Skip navigation

Citaat van de Maand

"

Intussen had zij ook elders in het Verre Oosten factorijen gesticht om haar handelswegen te controleren. In 1624 werd het eiland Formosa bezet. Veertig jaar later werd het door Chinese troepen heroverd, zonder dat er represaille-maatregelen konden worden genomen: de kleine Nederlandse kolonie met vrouwen en kinderen werd uitgemoord of slaaf gemaakt. Malakka werd in 1641 en Colombo in 1656 op de Portugezen veroverd. De betrekkingen met het vaste land van China en Japan daarentegen bleven van een pre-koloniaal karakter. Chinezen en Japanners bezagen de Hollandse barbaren met vriendelijke minachting. Na de verdrijving der vreemdelingen liet de Japanse regering alleen nog Nederlanders in haar havens toe; eens per jaar begaf zich een Nederlands gezantschap naar Jeddo: de leden ervan een dag uitgenodigd om te dansen en te zingen volgens hun landsgewoonte… om de vrouwen van de Slogoun te laten lachen. De Chinezen wier handelsbelangen die van de Nederlanders kruisten, oordeelden zonder enige illusie: ‘Het volk, dat wij Roodharen of de Rode Barbaren noemen, is hetzelfde als de Hollanders en zij wonen aan de Westelijke Oceaan. Zij zijn hebzuchtig en geslepen, en hebben veel kennis van kostbare waren en zijn knap in het streven naar voordeel; om winst ontzien zij zelfs hun leven niet en geen plaats is zo ver, of zij gaan er naar toe. Ontmoet men hen op zee, dan wordt men zeker door hen beroofd.’

Paul Zumthor (1962), uitgeverij Het Spectrum
Het dagelijks leven in de Gouden Eeuw