Skip navigation
Kunst & Cultuur

Drie verboden kunstenaars

Drie communisten

Dit artikel verscheen in de editie van Manifest van dinsdag 5 maart 2024

Foto: publiek domein

In de eerste uitgave van Manifest van dit jaar werd stilgestaan bij de expositie ‘Kunst in het derde rijk’ dat het Museum Arnhem organiseert. De expositie geeft ruimte aan kunstenaars die werkten en zelfs gedijden ten tijde van nazi-Duitsland, de zogenaamde ‘geaarde kunsten’. In dit artikel wordt, al zij het zeer beknopt, aandacht geschonken aan drie ‘entartete’ (ontaarde) kunstenaars, wiens kunst door de nazi’s werd afgekeurd. De werken van deze drie werden als gevaarlijk en fout gezien. Misschien wel een terechte angst, want ook de nazi’s konden de makers niet scheiden van hun creaties. Deze drie kunstenaars waren, zoals zovelen in die tijd, geraakt door het Marxisme en sloten zich om die reden aan bij de communisten. In de strijd naar socialisme vonden ze de ruimte om zich op hun manier te verzetten tegen burgerlijke tendensen in de moderne kunst, tegen vercommercialisering en tegen fascisme.

Tristan Tzara

De Roemeen Tzara was een man van vele talenten. Als dichter, toneelschrijver, journalist en performancekunstenaar maakte hij zich geliefd bij de avant-garde stromingen in het begin van de 20e eeuw. Zijn werk is vandaag de dag niet zo bekend meer bij de meeste mensen, maar wordt vooral herinnerd als grondlegger van Dada, of het dadaïsme. Deze kunststroming verzette zich tegen de schijnheilige beeldvorming van de verschrikkingen die de eerste wereldoorlog met zich meebrachten, waar de burgerij hypocriet de verschrikkingen afkeurde, en toch de oorlog bleef steunen. (De vergelijking met de huidige genocide in Palestina is snel gemaakt.) Tzara keek met bewondering naar de proletarische revolutie van 1917 in Rusland en sloot zich enkele jaren later aan bij de communisten. Tijdens de antifascistische oorlog tegen Franco besloot hij naar Spanje te gaan om zich aan te sluiten bij de rode colonnes. Hij woonde in Parijs toen de nazi’s binnenvielen, maar vluchtte niet. Hij ging bij het verzet en bleef strijden tegen het fascisme tot zijn dood ver na de oorlog.

Erwin Schulhoff

Deze Tsjechische pianist en componist was, zoals ze dat noemen, een wonderkind. Op zeer jonge leeftijd was het al duidelijk dat Schulhoff een groot talent had voor muziek. Zo groot zelfs, dat de componist Antonin Dvorák hem al op tienjarige leeftijd een plek op het conservatorium aanbood. Niet alleen om zijn technische kant was Schullhoff bijzonder, ook had hij een voorliefde voor alles wat nieuw was. Tijdens de Eerste Wereldoorlog moest hij vechten in het Oostenrijkse leger, waar hij gewond raakte. Hij veroordeelde de vernietigende oorlog. Na de oorlog ging hij in Duitsland werken, waar hij beïnvloed werd door het dadaïsme, dat ook zijn ogen voor het Marxisme opende. De opbouw van het socialisme in de jaren dertig door de Sovjets, maande hem tot het schrijven van het muziekstuk ‘Das Kommunistische Manifest’. Schullhoff kon niet langer in Duitsland werken doordat de nazi’s mensen als hij begonnen te vervolgen. Eenmaal terug in Tsjechië kon hij niet lang veilig leven en probeerde hij Sovjetburger te worden. Dat lukte, maar er naartoe te vluchten kon niet meer. In 1941 werd hij door de nazi’s opgepakt. Niet omdat hij Joods was, maar als Sovjetburger en gevaarlijk kunstenaar. Hij overleed in het concentratiekamp als ontaard musicus.

Otto Griebel

Deze Duitse schilder was geen onbekende voor nazi’s toen ze de macht in Duitsland grepen in 1933. Griebel had toen al een lange staat van dienst voor de communistische beweging van proletarische-revolutionaire schilderkunst en als lid van de KPD. Zijn werk is vandaag de dag nog bekend bij velen vanwege zijn vele reacties op de uitbuiting van arbeiders in de fabrieken en de troosteloze buurten waar zij moesten wonen. Zijn schilderijen van sterke lichamen met vermoeide uitdrukkingen op de gezichten van hardwerkende arbeiders laten niemand na de eerste kennismaking met het werk van Griebel meer los. Maar niet alleen de oorlog en de armoede zijn vertegenwoordigd: juist ook het gewone leven van de werkende mens krijgt aandacht in zijn werk. Want de arbeider mag er zijn, en is in essentie een baken van kracht dat niet door de kapitalist in toom gehouden kan en mag worden. Het is daarom niet moeilijk te begrijpen waarom de nazi’s Griebel als een van de eersten op de lijst van ‘entartete’ kunst zetten. Zijn werk was een gevaar voor ieder die de arbeider onder de duim wilde krijgen. Ondanks zijn bekendheid en vervolging door de gestapo wist Griebel de oorlog te overleven. Hij overleefde de imperialistische loopgraven, overleefde het fascisme en bleef voortvarend door schilderen in het door hem zo geliefde nieuwe socialistische Oost-Duitsland van de DDR.

Deze drie makers van de verbeelding streden met hun werk. Soms te wapen, en soms alleen maar door te zijn wie ze waren. Ieder met hun eigen discipline, maar effectief genoeg om de fascisten genoeg angst in te boezemen dat zij als gevaarlijk, als ontaard, werden afgedaan. Laten we ze daarom, samen met hun vele soortgenoten, met bewondering en zorgvuldigheid blijven bekijken en beluisteren.

Wil je een abonnement op Manifest?

Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland

Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.

Abonneer Nu!