Het is alweer lang geleden, de inval van Irak in Koeweit. In een verslag in een krant of tijdschrift werd een gesprek gevoerd met een Koeweitse vrouw over de oorlogsomstandigheden in haar land. Voor de oorlog hadden de mensen in Koeweit het goed. Ook mevrouw: haar gezin had een tuinman, een chauffeur en meerdere mensen die voor hen zorgden. Zeker, de mensen in Koeweit hadden het goed voor de oorlog uitbrak. Toen bedacht ik de volgende zin: “Er is een land waar de inwoners het heel goed hebben, ze hebben allemaal een tuinman, een chauffeur…" Ik bedacht ook dat, als ik deze zin in het bijzijn van andere mensen hardop zou spreken, de kans groot zou zijn dat niemand van hen door zou hebben dat er iets niet klopte. Iets heel belangrijk! Want hadden die tuinmannen en chauffeurs dan ook een tuinman en chauffeur? Zeker niet, want deze mensen worden gewoon als gereedschap gezien. Als levend gereedschap, dat wel…
Wanneer men denkt aan de oorsprong van democratie, wordt vaak verwezen naar de oude Grieken, naar de tijd van Plato. Er was toen een soort democratie voor een kleine groep, voor de toen-heersende klasse. Een groot deel van de bevolking bestond uit gereedschap—menselijk gereedschap, slaven. En toch geeft men zelfs nu nog hoog op over de democratie in het oude Griekenland en het oude Rome.
Kansengelijkheid en kansenongelijkheid zijn het gesprek van de dag. Ze worden besproken in troonredes, debatten in het parlement, en in zowel wetenschappelijke als pseudowetenschappelijke beschouwingen. De kapitalisme-kriticasters hebben ontdekt dat het voor mensen uit de ‘lagere klassen’ moeilijker is geworden om naar een hogere klasse op te klimmen. Je maatschappelijke positie kunnen ontstijgen en dan ook meer geld kunnen verdienen, tot een andere en meer beschaafde en ander soort Nederlands sprekende groep gaan horen. We hebben zelfs artikelen gelezen waarin een gestudeerd iemand uit een arbeidersmilieu, bij een bezoek aan zijn ouders, zich niet in staat voelde om een fatsoenlijk gesprek te voeren. Uit lange ervaring kan men weten dat de sociaaldemocratie, door het socialistische perspectief te laten vallen, de wens om op de sociale ladder te stijgen tot het hoogste doel is gaan zien, vooral voor hun eigen nazaten. Als een zoon of dochter bijvoorbeeld advocaat of arts wordt, dan wordt dat in de sociaaldemocratische filosofie niet alleen gezien als de verdienste van hun kind maar vooral ook als een overwinning van sociaaldemocratische politiek. Zo luidt de tekst: “Dat is het doel waarnaar wij streven, dat is ons heilig ideaal” (uit Socialistenmars, red).
Ze zijn opgeklommen op de sociale ladder en van een dubbeltje een kwartje geworden. Trotse ouders met nazaten die zich voor hun ouders zijn gaan schamen. Zeker, dat laatste komt voor en jazeker, er bestond ook altijd al een politieke en electorale klimtocht op de ladder. Van CPN naar de PvdA, Politieke Partij Radikalen (PPR) of Pacifistisch Socialistische Partij (PSP). De laatste drie waren dan ‘fatsoenlijk’ links… En dan nog de tussenstap naar D66. De laatste jaren gaat de kritiek dat de doorstroming van de arbeidersklasse naar 'hogerop' stagneert vaak gepaard met de terechte vaststelling dat dit te wijten is aan rechtse politieke besluiten. Maar door al die kritische geluiden heen giert de angst dat er onvoldoende doorstromers zullen zijn – ‘fatsoenlijke burgers’ met een bourgeois- en anti-arbeidersklassementaliteit. Deze angst komt meestal van alle kanten, zowel van fatsoenlijk links als rechts, gepaard gaand met kritiek op extreemrechts. Burgerschapskunde (tegenwoordig maatschappijleer/burgerschap, nvdr) is inmiddels al een schoolvak geworden, zodat al vanaf jonge leeftijd het heiligdom van het bestaande systeem er ingepompt kan worden.
Het individualiseren van socialistische idealen en het streven naar sociale rechtvaardigheid worden vaak vertaald naar individuele successen. De Verenigde Staten van Amerika dient als voorbeeldland waar dat alles mogelijk is: van krantenjongen tot miljonair, van een dubbeltje een kwartje kunnen worden. Het doel van dit alles is ervoor te zorgen dat het kapitalistische systeem niet in gevaar komt. Jongeren die in staat zijn om te leren en te studeren, moeten vooral niet in revolutionaire gedachten vervallen. Ze moeten zich beseffen dat ze hun maatschappelijk en geldelijk succes vooral aan het systeem te danken hebben. Ook moeten ze niet op de gedachte komen dat de waarde en de waardigheid van het dubbeltje omhoog moet. En moeten ze vooral niet bedenken dat je, omdat je vooral geestelijke arbeid verricht, nog steeds deel van de arbeidersklasse bent.
In Nederland— en niet alleen in Nederland— wordt momenteel in het kader van bevolkingspolitiek de discussie gevoerd over welke bedrijfstakken we moeten houden en welke we af zouden moeten stoten. Centraal staat daarin dat er in ons land minder dubbeltjesbanen en meer kwartjesbanen moeten komen. Het gaat het er dan niet om dat de werkers in slachthuizen en in de distributiecentra meer moeten verdienen. Nee, het gaat om de vraag of Nederland als kapitalistisch land niet te goed is voor dat soort bedrijfstakken. Zelfs de tuinbouw, waar de laatste jaren ook veel arbeidsmigranten werken, is onderdeel van deze discussie. In een fatsoenlijk kapitalistisch Nederland horen eigenlijk geen dieronvriendelijke en laagbetaalde bedrijfstakken thuis; geen bedrijfstakken waar bazen en huisjesmelkers extra uitbuiten. Niet verbetering van arbeidsomstandigheden, niet afschaffen van uitbuiting, van deze aan het systeem inherente zaken, zijn dan aan de orde. Nee, Nederland moet een voorbeeld zijn van fatsoenlijk kapitalisme. Naar de buitenlanden, liefst naar verre buitenlanden met die handel! Naar daar waar donkere mensen wonen, zodat Nederland een schone-handenmonarchie kan worden. Internationalisering van arbeidsdeling en racisme ineen.
In sommige gebieden en ook steden is massatoerisme en -recreatie een probleem geworden. Dat valt niet te ontkennen. De overheden daar zoeken naar oplossingen. Maar in wat wij hier de laatste tijd over hebben kunnen lezen komt steeds weer naar voren dat kwaliteit boven kwantiteit moet worden gesteld. Hiermee wordt openlijk gezegd dat zoveel mogelijk de dubbeltjes en nog-geen-kwartjes buiten de deur gehouden moeten worden. Meer mensen met het grote geld en veel minder mensen met normale inkomens. Ook dit probleem wil de politiek langs de klassenbenadering oplossen.
De waardigheid van de dubbeltjes wordt steeds meer aangetast, zowel nationaal als internationaal. Laten wij niet denken dat dit voor al die mensen een ver-van-mijn-bed-show is. Er bestaat veel wrok onder de vele dubbeltjes over die minachting waarmee en de laatdunkende wijze waarop over hen gesproken wordt. Dat er veel over kansenongelijkheid gesproken wordt, is op zich positief, maar als dit aan de gevestigde orde wordt overgelaten dan worden de dubbeltjes er de dupe van. Het gaat niet om de export van uitbuiting of het opklimmen naar de brave bourgeoisie, maar om het werken naar een maatschappij zonder uitbuiting. Het uiteendrijven van de arbeidersklasse is dan een groot obstakel. Werken aan meer eenheid is nu aan de orde.
Wil je een abonnement op Manifest?
Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland
Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.
Abonneer Nu!