We plaatsen hieronder een ingezonden stuk dat ingaat op een filosofisch vraagstuk, namelijk de relatie tussen metafysica en dialectiek. Zulke filosofische kwesties zijn verbonden met politieke vraagstukken en de praktijk. We moeten immers de wereld en de wetmatigheden van de maatschappelijke ontwikkeling goed begrijpen om die te kunnen veranderen. Bijzonder interessant is dat het stuk bepaalde aspecten uitlicht van de theoretische bijdragen van Hans Heinz Holz en Jos Lensink. Hans Heinz Holz (1927-2011) was een Duits filosoof en lid van de Duitse Communistische Partij (DKP). Kameraad Jos Lensink (1939-2020) was een Nederlands filosoof aan de Rijksuniversiteit Groningen, lid van de NCPN. Aan het eind van het artikel hebben we als redactie een aantal punten aangestipt ter verduidelijking, maar ook als kritiekpunten om de lezer verder aan het denken te zetten over bepaalde aspecten.
In het blokje met opmerkingen bij het artikel ‘Over de Transgenderwet’ van Eirini in Manifest, januari 2023, wordt dialectiek treffend getypeerd als het denken dat tracht te begrijpen, dat “alles in beweging is” en “alles op allerlei manieren met elkaar in verband staat”. Hierin ligt de tegenspraak besloten, dat we enerzijds aan onszelf en onze omgeving voortdurend verandering, niet-identiteit en dus een veelheid van verschillende vergankelijke vormen ervaren en anderzijds om überhaupt te kunnen denken aan het gelijkblijvende en begrensde, d.w.z. aan identiteiten, dus in laatste instantie aan de eenheid van het veelsoortige moeten vasthouden. Uit deze problematiek, die van oorsprong in de filosofische discipline van de metafysica werd behandeld, is de dialectiek voortgekomen. Het is niet toevallig dat Eirini dialectiek ter sprake brengt, het gaat immers om een gewenste, noodzakelijke, maar ook reëel mogelijke transformatie van het geslacht, met de bedoeling dat de hoogsteigen, persoonlijke identiteit gewonnen kan worden. Dit mag duidelijk maken, hoezeer dialectiek betrokken is op (het hoogste goed van) het menselijke leven zelf.
In hetzelfde blokje wordt dialectiek tegenover metafysica gesteld, gedefinieerd als “filosofische tendens die stelt dat alles wat bestaat apart van elkaar is en geen invloed op elkaar kan hebben of kan veranderen”. Metafysica wordt zo voorgesteld als een irrationele benadering van de werkelijkheid, die van generlei nut geacht mag worden om aan zo’n concrete behoefte als geslachtsverandering een bijdrage te leveren; zij schiet te kort in het verklaren van processen en samenhangen van levensbelang, die we wel ervaren, maar vanuit die ervaring niet kunnen benaderen; bovendien zit ze vol vooroordelen. We zouden dan ook kunnen denken, het is daarom maar beter om van metafysica af te zien; dialectiek mag dan uit de metafysica voortgekomen zijn, zij moet haar wel definitief achter zich laten, wil filosofie nog wetenschappelijke beoefend kunnen worden. Echter, kan de metafysica als filosofische discipline wel verantwoordelijk gehouden worden voor dit gebrek aan begrip van de procesmatigheid en samenhang van de werkelijkheid?
We hebben hier te maken met een misverstand dat juist ook binnen de gelederen van het Marxisme wel vaker de kop opsteekt. Voor een goed begrip van dialectiek moeten we weten, hoe het zit met (haar verhouding tot) de metafysica.
Op basis van uitspraken van Friedrich Engels kunnen we een onderscheid maken tussen de metafysische en dialectische denkwijze. Ook al kan hij met sommige beweringen wel de nodige misverstanden oproepen, toch houdt ook hij beide goed uit elkaar. Zo spreekt hij over twee filosofische richtingen, waarbij de metafysische met onveranderlijke en de dialectische met vloeibare categorieën werkt. Toch is met het aangeven van het verschil nog niet alles gezegd. Weliswaar stelt Engels, is de metafysische richting onhoudbaar, omdat zij geen verklaring geeft voor verandering en ontwikkeling, tegelijk echter poneert hij voor de dialectiek de onversneden metafysische stelling: “dat de analyse aantoont dat er reeds als in nuce een pool in de andere aanwezig is, dat op een bepaald punt de ene pool in de andere omslaat en dat de gehele logica zich pas vanuit deze tegenstellingen ontwikkelt.” Zo bezien, zou er sprake moeten zijn van een ondialectische en een dialectische metafysica.
De ondialectische metafysica nu stelt Engels gelijk aan de metafysische denkwijze die hij als het volgt typeert: “Voor de metafysicus zijn de dingen en de afbeeldingen van de dingen in het denken, de begrippen, afzonderlijke, het ene na het andere en zonder het andere te beschouwen, vaste, starre, eens voor al gegeven objecten van onderzoek.” Het mag duidelijk zijn, dat de opvattingen over transgender-identiteit die Eirini als onwetenschappelijk en stigmatiserend bekritiseert, worden gekenmerkt door juist deze metafysische denkwijze, waarover Engels ook nog zegt, dat op het moment dat zij voor problemen komt te staan, die om een verandering of omvorming vragen, zij: “eenzijdig, geborneerd, abstract wordt en zich in onoplosbare tegenspraken verliest, omdat zij door de enkelvoudige dingen hun samenhang, door hun zijn, hun worden en vergaan, door hun rust hun beweging vergeet, omdat zij door de bomen het bos niet ziet”.
Helemaal onzinnig is de metafysische denkwijze in de ogen van Engels nu ook weer niet, tenminste zolang zij zich maar niet waagt aan uitspraken die de ervaarbare verschijningsvormen overstijgen. Zij is van belang en zelfs noodzakelijk, omdat zij onze ervaring ordent op basis van m.n. de identiteitsstelling van de formele logica en zo ons denken überhaupt eerst op een rationele manier mogelijk maakt. Het is de denkwijze die opereert op het niveau van het verstand, zo zou Hegel het formuleren. De term metafysische denkwijze zou ik liever willen reserveren enkel voor de toepassing van dit verstandsdenken op zaken waar zij eigenlijk niet geschikt voor is. Waar het begrijpende denken zich geplaatst ziet voor processen, waarbij de niet-identiteit van vormen en verschijnselen in het geding is en doordacht moet worden, moet zij juist een beroep doen, om het nog een keer met Hegel te zeggen, op het rededenken.
Eén van de kenmerken van het rededenken is, dat zij zich bij het doordenken van veranderingen en overgangen verplicht ziet om niet alleen aan de samenhang vast te houden, maar ook om aan te geven dat zij uit de samenhang voortkomen. Niet voor niks gebruikt Eirini bij haar karakterisering van dialectiek het veelzeggende woord alles. Hebben we hier nu te maken met het onbepaalde voornaamwoord, zoals in ‘alles wat het geval is’ of met het zelfstandige naamwoord, zoals in ‘het al(les) als het wereldgeheel’? In beide gevallen verwijst dit woordgebruik, zij het op een nog nader te bepalen onderscheiden wijze, naar de geheelheid van de wereld, maar laat nou juist deze objectbepaling van origine het onderzoekdomein van de metafysica zijn en wel preciezer van haar subdiscipline de kosmologie, overigens altijd in relatie tot haar gronddiscipline de ontologie, omdat het gaat om het zijn(de) van het wereldgeheel. Nu lijkt het erop, alsof dialectiek en metafysica samenvallen en als ik opnieuw Engels aan het woord laat, wordt deze suggestie nog versterkt ook, want hij definieert dialectiek als ‘Wissenschaft des Gesamtzusammhangs’.
Dialectiek moet dus een beroep doen op het rededenken wil zij niet terugvallen op (de aporieën van) de metafysische denkwijze. Volgens mij is de kans van slagen voor de dialectiek om op eigen benen te staan het grootst, wanneer zij het alles-zijn van het samenhangende geheel neemt als zelfstandig naamwoord, dus als (al)geheel(heid) waarbuiten en waarvoor niets bestaanbaars meer kan worden gedacht. Deze gedacht sluit m.i. precies aan bij het woordgebruik van de genitief ‘des’ in Engels bepaling van dialectiek als ‘Wissenschaft des Gesamtzusammenhangs’. Hij had ook gebruik kunnen maken van de genitief ‘vom’, maar dat heeft hij hier bewust niet gedaan.
In het geval van wat dialectiek is, drukt de genitief ‘des’ een zekere afhankelijkheidsrelatie uit tussen het subject ‘wetenschap’ en het object ‘de samenhang van het geheel’. Uitgaande van het subject zouden we kunnen beweren, dat in laatste instantie het subject het object maakt tot dat wat het is; het object is een product van het subject (het gaat hierbij om wat ik zou willen noemen: de meest van wetenschappelijkheid ontspannen benadering). Gaan we uit van het object, dan zouden we omgekeerd kunnen stellen, dat het object zich zodanig aan het subject opdringt, dat het subject ter representatie ervan er in laatste instantie niets wezenlijks meer aan toevoegt; het object drukt het subject zijn stempel op (de meest van wetenschappelijkheid overspannen benadering). Evenwel, de genitief ‘des’ in ‘Wissenshaft des Gesamtzusammenhangs’ valt noch met de ene noch met de andere betekenis samen, maar neemt wel beide in zich op. Voor wat dialectiek kan en moet zijn, houdt dit in, dat het subject ‘de samenhang van het geheel’ zodanig kan/moet denken, dat het zichzelf als tot deze samenhang behorende kan/moet meedenken.
Stel nu, dat Engels het object van ‘de samenhang van het geheel’ voor de dialectiek met de genitief ‘vom’ had bepaald. Dan hadden we precies de situatie gehad, die wordt weergegeven door het onbepaalde voornaamwoord alles in -alles wat het geval is-, waarbij het kennende subject ‘de samenhang van het geheel’ als een oneindige ruimte van op zichzelf staande zijnsdomeinen tegenover zich heeft en die het meent in zijn geheel op de standaard wetenschappelijke manier van het verstandsdenken te kunnen benaderen. Dit denken houdt zich dan voor rededenken, maar kan dit onmogelijk volhouden of waarmaken. De dialectiek kan en moet deze denkvorm als de metafysische denkwijze bij uitstek ontmaskeren, want zij meent: 1) het geheel tot object te hebben, maar blijft als subject een buitenstaander en 2) het oneindige te bevatten, maar met elke bepaling treft zij een begrenzing en maakt zo het vermeende oneindige opnieuw tot een eindigheid, etc.
Welnu, het formuleren van een antwoord op de vraag, hoe het subject de vereiste denkbeweging op een gefundeerde manier kan voltrekken, d.w.z. een filosofische theorie kan opbouwen, die voldoet aan de voorwaarde van midden in de wereld te staan en er toch voldoende afstand van te kunnen nemen om tot wetenschappelijke kennis te komen, behoort tot het levenswerk van de marxistische filosoof Hans Heinz Holz (1927-2011). Volgens hem -en dat kan ik voor dit artikel enkel benoemen- is het kernstuk van de dialectiek gelegen in de weerspiegelingstheorie. Met hem deel ik de overtuiging, dat met een weerspiegelingstheoretische benadering van de transempirische problematiek de dialectiek verwant is en blijft aan de (zij het getransformeerde) metafysica, zonder in de metafysische denkwijze te moeten vervallen. Onder bovengenoemde voorwaarde, verwacht ik, is de dialectiek tevens in staat het werkelijkheidsgehalte van de metafysica bloot te leggen, of anders gezegd, zichzelf als de werkelijkheidszin van de metafysica tot gelding te brengen en zich als nieuwe vorm van materialisme ten opzichte van de objectieve werkelijkheid te positioneren.
Noot van de auteur
Met dit artikel refereer ik in hoge mate, ook wat betreft de Engels citaten, aan het boekje ‘De actualiteit van de metafysica’, van Hans Heinz Holz (Kampen: 1991).
Noot van de redactie
In het bovenstaande artikel wordt het begrip ‘metafysica’ enerzijds in de marxistische betekenis behandeld als een ondialectische methode, die de dingen statisch en geïsoleerd van elkaar benaderd; die interne tegenstellingen als de bron voor de ontwikkeling der dingen negeert of ontkent (omdat het enkel externe oorzaken erkent); die enkel kwantitatieve verandering erkent en geen kwalitatieve etc. Anderzijds wordt metafysica benaderd in de betekenis van een filosofische discipline, die zich bezighoudt met de theorieën over het zijn, en dan vooral het zijn voor zoverre het niet toegankelijk is via de waarneming of ervaring. In andere woorden, filosofie die zich bezighoudt met de ‘dingen an sich’. Deze verschillende betekenissen van metafysica moeten niet worden verward, al zijn ze nauw gerelateerd – immers zochten filosofen achter de verschijnselen veelal een onveranderlijke, statische werkelijkheid.
In de hedendaagse burgerlijke filosofie wordt het vermogen van de mens om de dingen objectief te kennen via de ene of andere weg, impliciet of expliciet, ontkent. Dit is een uitdrukking van het conservatieve karakter van de burgerlijke filosofie, die het vermogen van de mens om de wereld echt te kennen – en om die vervolgens te kunnen veranderen – ontkent. Zo worden categorieën als wetmatigheid of causaliteit in de burgerlijke filosofie veelal slechts geïnterpreteerd als consistentie in de verschijnselen die we waarnemen of de manier waarop wij subjectief de verschijnselen waarnemen. Het dialectisch materialisme (de marxistische filosofie), dat verdedigt dat zaken als wetmatigheid en causaliteit bestaan in de materiële wereld zelf, wordt vanuit dit opzicht regelmatig ten onrechte als ‘metafysisch’ bestempeld.
Marx en Engels gebruikten het begrip metafysica niet in de betekenis van een vakgebied of discipline van de filosofie. Metafysica is voor Marx en Engels een begrip met een negatieve connotatie, dat betrekking heeft op een onwetenschappelijke benadering. Vanuit de marxistische filosofie is het ook niet voor de hand liggend om de metafysica te zien als een speciaal vakgebied, want het marxisme erkent helemaal geen muur tussen de ‘dingen an sich’ en onze waarnemingen. De marxistische methode toont immers juist hoe we via de verschijnselen (want alle kennis komt voor het marxisme uiteindelijk van de ervaring) door kunnen dringen tot de essentie. Vanuit de marxistische benadering is de studie van het zijn, van de materiële werkelijkheid, dus niet weggelegd voor de metafysica, maar voor de wetenschappen. Marx en Engels benadrukten dat de filosofie zich in het marxisme enkel nog bezighoudt met de formele logica en de dialectiek, oftewel de leer van het denken en zijn wetten, die natuurlijk slechts een reflectie is van de objectieve dialectiek. Een term als ‘dialectische metafysica’ zullen we in de werken van Marx, Engels of Lenin dan ook niet tegenkomen.
Hoe dan ook waarderen we zulke bijdragen die worden ingezonden en we hopen van harte dat het meer mensen ertoe aanzet om kennis te maken met de marxistische filosofie en de werken te ontdekken van Marx, Engels en Lenin, maar ook van filosofen zoals Hans Heinz Holz en Jos Lensink.
Wil je een abonnement op Manifest?
Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland
Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.
Abonneer Nu!