoren zijn?

Bij het beantwoorden van deze vraag is het gemakkelijker om van het tegenovergestelde uit te gaan. Socialistische indicatoren zouden niet kapitalistisch moeten zijn. Dit lijkt een voor de hand liggende waarheid, want het was de oriëntatie op kapitalistische indicatoren die de USSR deed instorten. Dit werd in de jaren ’60 voorspeld door Antonov en andere beroemde sovjetwetenschappers die tegen de markt waren, als het Gosplan niet zou overstappen op andere indicatoren. Hij benadrukte met name de onhoudbaarheid van indicatoren –bruto product, kostprijs en winstgevendheid– en stelde de zogenaamde Volkseconomische Indicatoren (VEI) voor. Hun belangrijkste principe is om rekening te houden met de belangen van de gehele volkseconomie, niet slechts met de afzonderlijke delen ervan.

In plaats van de bruto indicator stelde hij bijvoorbeeld een ‘nuttig bruto product’ voor, dat wil zeggen het bruto product berekend in verhouding tot de kwaliteit. Dat wil zeggen dat alleen het bruto product met de juiste kwaliteit meegerekend moet worden. Dit staat niet langer toe de productiehoeveelheid te verhogen ten koste van de kwaliteit. Bovendien stelde Antonov voor dat het in sommige gevallen verboden zou zijn om het jaarplan kwantitatief te verhogen, en dat het alleen kwalitatief mocht verbeteren. In een socialistische maatschappij is industrie immers nodig om aan redelijke menselijke behoeften te voldoen, niet aan indicatoren (die in feite winstindicatoren zijn).

De uitwerking van de VEI zou het werk moeten worden van de hele economische wetenschap, maar in dit boek van hem werden enkele elementen al met succes geschetst. De indicatoren mogen niet gesloten, eenzijdig, beperkt en onveranderlijk zijn. Aan de ene kant moeten ze zorgen voor maximale mobiliteit van de economische activiteit van elke specifieke eenheid van de volkseconomie, en aan de andere kant moeten ze een gecentraliseerde berekening van het plan op de schaal van het hele land vergemakkelijken. Verschillende industrieën meten hun productie op verschillende manieren: in meters, tonnen, stuks, roebels. Het is belangrijk dat de indicatoren niet zozeer kwantitatief als wel kwalitatief zijn. Antonov drong erop aan dat “de mate van tevredenheid van de consument als criterium voor de geschiktheid van de hoofdindicator voor de vervulling van het plan moet worden genomen”.8 De oriëntatie van indicatoren op kwaliteit vereist een overgang naar uniforme indicatoren. De taak om ze te definiëren zou niet alleen een zaak moeten zijn voor het Gosplan of zelfs voor de planningsafdelingen van bedrijven (die toch al ondergeschikt waren aan Gosplan), maar ook voor de directe uitvoerders – arbeiders en ingenieurs. In geen geval moeten zij in verlegenheid worden gebracht door het feit dat zij geen speciale economische opleiding hebben genoten (zoals de geschiedenis heeft aangetoond, waren het economen die bijdroegen aan de overgang van de economie van de USSR naar de markteconomie).

De rol van zelfbestuur in het industriële productiesysteem

In een planeconomie speelt de relatie tussen ‘beneden’ en ‘boven’ een bijzondere rol. Aangezien de ‘natuurlijke’, dat wil zeggen kapitalistische regulator, namelijk de markt, zijn betekenis verliest, begint veel af te hangen van de menselijke factor. De tendens van degenen aan de ‘top’ om de volledige macht naar zich toe te trekken is volledig natuurlijk, omdat dat voor hen rustiger is (met ‘macht’ doelt de auteur hier op de economische besluitvorming en verantwoordelijkheid – red.). De lokale organen daarentegen willen de dingen op hun eigen manier doen. De tegenstrijdigheid is duidelijk.9 Wat moeten we doen? Aan de ene kant, als je veel macht geeft naar ‘beneden’, zal er complete verwarring dreigen. Aan de andere kant, zal het natuurlijke verlangen van de ‘hogere’ om dezelfde regels voor iedereen vast te leggen, het plan inflexibel maken.

De snelle ontwikkeling van productiekrachten vereist een flexibel plan met de mogelijkheid tot snelle aanpassing. Een plan van een jaar zonder de mogelijkheid om het te veranderen is te lang. De economische situatie verandert veel sneller, dus het plan moet hiermee rekening houden. Hoe groter de volkseconomie is, hoe moeilijker het is om het plan om te vormen. Als het plan niet overeenkomt met de volkse, economische belangen, resulteert dit in een discrepantie tussen de behaalde en de geplande resultaten, waardoor het vertrouwen van de ‘bovensten’ in de ‘ondersten’ wordt ondermijnd. De ‘ondersten’ zien de nutteloosheid van wat ze doen en de onmogelijkheid om iets te veranderen, en stoppen ook met het vertrouwen in de ‘bovensten’. Niet alleen het beheersysteem stort in, maar ook het vertrouwen van de massa's in de mogelijkheid van een succesvolle opbouw van het communisme.

Waar is de uitweg? Het is duidelijk dat het ‘handmatige’ beheer van de economie door het Gosplan alleen niet veelbelovend is. Ten eerste, om de verwerking van productie-informatie te vereenvoudigen stelt Antonov voor om computers te gebruiken, verwijzend naar het werk van de Kievse academici A.I. Berg en V.M. Glushkov. Op het moment dat zijn boek geschreven werd, was de ontwikkeling van een nationaal geautomatiseerd systeem voor economisch beheer geheim en konden buitenstaanders de details niet kennen, maar het algemene idee van de noodzaak van een dergelijk systeem hing in de lucht. Voor een succesvolle implementatie van een dergelijk systeem was het noodzakelijk om de planningsindicatoren te veranderen.

De zelfstandigheid van ‘beneden’ moest worden vergroot (niet te verwarren met decentralisatie). De zelfstandigheid moet niet tot uiting komen in het isolement van de onderneming en haar onafhankelijkheid in de ‘socialistische markt’, maar in de besluitvorming. Het is noodzakelijk om de stroom van onnodige informatie die naar ‘boven’ gaat te verminderen, zodat deze ter plekke verwerkt kan worden en de juiste beslissing kan worden genomen. Socialisme is tenslotte de creativiteit van de massa's, en de eenheid van de macht mag niet worden gereduceerd tot beheer met behulp van slechts een groep mensen.

Om de productie effectief te beheren, is goede terugkoppeling nodig. Onder kapitalisme is dit de winst. Maar zulke terugkoppeling is zelfs voor het kapitalisme als geheel niet doeltreffend (we kunnen nu duidelijk zien waartoe deze ‘indicator’ heeft geleid), terwijl het onder het socialisme nodig was om van alle ‘economische’ terugkoppeling af te komen. Een vorm van terugkoppeling die in het boek wordt voorgesteld, is de stijging van het persoonlijk initiatief in overeenstemming met volkseconomische belangen. Dit is het meest direct en daarom het meest doeltreffend.

VEI voor de productie van consumptiegoederen en voor de dienstensector

Het boek wijdt een heel hoofdstuk aan dit probleem (de indicatoren in de productie van consumptiegoederen en diensten – red.). Oleg Konstantinovitsj vond het blijkbaar erg belangrijk. In tegenstelling tot de sfeer van de productie voor industrieel gebruik (productie van productiemiddelen), moeten de terugkoppelingen bij de productie van consumptiegoederen veel fijnmaziger en doordacht zijn.

Antonov merkte één belangrijk kenmerk op: met de ontwikkeling van de productiekrachten onder het socialisme neemt onvermijdelijk ook de vraag van de massa naar consumptiegoederen toe. Terwijl we het vroeger, in de eerste decennia van het socialisme, met weinig moesten doen (er was gewoon niet meer), en het revolutionaire bewustzijn van de massa's nog voldoende was voor de opbouw van het communisme, wordt op een bepaald niveau van ontwikkeling van de productiekrachten de juiste organisatie van de consumptie een zeer belangrijke taak van het socialisme. “De stijging van de levensstandaard en het welzijn van het Sovjetvolk heeft geleid tot een overgang van kwantiteit naar kwaliteit. (…) Het bestaande systeem van planning van de productie van waren voor consumptie is in tegenspraak gekomen met de ontwikkeling van de productiekrachten".10

De consumptiesfeer is het gebied waar de tekortkomingen van de productie het duidelijkst zichtbaar zijn en het scherpst worden waargenomen. Het is bekend dat kleinburgers,11 die de Sovjet-Unie vervloeken, nog steeds graag terugdenken aan de organisatorische tekortkomingen van deze sfeer. Maar zelfs voor de aanhangers van het socialisme is dit probleem niet gemakkelijk op te lossen. De door het consumentisme gecorrumpeerde massa's zijn niet in staat om het communisme op te bouwen, want de consumptiemaatschappij is het meest geschikt voor een wareneconomie, dat wil zeggen het kapitalisme. Aan de andere kant lost ascese12 van het volk het probleem ook niet op. ‘Radicalen’ kunnen bijvoorbeeld zeggen dat het noodzakelijk is om het consumentisme af te wijzen als een idee dat vreemd is aan het communisme. Maar uiteindelijk zijn het niet de radicalen die het communisme moeten opbouwen, maar de massa's, en het is niet voldoende om alleen op het revolutionaire bewustzijn van de massa's te vertrouwen.

Wat stelde Antonov voor? De terugkoppeling is of de consument het product wel of niet koopt, dat wil zeggen het gebruikelijke evenwicht van vraag en aanbod. “De koper is een oncontroleerbare grootheid in de handel, hij heeft altijd gelijk. (…) dit verschijnsel is nieuw voor ons handelsnetwerk en het bleek er niet op voorbereid".13 Hoe zorg je ervoor dat de koper koopt wat beschikbaar is? In het begin probeerden ze te handelen op basis van volharding, zonder echt te kijken naar de mening van de koper. Inderdaad, in de vooroorlogse periode en in het eerste decennium na de oorlog werd elk product, zodra het verscheen, zonder aarzeling afgenomen. Een dergelijke consumptie is kenmerkend voor de periode waarin de socialistische economie met handmatige methoden kon worden beheerd. Later werd het echter noodzakelijk om ofwel een beroep te doen op marktmethoden, ofwel op een andere manier de voorkeuren van de koper te achterhalen.

Antonov stelde hier vreemd genoeg marktmechanismen voor. In de USSR waren er vaak situaties waarin de schappen vol lagen met producten die niet gekocht werden, en bedrijven bleven ze produceren, wetende dat ze het magazijn aan het vullen waren. Het was voor iedereen duidelijk, maar door de grote schaal van de volkseconomie en de ontoereikende coördinatie van de verschillende delen ervan, was het nodig om de duidelijk vastgestelde indicatoren van het Gosplan te gebruiken, ongeacht de bijzonderheden van elke specifieke situatie. Maar in deze tak van de economie besloten economen om de een of andere reden dat de indicator voor doeltreffendheid de totale prijs van alle geproduceerde waren moest zijn. In het kapitalisme zou dit de opbrengst van de verkoop met winst zijn (op voorwaarde van succesvolle realisatie14). Maar in de USSR werden de waren geleverd aan de ‘warenontvanger’ van het handelsnetwerk, en naar ‘boven’ ging een papiertje dat de onderneming het plan had uitgevoerd (of overtroffen) door producten voor zoveel roebels te produceren. Wat er later met de waren gebeurt gaat haar niets aan; ze heeft aan haar verplichtingen voldaan. Het belang van zo'n bedrijf is om zoveel mogelijk bruto product in geld te geven. Het verbeteren van de kwaliteit van de productie met de introductie van nieuwe dure apparatuur was in tegenstelling tot haar belang.

‘Boven’ had niet altijd haast om de indicatoren te veranderen, aangezien daar veel werkers waren die geen onnodige problemen wilden. Maar zelfs de planners die zich bewust waren van de noodzaak van een nieuwe aanpak van de planning, konden of wilden door de inertie van het bureaucratische apparaat de methoden ervan niet reorganiseren. Bovendien was er geen volledig begrip van de schadelijke invloed van dergelijke indicatoren. Er waren niet veel mensen zoals Antonov, die marxistisch onderlegd waren en de situatie van binnenuit zagen. De discussies over indicatoren voor het verhogen van de arbeidsproductiviteit en het verbeteren van het beheer en de planning van de economie gingen door, maar er waren meer voorstanders van marktmethoden.

In de consumptiesfeer stelde Antonov voor dat bedrijven rechtstreeks geld van de klant zouden moeten ontvangen voor geproduceerde goederen. “Een onderneming die waren voor consumptie produceert, zou alleen moeten bestaan van de opbrengst van de verkoop van haar waren. Zij moet haar producten verhandelen via bedrijfswinkels, of via tussenpersonen als zij dat op dezelfde puur commerciële basis aannemen. Elk bevel moet op dit gebied worden uitgesloten, niet alleen omdat het schadelijk is voor het welzijn van het volk, maar ook omdat het in zijn essentie in strijd is met de fundamentele principes en doelstellingen van het socialisme en communisme."15

Ongetwijfeld was hij zich terdege bewust van de verderfelijkheid van marktmechanismen in een socialistische economie. Daarom benadrukte hij op alle mogelijke manieren dat de sfeer van marktmechanismen alleen aanwezig mocht zijn in de sfeer van de productie van consumptiegoederen en voor de sfeer van dienstverlening, terwijl de marktgezinde economen marktmechanismen introduceerden in het hele nationale economische complex. Een soortgelijk principe werd voorgesteld door de beroemde marxistische sovjetfilosoof E.V. Iljenkov: om een duidelijk onderscheid te maken tussen markt en niet-marktsferen.16 (Zolang waren- en geldverhoudingen blijven bestaan, lijkt dit de enige manier om ‘vol te houden’. Totdat de materiële basis van het communisme is gecreëerd, moeten we het doen met tekortkomingen).17

Het is niet bekend hoe lang Antonov zulke ‘puur commerciële’ methoden voorstelde, omdat hij een praktisch man was en antwoorden gaf op actuele kwesties, zich realiserend dat zulke maatregelen een stap terug waren. Dit alleen zou geen reden moeten zijn om hem van onbegrip te verdenken. Als dergelijke terugkoppeling de persoonlijke verantwoordelijkheid van de producent zou vergroten (of beter nog, als de kopers de producenten persoonlijk kenden), dan was het in deze specifieke historische situatie heel geschikt. Hij was niet bang voor dergelijke maatregelen omdat het subject van productie –het Sovjetvolk– op dat moment een zeer hoog bewustzijnsniveau had, en deze niet-economische categorie betekent veel voor de economie van het socialisme. Het is alleen wel nodig om de massa’s duidelijk te maken dat hier het socialisme is en hier de overblijfselen van het kapitalisme. De rest is een kwestie van strijd.

Vertrouwen in de massa's moet ook tot uiting komen in vertrouwen in hun smaak in de consumptie. Mode heeft onder het socialisme haar eigen kernmerken en verschilt van kapitalistische mode. Lang niet altijd zullen dure waren in de mode zijn. Het was vaak zo dat dure waren op de schappen bleven liggen, terwijl goedkope goederen opgekocht werden. Bovendien was het voor ondernemingen winstgevender om dure waren te produceren (de rapportage aan het Gosplan werd gedaan op basis van het bruto inkomen). De kunstraden bij bedrijven, die verantwoordelijk waren voor de esthetiek en ergonomie van producten, stonden vaak ver van de smaak van het volk. “De kunstraden stemmen bij handopsteking, de koper bij roebel – hier kan niets aan gedaan worden. (…) Wees niet bang, kameraden, voor de smaak van het volk. De overgrote meerderheid van de arbeiders heeft een gezonde, zelfs goede smaak. (…) Het is iets anders de smaak bij de mensen te cultiveren door de beste voorbeelden te creëren en te demonstreren. Het aanbod van mooie, comfortabele, rationele en dus moderne dingen en middelen, zal ook de vraag ernaar creëren."18

Over de motieven van de arbeid

Antonov onderscheidde drie groepen motieven voor het verhogen van de arbeidsproductiviteit:

  1. het groeiende bewustzijn van de Sovjetmens (dit is een interne behoefte van de nieuwe mens);
  2. discipline, verantwoordelijkheidsgevoel (dit is de invloed van de socialistische maatschappij op het individu); Oleg Konstantinovitsj geloofde dat deze groep motieven gedeeltelijk, maar niet altijd, verbonden is met materiële belangen;
  3. direct materieel belang.

De auteur geloofde dat de tweede en derde groep inherent afwijken van de belangen van de maatschappij. De derde groep is de gevaarlijkste. Met het gebruik van materiële belangen dreigt voor mensen echter niet alleen corruptie, maar het kan ook de productie zelf schaden. Desalniettemin kan het ook helpen. Daarom is het noodzakelijk om de reikwijdte en de grenzen van de toepasbaarheid ervan duidelijk te begrijpen. “Het systeem van materiële motieven werkt alleen via de berekening van de resultaten van arbeidsactiviteit met behulp van bepaalde indicatoren. Van wat deze indicatoren zijn, van hun structuur, hangt af of de materiële belangen al dan niet samenvallen met de hoge morele motivaties van de arbeiders”.19 Het is duidelijk, dat als iets ondoeltreffend is door onjuiste indicatoren van het Gosplan, de werknemer de gewoonte zal ontwikkelen om ‘gewoon maar’ te werken, alleen maar om betaald te krijgen. Dit zal resulteren in ‘slordig werk’ om aan het plan te voldoen en de bonus te ontvangen.

Maar de bonussen kunnen op zich een groot effect hebben. Antonov stelde voor om alleen bonussen uit te keren uit de echte extra middelen die in de volkseconomie worden gecreëerd door de arbeid van degenen die bonussen hebben ontvangen. In dit geval kan de bovengrens zelfs geschrapt worden, om persoonlijk initiatief niet te beperken. Misschien had Antonov in zijn specifieke historische context gelijk, want het echte voordeel voor de volkseconomie is vele malen groter dan de betaling van bonussen aan werkers. Als bonussen ons in staat stellen om grote groeipercentages van de materiële basis van het communisme te bereiken, dan kunnen materiële motieven op bepaalde gebieden ‘geen tijd hebben’ om een nadelig effect te hebben op het bewustzijn van de arbeiders, vooral als we er rekening mee houden dat het bewustzijn altijd achterloopt op de ontwikkeling van de productiekrachten. Het belangrijkste is om te bereiken dat alle motieven samenvallen. Dan zullen materiële motieven alleen maar gunstig zijn (voor het plan – red.).

Wat stelden de economen voor?

Antonov polemiseerde in dit boek met name J. Kronrod en I. Mozhaiski naar aanleiding van hun artikel ‘Wat is het belangrijkste?’. Het belangrijkste voor de kameraad-economen bleek te zijn om de materiële prikkels op elk vlak te verhogen, op basis van de bestaande indicatoren. Elke indicator, zo stelden zij, zou de volkseconomie dienen. Ze stelden een radicale verandering van het hele systeem van materiële prikkels voor, die zou dienen als “een beslissende voorwaarde voor het verhogen van de doeltreffendheid van elke afzonderlijke onderneming en van de hele socialistische productie”. Zo eenvoudig, in één klap, stelden de sovjeteconomen voor om complexe problemen op te lossen.

Wat Antonov het meest kwaad maakte, was dat er in de voorgestelde maatregelen met geen woord werd gerept over de kwaliteit van de producten, hun betrouwbaarheid, duurzaamheid, progressiviteit, enz. “En indien als gevolg van zo’n geforceerde stimulering met veel roebels in het begin misschien de winsten in de industrie als geheel zullen toenemen, zal er in de jaren erna een volledige ineenstorting volgen.”

“Bovenal moet ervoor gezorgd worden dat materiële prikkels de belangen van de volkseconomie dienen en niet tegenwerken. En dit is het belangrijkste! Waren 47 jaar aan socialistische opbouw, strijd en enorme offers het waard om te komen tot ‘veel roebels’?!”1

De stellingnames van Kronrod en Mozhaiski20 en hun aanhangers toonden aan hoe ver veel economen verwijderd waren van het begrijpen van de echte, zeer complexe problemen van de ontwikkeling van de socialistische industrie en de mechanismen voor het bereiken van de doelstellingen van de partij om de materiële basis van het communisme op te bouwen. Zoals Antonov ernstig grapte, probeerden professionele economen “ons de weg vooruit te wijzen, terwijl ze stappen achteruit zetten, met hun ogen gericht op het verleden,”2 terwijl de meest progressieve economische ideeën in die tijd voornamelijk werden geuit door niet-economen, zoals Antonov, Glusjkov, Iljenkov en Che Guevara.

Het is duidelijk dat het in dit geval veel belangrijker is om een revolutionair te zijn, d.w.z. om het marxisme goed te beheersen. In feite is een revolutionair in de eerste plaats een persoon die beschikt over de vooruitstrevende theorie, die overeenkomstig op elk gebied vooruitstrevende activiteit ontplooit en de bijbehorende ideeën aan de massa's overbrengt.

Het is geen toeval dat Antonov in de conclusie van het boek de woorden van Marx aanhaalt dat “de ideeën die de massa’s aangrijpen een materiële kracht worden”.21 Dit wordt gezegd in de zin dat de arbeidersklasse, voordat de arbeidsdeling22 kan worden overwonnen, geleid moet worden door een revolutionaire theorie – precies de theorie die leidt tot de opheffing van de arbeidsdeling. De ideeën voor verbetering van de planning kunnen en moeten een wapen van de arbeidersklasse worden. De allernieuwste methoden moeten bekend zijn, zodat zij deze zelf kunnen beoordelen, ze kunnen invoeren en het beheer kunnen controleren. Antonov hoopte dat de VEI breed de massa’s zou aangrijpen en een materiële kracht zou worden. Anders zullen noch propaganda, noch agitatie, noch bevelen helpen. “Wat kan educatief werk op bijeenkomsten en lezingen, literatuur, film en schilderkunst doen, als de Sovjetmens in zijn arbeidspraktijk soms door onhandige 'indicatoren' gedwongen wordt tot handelingen die tegen zijn geweten en begrip van algemeen nut ingaan?”5

Bron: Marxisme en actualiteit, 2011 nr. 1-2. Marxisme en actualiteit is het theoretisch blad van de Unie van Communisten van Oekraïne. Vertaling: redactie NCPN.

  1. Oleg K. Antonov, Voor iedereen en voor ons: over het verbeteren van de planningsindicatoren van de socialistische industriële productie (Moskou: Economie 1965) – Samarski.
    Voor meer informatie over deze historische context en de discussies die speelden, zie: Commissie Ideologie van het PB van de NCPN, ‘Iljenkov over de politieke economie van het socialisme’. Manifest, leesmanifest.nl/artikelen/iljenkov-over-de-politieke-economie-van-het-socialisme/red.
  2. Het gebruikte woord (эффективности) kan vertaald worden als doeltreffendheid ofwel effectiviteit (kunnen we hiermee het doel behalen?), maar ook als doelmatigheid ofwel efficiëntie (behalen we het doel met zo min mogelijk gebruik van middelen en inspanning?). In de tekst zien we dat vaak op beide betekenissen wordt gedoeld, soms met meer nadruk op doeltreffendheid en soms meer nadruk op doelmatigheid. Gekozen is om dit te vertalen als doeltreffendheid, omdat dit aspect inhoudelijk zwaarder weegt en omdat het in Russisch gebruikte woord etymologisch dichter verbonden is aan ‘effectiviteit’.
  3. In de oorspronkelijke tekst staat ГОСТ (GOST), afkorting voor de Staatsstandaard. De GOST werden vastgesteld door een standaardiseringscomité, dat zich bezighield met de meting en inspectie van producten, in het bijzonder van productiemiddelen die bestemd waren voor de industrie en landbouw – red.
  4. Commissie Bedrijven van Vakbondswerk van het PB van de NCPN, De ontwikkeling van de werkende mens onder het socialisme: het voorbeeld van de Stachanov-beweging in de USSR, 3 december 2024. leesmanifest.nl/manifest-edities/manifest-10-2024/red.
  5. Oleg K. Antonov, Voor iedereen en voor ons: over het verbeteren van de planningsindicatoren van de socialistische industriële productie (Moskou: Economie 1965), p. 75 – Samarski.
  6. Om lichtere onderdelen te produceren, en dus uiteindelijk vliegtuigen die minder zwaar zijn.
  7. Met ‘volkseconomie’ wordt hier waarschijnlijk bedoeld de sectoren die geïntegreerd waren in de centrale planning en waarin in meer of mindere mate de socialistische verhoudingen bestonden – red.
  8. Oleg K. Antonov, Voor iedereen en voor ons: over het verbeteren van de planningsindicatoren van de socialistische industriële productie (Moskou: Economie 1965), p. 175 – Samarski.
  9. Met macht doelt de auteur hier op de economische besluitvorming en verantwoordelijkheid. De vraag is dus waar die gelegd moet worden – red.
  10. Oleg K. Antonov, Voor iedereen en voor ons: over het verbeteren van de planningsindicatoren van de socialistische industriële productie (Moskou: Economie 1965), p. 231 – Samarski.
  11. Hier wordt niet zozeer gerefereerd naar een klasse, als naar mensen met een kleinburgerlijke, bekrompen visie op de werkelijkheid – red.
  12. Strenge levenswijze van monniken, die zich onthouding van genot – red.
  13. Oleg K. Antonov, Voor iedereen en voor ons: over het verbeteren van de planningsindicatoren van de socialistische industriële productie (Moskou: Economie 1965), p. 234 – Samarski.
  14. Met realisatie wordt in de politieke economie bedoeld het omzetten van waarde (die bijvoorbeeld nog de vorm heeft van een waar) in geld – red.
  15. Oleg K. Antonov, Voor iedereen en voor ons: over het verbeteren van de planningsindicatoren van de socialistische industriële productie (Moskou: Economie 1965), p. 240 – Samarski.
  16. Commissie Ideologie van het PB van de NCPN, ‘Iljenkov over de politieke economie van het socialisme’. Manifest, leesmanifest.nl/artikelen/iljenkov-over-de-politieke-economie-van-het-socialisme/red.
  17. Hier komt naar onze mening de inconsistentie van beide wetenschappers tot uiting in hun benadering van het probleem van het overwinnen van de warenproductie in de socialistische economie. De ontwikkeling van verschillende onderverdelingen of takken van productie “langs twee parallelle sporen”, die fundamenteel verschillen in hun sociaaleconomische inhoud, zal niet leiden tot de versterking van de communistische principes in de economie, maar tot verwarring en behoud van warenproductie. We denken dat dit een onderwerp is voor een aparte discussie, waarvoor ons tijdschrift graag zijn pagina's ter beschikking stelt – hoofdredacteur Marxisme en actualiteit.
  18. Oleg K. Antonov, Voor iedereen en voor ons: over het verbeteren van de planningsindicatoren van de socialistische industriële productie (Moskou: Economie 1965), p. 234 – Samarski.
  19. Oleg K. Antonov, Voor iedereen en voor ons: over het verbeteren van de planningsindicatoren van de socialistische industriële productie (Moskou: Economie 1965), p. 124 – Samarski.
  20. Kronrod en Mozhaiski waren voorstanders van markthervormingen in de socialistische economie. In het bijzonder Jakov Abramovitsj Kronrod (1912-1984) was in de jaren ’60 een boegbeeld van deze tendens. Zie ook: Commissie Ideologie van het PB van de NCPN, ‘Iljenkov over de politieke economie van het socialisme’. Manifest, leesmanifest.nl/artikelen/iljenkov-over-de-politieke-economie-van-het-socialisme/red.
  21. Antonov parafraseerde uit Kritiek op Hegels rechtsfilosofie (1843), waarin Marx schreef: “Het wapen van de kritiek kan in ieder geval de kritiek van de wapens niet vervangen, de materiële macht moet door materiële macht ten val gebracht worden maar ook de theorie wordt een materiële macht zodra zij de massa’s aangrijpt.”
  22. Het ontstaan van de klassenmaatschappij ging gepaard met een reeks maatschappelijke arbeidsdeling, zoals de verdeling tussen geestelijke en lichamelijke arbeid, tussen bestuurlijke en uitvoerende arbeid etc. – red.

Wil je een abonnement op Manifest?

Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland

Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.

Abonneer Nu!