Skip navigation
Fascisme

Het fascisme – honderd jaar later

Dit artikel verscheen in de editie van Manifest van woensdag 6 juli 2022

Placeholder
NCPN

In 2022 is het honderd jaar geleden dat het fascisme voor het eerst aan de macht kwam.1 Eind oktober 2022 werd Benito Mussolini, leider van de Nationale Fascistische Partij, door koning Victor Emanuel III tot premier benoemd. Hiermee droeg de koning de macht feitelijk over aan de fascisten.

Het Italiaanse fascisme begon als een veelkleurige nationalistische beweging die niet uitgesproken links of rechts was. De beweging was alleen verenigd in haar steun voor deelname van Italië aan de Eerste Wereldoorlog.

In de nasleep van de oorlog kreeg de fascistische beweging pas echt vorm, als reactie op de opkomst van revolutionair links. Industriearbeiders bezetten fabrieken, landarbeiders kwamen in opstand tegen grootgrondbezitters en revolutionaire socialisten streden om het leiderschap van de arbeidersbeweging. Daarom sloten Italiaanse kapitalisten en grootgrondbezitters een deal met de fascisten die zouden dienen als paramilitaire knokploeg – squadristi – tegen revolutionair links. De recente bolsjewistische revolutie, een politieke omwenteling van historische proporties, was een nachtmerriescenario voor de Italiaanse elites.

Zonder de combinatie van een succesvolle socialistische revolutie in een groot land, een militante arbeidersklasse die door dit voorbeeld werd geïnspireerd en een heersende klasse die koste wat het kost een bolsjewistische revolutie wilde voorkomen, zou het Italiaanse fascisme een marginale politieke sekte gebleven zijn. Als de stabiele liberale orde na de oorlog eenmaal hersteld was, zou ze vanzelf verdwijnen.

Ongetwijfeld dachten de rijken en machtigen van Italië dat ze de fascisten voor hun eigen doeleinden konden gebruiken. Ze waren bereid om de politieke macht aan de fascisten over te dragen, en hen in staat te stellen om de staat te hervormen als beloning voor het uit de weg ruimen van de revolutionaire dreiging.

De wanhopige angst voor een herschikking van de eigendomsverhoudingen en voor de vernietiging van de klassendominantie zorgde er in 1922 voor dat het fascisme zich kon ontwikkelen van een beweging naar een politieke partij en vervolgens tot de heersende orde. Deze nieuwe, historische fusie van het kapitaal met een uniek modern absolutisme, nationalisme en populisme definieerde het Italiaanse fascisme na 1922.

Natuurlijk waren er voorafgaand aan de opkomst van het fascisme ook al ultrarechtse en ultranationalistische bewegingen. In Frankrijk bijvoorbeeld streefden de elites na de nederlaag in de Frans-Pruisische oorlog en de val van de Parijse Commune naar een herstel van Frankrijks ‘glorie’. Deze uitbarsting van nationalisme nam vele vormen aan: revanchisme (wraak op Duitsland), antisemitisme (het verlies van de ‘glorie’ was de schuld van de joden), bonapartisme (de roep om een sterke leider en monarchisme (het herstel van de monarchie).

De beweging om een ingebeeld glorieus Frankrijk te herstellen, verenigde zich rond een militaire leider genaamd Georges Ernest Boulanger. Hij stond bekend om zijn niet-aflatende bereidheid om oorlog met Duitsland te voeren en zo een paar rekeningen te vereffenen. Het zogenaamde boulangisme bloeide een paar jaar en had populistische elementen aan zijn nationalistische programma toegevoegd. Hierdoor werden ook voormalige linkse politici erdoor aangetrokken.

Oppervlakkig gezien lijkt het boulangisme op de latere fascistische bewegingen, en een aantal historici van de bourgeoisie beschouwen het ook als zodanig. Maar het miste de twee essentiële dingen die kenmerkend zijn voor het fascisme en zijn tijdperk. Ten eerste was er geen onmiddellijke antikapitalistische revolutionaire dreiging voor de heersende orde die een reactie van de heersende klasse vereiste. En ten tweede zag de heersende klasse geen existentieel gevaar dat groot genoeg was om het republicanisme (de burgerlijke democratie) omver te werpen.

In januari 1889 deed Boulangers kans om de macht te grijpen zich voor, maar zijn aarzeling en de tegenstand van het grootste deel van de heersende klasse verhinderden een staatsgreep.

Het is interessant om te constateren dat het boulangisme alleen maar een voetnoot bij de geschiedenis van de negentiende eeuw is gebleven. De bolsjewistische revolutie en de opkomst van revolutionaire communistische en arbeiderspartijen zorgden ervoor dat een extremistische beweging als de Nationaal-Fascistische Partij omarmd werd door de Italiaanse heersende klasse, terwijl het Boulangisme in de vergetelheid geraakt is. De reactie wordt pas fascisme wanneer revolutionair socialisme een existentiële bedreiging gaat vormen voor het kapitalisme.

De opkomst van het nazisme onderstreept deze dynamiek van wat we in zijn algemeenheid ‘fascisme’ zijn gaan noemen volledig. Na de Eerste Wereldoorlog ontstonden er in Duitsland enorm veel ultranationalistische en revanchistische sekten, onder leiding van oorlogsveteranen. Dat de nazibeweging zo succesvol was in de onderlinge concurrentiestrijd kwam doordat ze meer brutaliteit aan de dag legde en door een belangrijk element dat in haar naam was vastgelegd: het nationaal-‘socialisme’.

Net zoals in Italië zette de opkomst van het communisme een aantal kapitalisten, waaronder een groep vooraanstaande industriëlen, ertoe aan om de activiteiten van de nazi’s te ondersteunen. Hiermee wilden zij zich beschermen tegen de ontwaakte arbeidersklasse en een mogelijke revolutie. Totdat Duitsland getroffen werd door de Grote Depressie, hadden de machthebbers de nazipartij met succes onderdrukt. Na een poging om Mussolini’s Mars op Rome te kopiëren werd de partij verboden en belandde Hitler in de gevangenis. Bij de landelijke verkiezingen van 1928 kreeg de partij minder dan 3% van de stemmen.

Maar de economische neergang zette de Duitse bourgeoisiepartijen onder druk. Ze hadden geen antwoord hadden op de economische ineenstorting, de daaruit voortvloeiende werkloosheid, op de arbeidersstrijd en op de communistische partij die in omvang en invloed alleen maar groeide.

De nazipartij, die steeds meer steun kreeg van een wanhopige heersende klasse en van de kleine bourgeoisie die maatschappelijk aan het afglijden was, werd gezien als een bolwerk tegen de revolutie. Toen de wanhoop toenam, steunden de bourgeoisiepartijen Erich von Hindenburg, een oude ultranationalistische voormalige generaal die Hitler goedgezind was. Hij werd tot president van de republiek verkozen.

Het was alleen maar een kwestie van tijd voordat Hindenburg (geen voorstander van het politieke systeem in de Weimarrepubliek) het kanselierschap zou aanbieden aan Hitler, naar het voorbeeld van de Italiaanse koning.

Deze twee Europese voorbeelden van de opkomst van ultranationalistische ‘redders’ van de bourgeoisieheerschappij vormen het sjabloon van het klassieke fascisme. Tussen de twee wereldoorlogen leidden andere reacties op de opkomst van revolutionair links tot andere extreemrechtse regimes die de heersende elites verdedigden tegen de opkomende arbeidersbeweging. Dergelijke rechtse bewegingen werden geleid door Napoleonachtige types als Mannerheim, Pilsudski, Horthy, Salazar en Franco. Zij volgden niet precies dezelfde weg naar de macht, en hun heerschappij kwam niet exact overeen met het klassieke fascisme, maar wat zij ermee gemeen hadden was dat zij de heerschappij van de bourgeoisie verdedigden tegen revolutionair links. Om verzekerd te zijn van hun succes maakten ze korte metten met de bourgeoisiedemocratie.

De keuze om het francoïsme (Spanje, 1939-1975) of het pinochetisme (Chili, 1973-1990) ‘fascistisch’ of ‘quasi-fascistisch’ te noemen is haarkloverij. De gemene deler met het klassieke fascisme is de vernietiging van de bourgeoisiedemocratie als reactie op een echte of vermeende bedreiging voor de kapitalistische orde.

Het fascisme nu

Sinds de ondergang van de Sovjet-Unie en het verval of de ontbinding van de grote communistische partijen in de meeste landen, hebben de heersende klassen niet meer gestreefd naar de omverwerping van de burgerlijke democratie om een existentiële dreiging van links af te wenden. Toch hebben vele commentatoren van links tot rechts het etiket ‘fascistisch’ op verschillende politieke figuren of bewegingen geplakt. Vaak worden de termen ‘fascist’ of ‘fascisme’ alleen maar gebruikt om een tegenstander te demoniseren.

Op een subtielere manier wordt ‘fascisme’ wel omschreven als een rechtse, nationalistische en/of racistische beweging waarvan ‘een aantal’ kenmerken lijken op ‘een aantal’ kenmerken van de fascistische bewegingen in de twintigste eeuw. Deze benadering is vooral in zwang bij academici, progressieven, centrumlinkse politici of anderen die weigeren om te erkennen dat de antibolsjewistische en anticommunistische ideologie de kern vormde van het klassieke fascistisch. Ook gaan zij voorbij aan de manier waarop het fascisme ondersteund werd door de bourgeoisie.

Meestal stellen theoretici – aan universiteiten en elders – een checklist samen met kenmerken die zijn gedistilleerd uit een oppervlakkig onderzoek van het nazisme, dat hierbij uit zijn historische context wordt gerukt. Chauvinisme, politiek geweld, conservatieve sociale waarden, de persoonsverheerlijking enz. zijn stuk voor stuk kenmerken van het historische fascisme. Maar deze kenmerken waren, afzonderlijk of samen, niet afwezig in of onverenigbaar met de voorafgaande Weimarrepubliek of eerdere historische tijdperken die de opkomst van ultranationalistische bewegingen lieten zien. De angst voor een revolutie en een volgzame bourgeoisie waren dé elementen waardoor het fascisme aan de macht gebracht werd.

Natuurlijk is het van belang om nostalgie naar het historische fascisme als uitermate gevaarlijk te beschouwen. Een nostalgie zoals die wordt uitgedragen door de Amerikaanse nazipartij, de National Socialist White Peoples Party en de vele andere Amerikaanse ‘nazi’-organisaties die gaandeweg ontstaan zijn. Ook de huidige cultus in Oekraïne rond de 20e-eeuwse fascist Stepan Bandera is extreem gevaarlijk.

Ook al is er veel tijd verstreken waarin de Oekraïense bevolking afstand heeft kunnen nemen van de smerige geschiedenis van de samenwerking van Oekraïense Nationalisten en de nazi’s, het steunen van ultranationalistische groepen door opportunistische politici en westerse interventionisten is niet alleen gevaarlijk, maar ook misdadig. In de hel zullen ze dezelfde plaats innemen die gereserveerd is voor de VS-, NAVO- en Israëlische imperialisten die de fanatieke ultraconservatieve jihadisten op de wereld hebben losgelaten.

Een verkeerd begrip van het fascisme, zijn oorsprong en zijn logica kan slecht uitpakken voor links. De linkse beweging in het Westen heeft lessen getrokken – zowel goede als slechte – uit het verenigde antifascistisch volksfront dat halverwege de jaren dertig door de Communistische Internationale werd opgericht.

De communisten van toen begrepen de aard van het fascisme. Ze brachten het in verband met de kwetsbaarheid van het kapitalisme en kenden het doel ervan, namelijk ‘het begraven van het marxisme en de revolutionaire beweging van de arbeidersklasse’. Onder leiding van de ervaren antifascist Georgi Dimitrov besloten de communisten om hun meningsverschillen met andere – vooral sociaaldemocratische – arbeidersorganisaties opzij te zetten, om de dreiging van het fascisme en het groeiend gevaar van een wereldoorlog te bestrijden. Deze strategie werd verder uitgebreid. Er werd gepleit voor eenheid met elementen die de arbeidersklasse niet vertegenwoordigden, maar wél tegen het fascisme waren:

“Wanneer de versnipperde proletarische detachementen op initiatief van de communisten de handen ineen slaan voor de strijd tegen de gemeenschappelijke vijand, wanneer de arbeidersklasse, marcherend als een eenheid begint samen te werken met de boeren, met de lagere middenklasse en alle democratische elementen, met het programma van het Volksfront als uitgangspunt, dan wordt het offensief van de fascistische bourgeoisie geconfronteerd met een onoverkomelijke barrière” (G. Dimitrov, Again Fascism and War, p. 103).

Volgens dit fragment uit Dimitrovs essay ‘Volksfront’ kan een volksfront inderdaad zeer breed zijn. Maar er blijkt ook uit dat het defensief en strategisch is, bedoeld om de fascistische dreiging af te wenden. In andere passages echter geeft Dimitrov ook te kennen dat de tactiek van het Volksfront tegelijkertijd een overgangsproces kan inhouden, dat leidt tot de omverwerping van het kapitalisme, en een manier om het communisme meer ingang te doen vinden bij de massa’s.

Deze dubbelzinnigheid hield na de Tweede Wereldoorlog aan, waardoor veel communistische en arbeiderspartijen het volksfrontisme als ‘strategische’ benadering of als ‘fase’ in de overgang naar het socialisme gingen gebruiken. Dit kon de vorm aannemen van een antimonopoliefront, een antimonopoliepartij of een brede arbeiderspartij. Ook was er sprake van ‘historische compromissen’ of ‘gemeenschappelijke programma’s’ met bourgeoisiepartijen, waardoor de Italiaanse Communistische Partij zichzelf vernietigde en de Franse nu vrijwel uitgerangeerd is. Het volksfrontisme werd hoe dan ook een algemeen aanvaarde strategie, vooral bij links in het Westen. De discussie over deze strategie binnen de communistische beweging duurt voort tot op de dag van vandaag.

Maar de toepassing van de strategie van een verenigd front ‘tegen het fascisme’ is sinds de neergang van de sociaaldemocratie en de opkomst van een nieuwe, fundamentalistische rechtse stroming in de jaren ’70 zeer problematisch geworden. Reagan en Thatcher belichaamden in de VS en het Verenigd Koninkrijk de ruk naar rechts, met ultranationalisme, chauvinisme, ordinair individualisme, dereguleringen en privatiseringen.

De socialistische landen hadden intussen veel vooruitgang geboekt. De oorlog in Indochina was gewonnen, de populariteit van het socialisme in de ontwikkelingslanden groeide en er had zelfs een revolutie in het Westen (in Portugal) plaatsgevonden. Vandaar dat velen in de ruk naar rechts een ‘zweem van fascisme’ herkenden, een rechtse reactie op de groeiende dreiging van links.

Na de val van de Sovjet-Unie – hét socialistische bolwerk – en de daarmee gepaard gaande wanorde binnen de communistische partijen, versnelde deze ruk naar rechts zich. De bourgeoisiepartijen in het Westen kwamen weer op één lijn te staan. De New Democrats, New Labour en de New Social Democrats sloegen eveneens rechtsaf. Ze waaiden met de rechtse wind mee in plaats van ertegenin te varen.

De linkse beweging legde zich niet toe op het herstellen van een krachtige beweging rond de belangen van de werkende klasse. Ze nam geen afstand van de ruk naar rechts en liet achterwege om de leegte te vullen die was achtergelaten door de capitulatie van traditioneel centrum-links. In plaats daarvan schilderden veel linkse politici rechts af als fascistisch. Samen met de burgerlijke partijen moesten de meest extreme rechtse elementen verslagen worden. Het leek erop dat ze op deze manier wilden rechtvaardigen dat ze het socialistische project terzijde schoven. Het historische linkse project om het kapitalisme te verslaan en te vervangen door een volkseconomie moest worden opgeschort totdat rechts (fascistisch rechts!) dood en begraven was. Dit alles werd verkocht als een herhaling van het Verenigd Front tegen het Fascisme uit de jaren ’30.

Met de opkomst van rechts-populistische partijen en verdorven types als Orban, Trump en Johnson bereikte de ‘strijd tegen het fascisme’ zijn hoogtepunt. Een groot deel van de 21e-eeuwse gereorganiseerde linkse beweging omarmde electorale allianties met burgerlijke instanties en politieke partijen tegen het rechts-populisme, onder het mom ‘samen tegen rechts’. Wat deze strategie vooral heeft bewerkstelligd is dat centrumrechtse politici zonder kraak of smaak hun positie in een tijdperk van politieke crises, groeiende volkswoede en vervreemding konden consolideren.

Deze analyse en strategie zijn in veel opzichten verkeerd.

Het belangrijkste is dat ze een verkeerde voorstelling geven van het fascisme, waarbij de ideologie wordt losgerukt van haar historische wortels, die gegrondvest is in een wanhopige strijd op leven en dood met revolutionair links. De huidige linkse beweging vormt allesbehalve een uitdaging voor het kapitalistische systeem, en dat zal ze blijven zolang ze zich blijft concentreren op de hersenschim van een op handen zijnde fascistische dreiging.

Ten tweede: de huidige bourgeoisiedemocratie is zodanig corrupt en ondemocratisch dat ze een goed geoliede machine is geworden voor de dictaten van de veilig weggekropen heersende klasse. Daarmee vormt ze nog steeds een gigantisch obstakel voor elke revolutionaire volksopstand. Dat wil niet zeggen dat álle bourgeoisiepartijen die bij het electorale spelletje zijn betrokken ‘meespelen’ in dit systeem dat alleen maar draait om het behoud van de macht, zonder rekening te houden met de procedurele ‘regels’ van de burgerlijk-democratische instellingen. Het wil wél zeggen dat het niet eens nodig is om de bourgeoisiedemocratie af te schaffen om een daadwerkelijke verandering van onze corrupte politiek te verhinderen.

Op de derde plaats heeft populistisch rechts geen serieuze pogingen ondernomen om het soort ideologische ‘squadrista’ op te zetten, zoals typerend is voor het historische fascisme. Zoals Diana Johnstone onlangs schreef in reactie op de Franse rechtse populist Marine Le Pen, die gezegd had dat ze de macht zou overnemen en nooit meer opgeven:

“En hoe zou ze dat willen doen? Haar partij is niet heel sterk en baseert haar macht volledig op de verkiezingsuitslagen. Er is geen georganiseerde militie die geweld gebruikt voor politieke doeleinden (zoals in het geval van de echte, historische fascisten). En er zijn tal van tegenmachten in Frankrijk, waaronder politieke partijen, vijandige media, grotendeels linkse rechtelijke instanties, het leger (gekoppeld aan de NAVO), en daarnaast hebben de zakenwereld, het bankwezen, de entertainmentindustrie enz. enz. Le Pen nooit gesteund.”

Niemand kan de ongeorganiseerde en onbeholpen meute die op 6 januari 2021 een onwelkom bezoek bracht aan het Capitool serieus vergelijken met de georganiseerde en gedisciplineerde 30.000 zwarthemden die honderd jaar geleden naar Rome optrokken.

De overdreven ‘fascistische dreiging’ weerspiegelt een gebrek aan vertrouwen in het idee dat de bevolkingen in de ontwikkelde, kapitalistische landen daadwerkelijke en revolutionaire veranderingen kunnen omarmen, dat antikapitalistisch links kan strijden om de loyaliteit en stemmen van de werkende klasse, en deze tot actie kan aanzetten. In plaats van een kloeke beweging voor het socialisme op te bouwen, geeft de schuchtere en wanhopige linkse beweging de voorkeur aan een onbeantwoorde liefde voor de centrumkrachten in een Don-Quichotachtig gevecht met een vage en verre vijand.

Hiermee wil ik de schade die de onophoudelijke opmars naar rechts van de bourgeosiepartijen in de westerse landen al tientallen jaren berokkend heeft aan de werkende klasse niet bagatelliseren. Maar deze ruk naar rechts moet met lef en ambitie op het slagveld van ideeën bestreden worden, met ideeën voor meer dan alleen een achterhoedegevecht. Ze moeten de belangen van de werkende klasse bevorderen, een visie bieden die verder gaat dan berusten in het idee dat het opknappen van een failliet kapitalistisch systeem het enige alternatief is.

Als we de werkende klasse voor een dergelijke visie kunnen winnen, dan zal er ongetwijfeld een dag komen waarop we de lelijke tronie van het fascisme weer tegenkomen.


  1. Voor een onderhoudend, maar opmerkelijk verfijnd verhaal over de opkomst van het fascisme en zijn logica, is er niets beters dan Bernardo Bertolluci’s film ‘1900’. Dit vijf uur durend epos laat de klassendynamiek zien vanaf het ontstaan van het Italiaanse fascisme tot aan de nederlaag ervan in 1944. Het dwaze historische compromis dat de film weergeeft – ongetwijfeld naar aanleiding van het programma van de Italiaanse Communistische Partij uit 1976 – zij hem vergeven.

Bron: ZZ’s blog, 30 april 2022. Vertaling: Frans Willems.

Wil je een abonnement op Manifest?

Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland

Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.

Abonneer Nu!