Het is in augustus 90 jaar geleden dat er in Tilburg een wilde staking werd georganiseerd in de grote textielindustrie van de stad. De staking was een samenwerking van de Tilburgse communist Jan Coolen en Sjefke Spijkers van het katholieke bond St. Lambertus, en richtte zich succesvol tegen de bezuinigingen van de toenmalige regering Colijn III.
Het kabinet Colijn III zocht een antwoord op de ongekende economische klap van de beurskrach uit 1929. De oplossing van het burgerlijke parlement was destijds hetzelfde als een kleine eeuw later: bezuinigen op overheidsuitgaven en korten op het (reële) inkomen van de werkende klasse. De zogenaamde aanpassingspolitiek die Colijn aankondigde, inclusief een forse loondaling, schoot de Tilburgse textielarbeiders logischerwijs in het verkeerde keelgat. Jan Coolen, een Tilburgse arbeider die begin jaren 1930 al lid was van de CPN, zag het als het juiste moment om zijn mede-arbeiders te organiseren.
Het organisatorische voorwerk was al gedaan, zo blijkt uit een boekje van Heemkundekring Tilborch, dat in 1979 postuum werd gepubliceerd op basis van een serie interviews met Coolen. Jan Coolen zelf overleed op 13 februari 1976 op 82-jarige leeftijd.
Communisten in Tilburg
In het Tilburg van de jaren ‘30 waren er dertig á veertig communisten die een afdeling vormden. Ze werkten clandestien omdat de communisten hun baan zouden verliezen als hun lidmaatschap bekend zou worden. Slechts zeven of acht leden waren openlijk communist, waaronder Coolen. In 1932-33 zocht de Tilburgse CPN-afdeling contact met katholieke arbeiders. Daar ontstond ook het contact tussen Coolen en zijn latere mede-stakingsleider Sjefke Spijker, van de katholieke textielarbeidersbond St. Lambertus. Dat was significant: Lambertus telde namelijk 4000 leden. De Eendracht, de socialistische textielvakbond waar Coolen lid van was, had er slechts 230.
In het kader van de klassenstrijd richtte Coolen eerder al een Werklozen Strijd Comité op vanuit de Roode Vakbewegings Oppositie (RVO) – de communistische arbeidersfractie binnen de NVV – de toenmalige vakbond waarbij de Eendracht was aangesloten. De vele werkloze katholieken sloten zich aan bij het comité en werden met propagandablaadjes tot actie aangespoord tegen de aanpassingspolitiek van Colijn.
Loonverlaging
De loonverlaging van 1935 was koren op de molen van Coolen en consorten. De verklaring vanuit de fabrikanten dat de concurrentiepositie ‘nog verder zou verslechteren’ waardoor de lonen met 10 procent (!) omlaag moesten, werd niet geslikt. Ondanks het protest van de bonden De Eendracht, St. Lambertus en Unitus (de protestantse bond), werd de verlaging toch doorgevoerd.
Na bemiddeling werd het aanbod voor de loonverlaging verlaagd naar 5 procent. Lambertus, veruit de grootste bond, stemde daar mee in. De katholieke arbeiders waren niet in staat de mening van het vakbondsbestuur te veranderen. De maandag daarop werden de eerste voorbereidingen voor de staking getroffen, in samenwerking met de RVO.
Aanvang van de staking
De communisten gingen posten voor de fabrieken bij de ochtendploegen en hun verhaal sloeg aan. Dinsdag werd de staking een feit, waarbij 230 textielarbeiders het werk neerlegden. Toen de tweede ploeg aan het werk ging steeg het aantal stakers naar 1300. Een dag later waren de aantallen verdubbeld. Op het hoogtepunt zouden meer dan 4400 arbeiders het werk neerleggen: 5 tot 10 procent van de totale Tilburgse bevolking van die tijd. Van de vele tientallen schoorstenen die de stad kende (eind 19e eeuw waren het er 125), ‘rookten er nog maar drie’, zo vermeldt dagblad Het Vaderland op 6 september 1935.
Het succes waarmee de staking zich over het Tilburgse verspreidde, toonde aan dat de destructieve loonpolitiek van het reactionaire kabinet (dat bestond uit confessionelen en liberalen) geen steun vond onder de werkende bevolking. En dat in Tilburg, in die tijd de stad met waarschijnlijk het grootst aantal kerken in Nederland en met een ‘brave’, zeer katholieke bevolking. Het toonde aan hoe hoog de nood was.
Geen steun
Maar de stakers konden vanuit de gevestigde orde op weinig steun rekenen. De fabrikantenkring stelde zich hardvochtig op en weigerde te onderhandelen met de stakers. De vakbonden St. Lambertus en De Eendracht hielden de stakingskassen gesloten en zowel de burgerlijke politiek als de kerk spraken zich uit tegen de stakers.
Het zorgde ervoor dat de staking in een impasse terechtkwam. Jan Coolen en Sjefke Spijkers moesten daarom de rangen gesloten zien te houden, terwijl de stakers het steeds moeilijker kregen henzelf en hun gezinnen te blijven voorzien van het nodige voedsel.
Die positie werd nog penibeler omdat de stakingsleiding niet in wilden gaan op een nieuw aanbod van de fabrikanten. De werkers werden voorgehouden om weer aan het werk te gaan tegen uitbetaling van 60 procent van het achterstallige loon. Coolen en Spijkers adviseerden de arbeiders wel om het achterstallige loon op te halen, maar niet om de volgende dag weer aan het werk te gaan.
Die zet werd door het landsbestuur gezien als een poging de fabrikanten een pootje te lichten, waarbij niet in overweging werd genomen dat de fabrikanten de lonen van de werkers überhaupt nooit hadden mogen inhouden. De werkers zouden in dit scenario slechts een klein deel krijgen van wat ze toekwam, ongeacht of ze het werk weer zouden hervatten.
Inmenging
Behalve in bestuurlijke kringen deed ook het Nationale Arbeiderssecretariaat (NAS), een poging het gesloten front van de stakers te breken. Zo verspreidde de NAS een artikel waarin hetgeen wat de stakers slechts mondeling was toegezegd, schriftelijk uiteen werd gezet.
De ultra-linkse socialist Henk Sneevliet, voorzitter van de NAS en voormalig CPN-lid, die zich inmiddels had afgekeerd van het marxisme-leninisme en de Sovjet-Unie, probeerde met de NAS tevens een tegenleiding te vormen door een eigen stakingsvergadering te organiseren, zo staat te lezen in de Nieuwe Tilburgsche Courant van 14 september ‘35.
De NAS, die ook in de voorgaande jaren ‘voortdurend in conflict lag met de RVO over het beleid van stakingen’ – zo zegt Coolen, werd door de stakingsleiding gesommeerd om de praktijken te stoppen, wat ook gebeurde.
De NAS toonde zich, samen met andere ‘socialistische’ elementen in het land, wel behulpzaam in het organiseren van de noodzakelijke steun voor de Tilburgse arbeiders. Zo werd een steunactie opgezet waardoor stakende werkers met bonnen van de NAS bij Tilburgse bakkers goedkoop brood konden kopen. Het gekonkel van de NAS zat Coolen zelf echter hoog en hij verklaarde uit principe nooit van de bonnen gebruik te hebben gemaakt.
Solidariteit en (geschonden) afspraken
Het was ook niet de enige actie die georganiseerd werd. Middels pamfletten werden werkers elders in het land opgeroepen een uurloon te doneren voor de stakers in Tilburg en er werden regelmatig grote hoeveelheden voedsel gedoneerd. Zo reden er vanuit het noorden van het land regelmatig vrachtwagens met aardappels naar het zuiden. Daarnaast schaarde ook de Tilburgse middenstand zich achter de stakers en bood materiële steun.
Toen de staking richting een maand van zijn tijd liep, zagen zowel de leiding als de stakers zich genoodzaakt een compromis te sluiten. 40 procent van het ingehouden loon werd onmiddellijk uitbetaald en in de loop van oktober kregen zij in de vorm van toeslagen het volledige loon vergoed van voor de loonsverlaging van 19 augustus. Vanaf 14 oktober ‘35 zou de loonsverlaging dan alsnog worden doorgevoerd: een afspraak die de fabrikanten er doordrukten, waar de burgemeester van Tilburg aanvankelijk in de bemiddeling had aangegeven dat over het loon zou worden onderhandeld.
Dat was niet de enige afspraak die geschonden werd door de fabrikanten: ook zouden er geen rancunemaatregelen richting stakers worden genomen. Echter werd Jan Coolen direct door zijn werkgever geslachtofferd: een dergelijke afspraak was gemaakt in de fabrikantenkring, waar fabrikanten onderling de afspraak hadden dat ze een boete van 10.000 gulden moesten betalen als ze stakingsleiders in dienst namen. Coolen startte daarop een handel in suiker en koffie en wist pas in 1939 weer aan het werk te kunnen. De pastoor raadde Tilburgers af bij Coolen inkopen te doen.
De ‘wilde maar rustige’ staking (zoals Coolen zelf omschreef) had niet de directe uitkomst waar de stakers op hoopten: namelijk voorkomen dat hun lonen verlaagd werden. Wel legden de stakers volgens meerdere bronnen flinke politieke druk in de weegschaal. Het gebrek aan steun en de onzaligheid van de drieste aanpassingspolitiek van kabinet Colijn III, voorkwam, tenminste tot de Tweede Wereldoorlog uitbrak, meer rigide economische maatregelen in Nederland.
Lessen
Het verhaal van de wilde staking draagt veel lessen met zich mee voor communisten 90 jaar later. Denk aan het versterken van de eenheid onder de werkers en het samenwerken met andere organisaties.
Het is bijvoorbeeld interessant hoe dat katholieke arbeiders benaderd werden door de communistische stakingsleiding. Er werd geen geloofsdebat gevoerd, niemand werd getracht te worden bekeerd, maar de werkers werden benaderd op basis van hun klassenpositie, op basis van gelijkwaardigheid.
De NAS bewees met zijn inmenging zowel schade aan te kunnen doen als van waarde te zijn. Dat de Tilburgse stakingsleiding op zijn hoede was en op zijn strepen ging staan toen ze ondermijnd werd door Sneevliet en de zijnen, en het belang daarvan is goed af te lezen aan het verhaal. Coolen en Spijkers waren echter pragmatisch genoeg om de NAS-broden niet af te slaan en daarmee werd mogelijk ook meer onderlinge strijd afgewend.
Tenslotte is misschien de voornaamste les die getrokken kan worden dat verzet altijd loont. Coolen wist begin jaren 1930 niet dat er een aanleiding zou komen vanuit de politiek voor een (wilde) staking in de textielsector. Dat hij al contacten had gelegd met Sjefke Spijkers van de katholieke textielvakbond St. Lambertus, was in 1935 ineens van elementair belang: zonder de steun van Spijkers is het moeilijk voorstelbaar dat de stakingsleiding meer dan 4000 arbeiders op de been kon brengen. Ook de hulp elders uit het land en de steun van de Tilburgse middenklasse, die door Coolen nadrukkelijk wordt genoemd, toont het belang van een hoge organisatiegraad en onderlinge solidariteit.
Tenslotte toont de Wilde Tilburgse Textielstaking aan hoe onbetrouwbaar de kapitalistenklasse is. Industriëlen zijn niet op hun woorden te geloven en de druk die de Tilburgse fabrikantenkring legde op individuele kapitalisten toont ook aan hoe de organisaties van kapitalisten individueel klassenverraad van die klasse actief indamt. Ook het feit dat de Tilburgse burgemeester aan de kant van de kapitalisten stond, mag niet verbazen. Het is aan communisten om zich te wapenen tegen de onderdrukking van deze klasse en om creatieve manieren te vinden om verzet te bieden, ondanks alles wisten de stakers toch een groot deel van de publieke opinie voor zich te winnen.
Communistische factie
Een laatste stukje inspiratie uit de staking is de Roode Vakbewegings Oppositie binnen de toenmalige vakbond NVV. Op welke manier zijn communisten vandaag de dag georganiseerd binnen bijvoorbeeld de FNV en is dat iets waarop we zouden moeten inzetten als partij? Omdat de vakbonden de stakingskassen gesloten hielden moesten de textielstakers extra lijden voor hun verzet. Dit toont het belang van versterking van een klassengerichte lijn in de vakbeweging, en het belang van de activiteit van communisten daarin.
Wil je een abonnement op Manifest?
Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland
Manifest is de krant van de NCPN die maandelijks verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.
Abonneer Nu!