Het is zeker niet het eerste boek over de Tweede Wereldoorlog, maar misschien wel de eerste die dat verhaal 500 jaar geleden begint. In De Grote Koloniale Oorlog neemt Chris de Ploeg de lezer mee in een verhaal over kapitalisme, kolonisatie, socialisme en vrijheidsstrijd, in een poging de onderliggende redenen voor de oorlog bloot te leggen. Het resultaat is een broodnodig perspectief op een geschiedenis die te vaak wordt gereduceerd tot, in de woorden van de auteur, een strijd van het ‘vrije’ Westen tegen het fascisme.
Het boek begint met een aantal zaken die gewoonlijk onderbelicht of verzwegen worden, zoals dat gekoloniseerde volkeren een enorme rol hadden in de oorlog: de helft van het Britse en twee derde van het Franse leger werd bijvoorbeeld gerekruteerd uit de kolonies. Of dat het verzet in Joegoslavië en Griekenland zulke enorme vormen aannam dat deze partizanen bijna evenveel fascistische soldaten het leven heeft gekost als het gehele Westfront. Allebei staan weer niet in verhouding tot de prestaties van het Sovjet-volk, dat in Europa verantwoordelijk was voor zo’n 80% van de overwonnen fascistische legers.
Dat de geschiedenis al tijdens de oorlog werd herschreven, illustreert De Ploeg aan de hand van de bevrijding van Parijs. Deze grootse gebeurtenis werd uitgebreid verslagen door de internationale pers, waarbij de Britse en Amerikaanse overheid ervoor had gezorgd dat er enkel witte soldaten in de stad waren. Hetzelfde gebeurde met de rol van het grotendeels communistische verzet in Joegoslavië, Griekenland en aan het Oostfront, wat in het belang van de kapitalistische (wereld)orde zo snel mogelijk vergeten moest worden. Met succes: waar een peiling laat zien dat 57 procent van de Franse bevolking in 1945 dacht dat de Sovjet-Unie hoofdverantwoordelijk was voor het verslaan van de nazi’s, was dat deze eeuw nog maar 20 procent.
Deze en andere dynamieken verklaart het boek door diep te graven in de geschiedenis van onderdrukking en bevrijding, met een grote rol voor de Sovjet-Unie. Al na de Russische Revolutie werden zij aangevallen door een combinatie van onder andere Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Japan en de VS, die samenwerkten vanuit hun gedeelde belang om het socialisme de nek om te draaien. Dat anticommunisme legde de basis voor de vele in het boek beschreven vormen van (gedoog)steun aan en samenwerking met fascistische krachten, vanuit zowel kapitalistische regeringen als ondernemers. Zo werkte Mussolini bijvoorbeeld tijdens de Eerste Wereldoorlog al voor de Britse geheime dienst, en liet Churchill weten dat hij, als hij een Italiaan zou zijn, “tot het bittere einde” achter Mussolini zou staan in zijn “strijd tegen de beestachtige passies van het leninisme.” En terwijl de Britse regering zonder pardon alle (vooral joodse en antifascistische) Duitsers in de gevangenis gooide, liet Churchill de fascistische leider Oswald Mosley in 1944 juist vervroegd vrij.
Koloniale oorlog
Centraal staat echter het argument dat het fascisme (en kapitalisme in bredere zin) onmogelijk te begrijpen is zonder de koloniale geschiedenis te kennen. De titel, De grote koloniale oorlog, zal voortkomen uit het koloniale karakter van landen aan beide kanten van de oorlog, wat hun gedeelde afkeer van communisten en antikoloniale strijders verklaart. Daarnaast verklaart de strijd voor kolonies en werelddominantie niet alleen de collaboratie, maar ook de concurrentie en oorlog tussen burgerlijk-democratische en fascistische landen.
In de jaren na de Eerste Wereldoorlog vond de heersende klasse in Duitsland, Italië en Japan zich immers zonder kolonies om te voorzien in grondstoffen, afzetmarkten en goedkope arbeid. Deze waren na de negentiende eeuw grotendeels in handen van de VS en West-Europese grootmachten. De Ploeg: “Om nieuwe koloniale afzetmarkten en grondstoffen te veroveren, zouden de westerse markten niet langer nieuwe koloniën kunnen innemen, maar tegen elkaar ten strijde moeten trekken.”
De Tweede Wereldoorlog lijkt niet meer te zijn dan een aanleiding om het te hebben over de onderliggende, meer fundamentele thema’s die het boek behandelt. Het resultaat is een boek dat er grotendeels in slaagt om deze historie te ontdoen van de burgerlijke propaganda zoals we deze in onze scholen, media en politiek vinden. Die heeft tot doel om de geallieerden heilig te verklaren, om het kapitalistische karakter van het fascisme te ontkennen of verzwijgen, en zelfs om het fascisme gelijk te stellen aan haar gedoodverfde vijand, het socialisme-communisme. Zeer vaardig ontleedt De Ploeg deze zaken, met een indrukwekkende bronnenlijst die bijna eenderde van het boek beslaat.
Concentratiekampen worden bijvoorbeeld beschreven als “een koloniale uitvinding pur sang”, en wat ‘wetenschappelijk’ racisme betreft wijst hij op de schedels die nog steeds in het Tropeninstituut te Amsterdam liggen. En op 8 mei 1945, onafhankelijkheidsdag in Frankrijk, werden tienduizenden Algerijnen afgeslacht door het Franse leger omdat zij het in hun hoofd haalden om ook onafhankelijkheid te eisen. De Ploeg trekt een lijn van de kolonisatie van de Amerika’s in 1492 tot de voortdurende herdenking door Comité 4 en 5 mei van NAVO-soldaten in landen als Irak en Afghanistan, van Maarten Luthers pamflet Over de joden en hun leugens tot Hitlers Mein Kampf. Om maar te zeggen: koloniale, racistische en onderdrukkende praktijken begonnen en eindigden niet met de nazi’s.
Daar tegenover plaatst De Ploeg het “anti-koloniaal socialisme”, van zij die zich vanaf de Eerste Wereldoorlog (in tegenstelling tot de sociaaldemocraten) verzetten tegen imperialistische oorlogsvoering. De Komintern stelde bijvoorbeeld duidelijke eisen aan het antikoloniale karakter van communistische partijen, en landen als de Sovjet-Unie, China of Cuba boden onmisbare steun aan antikoloniale bewegingen. Ook binnen deze landen vond een bijzondere vooruitgang plaats op dit gebied, waarbij het Sovjet-nationaliteitenbeleid uitgebreid aan bod komt. Daarentegen wordt de Communistische Partij van Frankrijk bijvoorbeeld met de grond gelijk gemaakt, vanwege hun deelname aan de regering die “ten strijde trok tegen het Vietnamese bevrijdingsleger van Ho Chi Minh.”
Socialisme en verzet
Ondanks de brede blik van het boek ontbreekt het aan een serieuze analyse van het verzet in West-Europa, dat als grotendeels onbelangrijk lijkt te worden behandeld. Terecht wordt de grootschalige collaboratie onder de loep genomen, maar het is onterecht om het verzet te reduceren tot “ongeveer 25 duizend Nederlanders”. Dat doet ernstig tekort aan de honderdduizenden mensen die, naast de georganiseerde verzetsstrijders, zich verzetten tegen de fascistische bezetting door te staken, onderduiken of door onderduikers te huisvesten.1
Ook een klassenanalyse van het verzet verdient meer aandacht, wat vooral duidelijk wordt wanneer het op ons eigen land aankomt. “De meeste verzetsgroepen werden pas in 1943 actief” schrijft De Ploeg bijvoorbeeld, zonder te verduidelijken dat dit vooral ‘Oranjegezinde’ groepen betreft. De meeste communisten waren al vanaf dag één (en ver daarvoor) actief, met hoogtepunten als de Februaristaking (die al in 1941 plaatsvond), talloze sabotage- en liquidatieacties, en de grootschalige verspreiding van verzetskranten zoals De Waarheid en De Vonk. Het is in de huidige tijd van groot belang om het verzet in Nederland en daarbuiten serieus te analyseren, om ervan te leren en mensen ermee te inspireren.
De keerzijde van de grote ambitie van het boek komt daarnaast naar voren in de uitgebreid geschetste geschiedenis van het socialisme, met name in de Sovjet-Unie. In reactie op een kritische recensie in Nieuw Wij schrijft De Ploeg daarover het volgende2: “Mijn analyse is feitelijk opgebouwd, en baseert zich – wat betreft de Sovjet-Unie – vooral op de Revisionistische School van de Sovjet Geschiedenis, een groep historici die langzaamaan de ideologisch gedreven geschiedschrijving van de Koude Oorlog begon te weerleggen. Het gaat om professoren als J.Arch Getty, Robert Thurston, Stephen Wheatcroft en Robert Davies, die allemaal geen marxisten of communisten zijn en die allemaal gerenommeerde posities hebben bekleed [aan] Westerse universiteiten.”
Het resultaat is een schipperende houding op dit vlak, waarbij het onvoldoende lukt om deze geschiedenis vanuit het perspectief van de werkende klasse te benaderen en door allerlei burgerlijke vooroordelen te prikken. Een voorbeeld daarvan is dat De Ploeg stelt dat “niet alle capabele militairen waren vervangen door incompetente loyalisten van Stalin”, om desondanks de aanname intact te houden dat “de zuiveringen de Sovjetleiding hadden verzwakt.” Hoe een daadwerkelijk verzwakt (en ‘ongezuiverd’) leger er daarentegen uitziet blijkt al een alinea later, als de auteur schrijft dat “Veel van deze [Nederlandse, Belgische, Franse en Poolse] soldaten werden gevangen genomen door de bedroevend lage motivatie van de politieke en militaire leiding, die zich in recordtempo overgaf.”
Het is waardevol dat de meest reactionaire en feitenloze kritieken vanuit de Koude Oorlog worden weerlegd, maar merkbaar dat dit vooral wordt gedaan aan de hand van burgerlijke bronnen. Een marxistisch perspectief op deze geschiedenis blijft onmisbaar voor wie de Sovjet-Unie niet alleen wil beschrijven en bekritiseren, maar er ook praktische lessen uit wil trekken voor wanneer de werkende klasse opnieuw de macht grijpt.
Dit alles doet echter niet af aan de bijzonder interessante geschiedenis die het boek schetst van de Tweede Wereldoorlog, van het fascisme en 500 jaar kapitalisme, kolonisatie en verzet. Een kritische evaluatie van de oorlogsgeschiedenis is urgenter dan ooit, zeker in een land waarin de collectieve herinnering over de Tweede Wereldoorlog bijna een ontstaansmythe is geworden. De grote koloniale oorlog doet daartoe een ambitieuze en grotendeels succesvolle poging, die de lezer benieuwd achterlaat naar wat er gaat komen in het beloofde tweede en derde deel. Hopelijk opent het boek vele ogen over een verleden dat, zoals de auteur in het nawoord noemt, “helemaal geen geschiedenis is, maar gewoon nog doorwerkt in het heden.”
- https://historiek.net/een-miljoen-nederlanders-betrokken-bij-verzet-tijdens-tweede-wereldoorlog/172246/
- https://www.nieuwwij.nl/opinie/de-grote-koloniale-oorlog-is-geen-pro-sovjet-boek/
Chris Kaspar de Ploeg. De Grote Koloniale Oorlog. Deel 1 – Een andere blik op WO II. Paperback, 300 pag. Starfish Books, januari 2025. ISBN 9789492734334.
De Grote Koloniale Oorlog is voor €27,50 te koop bij uitgeverij Starfish Books of in de boekhandel.
Wil je een abonnement op Manifest?
Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland
Manifest is de krant van de NCPN die maandelijks verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.
Abonneer Nu!