Na de reeks artikelen over burgerlijke democratie en de schijnheiligheid van imperialistische justitie is het tijd om het over de belangrijkste tegenstelling van onze tijd te hebben: arbeid en kapitaal. Het is immers in het voordeel van de werknemer om zo kort mogelijk voor zo veel mogelijk loon te werken terwijl het voor de werkgever voordelig is om arbeiders zo lang mogelijk voor zo weinig mogelijk loon te laten werken.*
Die fundamentele tegenstelling bestaat al sinds het kapitalisme, maar wordt in de huidige tijd steeds meer gecamoufleerd of zelfs weggemoffeld via nieuwe methodes om werknemers een rad voor de ogen te draaien. Hoeveel onbetaald werk zij doen en wie hen uitbuit, is niet op het eerste gezicht duidelijk. De man met een dikke buik, een sigaar in de mond en een hoge hoed - zoals de fabriekseigenaar, de klassieke industrieel vaak wordt afgebeeld - was ooit direct herkenbaar als uitbuiter. Na een lange periode van sociale en arbeidsrechten tijdens de laatste decennia in West- en Noord Europese landen, is de tijd gekomen de klok terug te draaien. Voor die rechten werd overigens sinds de negentiende eeuw veel gestreden en offers gebracht door de werkende klassen. Het was geen cadeau van het kapitalisme dat, zoals het soms wordt voorgesteld, sociale rechten ‘schonk’.
De toenemende meerwaarde van Marx
De meerwaarde waar Karl Marx het over had, is in feite onbetaald werk. Dus van de geproduceerde goederen, kapitaal en winst krijgen de werknemers slechts een klein deel. De rest gaat naar de eigenaren van de productiemiddelen (fabrieken, industrieën, gebieden, scheepswerven, grondstoffen). Die winst is veel groter dan zij uitgeven aan onderhoud of vervanging van machines, technologie en arbeidskrachten. Arbeidskracht, het enige goed dat een werknemer kan verkopen of verhuren, schept waarde, waarvan de werknemer zelf een heel klein deel krijgt in de vorm van loon, sociale verzekering, onderwijs etc. Daarvoor moeten de werkende mensen momenteel zelf steeds meer betalen. De overheid wendt zich steeds meer af van de sociale functie, die zij in de decennia na Tweede Wereldoorlog bekleedde. Steeds meer moet gekocht worden nu veel diensten zijn geprivatiseerd. Gezondheidszorg en onderwijs zijn ook handelswaar geworden. ‘Goederen’ die aangeboden worden waarbij kosten en baten door de aanbieder tegen elkaar worden afgewogen, terwijl het eigenlijk om mensenrechten gaat. Technologische ontwikkelingen (robots, kunstmatige intelligentie) brengen hier geen verandering in. Integendeel, de uitbuiting neemt juist toe, omdat alleen 'levend' werk meerwaarde oplevert. Apparatuur, machines, technologie vergen onderhoud, moeten vervangen worden en dus moet de werkende mens, de enige bron van meerwaarde, meer worden uitgeknepen. Marx constateerde dat in het kapitalisme het gemiddelde winstpercentage per productie-eenheid de tendens heeft om te dalen. Dat moet goed gemaakt worden door een hogere uitbuitingsgraad van de werknemer. Vergeleken bij de meeste andere landen in de wereld, heeft de Europese werker (met soms flinke onderlinge verschillen van land tot land) het nog steeds beter. Dat kost te veel binnen het kader van de globale concurrentie. Werkkracht in Europa moet dus goedkoper gemaakt worden en langzamerhand aan de niveaus van lageloonlanden worden aangepast. Waar de hoge technologische ontwikkeling de voorwaarde schept voor een klassenloze samenleving met bestaanszekerheid voor iedereen en een gering aantal werkuren met behoud van loon, is er juist een omgekeerde ontwikkeling gaande. Dat komt doordat er sprake is van overmatige toeëigening van de geproduceerde rijkdom door een rijke toplaag, terwijl de producenten van die rijkdom steeds minder krijgen. De eigendomsverhoudingen houden de ontwikkeling richting een klassenloze samenleving tegen. Daar kan alleen een eind aan gemaakt worden door de ‘onteigening van de onteigenaars’, zoals Marx en Engels dat formuleerden. En dat betekent revolutie. Niet toevallig wordt in het Communistisch Manifest geschreven dat communisten in iedere revolutionaire beweging het eigendomsvraagstuk op de voorgrond plaatsen. Evenmin toevallig is dat juist dit vraagstuk één van de eerste dingen was die eurocommunistische partijen, terwijl ze afstevenden op opportunistische standpunten, uit hun programma schrapten. Daarmee zeiden ze hun revolutionaire karakter vaarwel. Geen wonder dat er vooral sinds de jaren negentig van de vorige eeuw (de aanzet begon al veel eerder) in toonaangevende westerse landen zoveel gedaan is om het marxisme uit het gezichtsveld van het maatschappelijk denken te verdwijnen en Marx hooguit nog genoemd wordt als één van de vele denkers uit de negentiende eeuw, uiteraard bestempeld als ‘achterhaald’. Juist nu is kennis van het marxistische gedachtegoed meer dan ooit nodig, nu het zo overstelpend juist blijkt te zijn.
Arbeidstijd speerpunt uitbuitingsagenda
In Griekenland (én in andere Europese landen, maar wel met onderlinge verschillen wat betreft de mate waarin en de manier waarop dit gebeurt) verloopt de strategie om winsten te vergroten op het ogenblik vooral door ingrepen in de werktijd. Dit proces is al jaren gaande via alle mogelijke wetsontwerpen gefabriceerd door de vorige regeringen, of het nu om ‘rechts’ of ‘links’ gaat. Griekenland is het land met het laagste percentage collectieve arbeidsovereenkomsten in Europa, en met de langste werktijden in combinatie met lage lonen. Het leidt tot een tendens waarbij het maximale aantal arbeidsuren stijgt terwijl de lonen nog meer dalen. Het nieuwe werkmodel luidt: ‘weg met collectieve rechten’. Deze waren gewonnen in tijden met gunstigere machtsverhoudingen voor sociale rechten, bijvoorbeeld vanwege het bestaan van de Sovjet-Unie en andere socialistische landen, die als een stok achter de deur functioneerden. Ook collectieve onderhandelingen via vakbonden dienen uit de weg te worden geruimd. In plaats daarvan worden individuele afspraken gemaakt met werkgevers over loon en werktijd, uiteraard op initiatief van de werkgever. Overal is flexibiliteit troef. Overuren worden niet betaald, op een enkele uitzondering na. Dit stond allemaal al in een wet van de ‘socialistische’ partij Pasok uit 2011, maar kreeg een duidelijker vorm in de wet ‘Chatzidakis’ van de liberaal-conservatieve Nea Dimokratia uit 2021. Formeel wordt de achturige werkdag niet afgeschaft, maar deze wordt berekend als een gemiddelde werktijd over een periode van twaalf maanden. Dat betekent dat men een vierdaagse werkweek van tien uur werk per dag krijgt, moet men steeds vaker op zondag werken en kan verlof worden opgeschoven naar het volgende jaar. Daarnaast zien we een afschaffing van verbod op opgesplitste werktijden bij deeltijd werknemers, digitalisering van arbeidsvoorwaarden via een website, werknemers met salaris worden voorgesteld als zelfstandige freelancers en is werk op afstand voor de kosten voor de werknemer zelf. Ook zien we digitale arbeidskaarten met vermelding van actieve en inactieve uren, afschaffing van pauzes, gedwongen onbetaald verlof en zelfs zesdaagse werkweken met 40 procent meer loon voor de zesde dag. Om het maar niet te hebben over verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd met als genoemde oorzaak het bevolkingstekort en dus tekort aan werkende mensen met als excuus de stijgende levensverwachting. Dat jonge goed opgeleide mensen massaal weglopen uit het land is een aanleiding om trots te zijn op de Griekse soort, die uitblinkt in het buitenland en buitenlandse universiteiten met hun genialiteit inspireren. Jammer toch dat Griekenland daar zo weinig aan heeft. Het is duidelijk dat bovengenoemde ontwikkelingen voor de werkende klassen een chaos teweegbrengen in het persoonlijke leven en het vooral voor vrouwen vaak onmogelijk wordt om in loondienst te gaan.
Europese Unie voorop
De grote wegbereider van deze ontwikkelingen was de Europese Unie met haar Witboek van 1993. Daarin stonden voorstellen inzake kwesties van werkgelegenheid. Op grond van een richtlijn uit 2003 werd dertien uur werken per dag als normaal beschouwd. Er volgden vele wetten die deze trend volgden: in 2009, 2012 en 2015 onder ‘rechtse’ en ‘linkse’ regeringen werd een ware aanval op werkuren geopend. Dit had een daling van lonen tot gevolg en via regeringsbesluiten is er strikte overheidscontrole op de ontwikkelingen in de salarissen tot 2059 (!) en of de staatsschuld onder de 70 procent zou komen (die is nu 170 procent). Bijna alle politieke partijen stemden hiermee in behalve de communistische partij van Griekenland (KKE). Wat ging eraan vooraf? In 2010 kwam het eerste memorandum voor financiële bijstand aan Griekenland om zijn staatsschulden te verminderen. Griekenland had om steun gevraagd aan de Europese Unie en het Internationaal Monetaire Fonds (IMF). Het memorandum werd ondertekend door de Griekse regering (Pasok was aan het roer), de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het IMF. Er zouden nog twee memoranda volgen. De aanvankelijke naam was het ‘Economisch Aanpassingsprogramma voor Griekenland’. De maatregelen waren afgekeken van diverse anti-werknemerswetten uit de bredere Europese ruimte - de zogeheten ‘best practices’ - en vormden een soort kompas voor de komende decennia: bezuinigingen en versterkt toezicht op de Griekse economie. Om iets te veranderen aan die wetten was toestemming nodig van de crediteurs. Het resultaat? Griekenland is een speciale economische zone binnen de EU met geschoolde werknemers en lage lonen, zeer flexibele arbeidsverhoudingen zonder vaste rechten en contracten, makkelijk te ontslaan, terwijl vakbondsactiviteiten zijn beperkt mede door een verbod op staken.
De tegenpool
De KKE heeft opnieuw een wetsvoorstel ingediend ondersteund door zeshonderd bonden voor het herstel van de cao’s, 35 uur werk per week (vijf dagen van zeven uur) en de afschaffing van de hele hierboven beschreven systeem in het nadeel van de werkende bevolking. Regeringen, burgerlijke partijen, groot-ondernemers en hun kaderleden in de leiding van het vakbondswezen noemen het eisenpakket om de rechten van werknemers te herstellen ‘tegen de groei gerichte achteruitgang’ of een ‘nachtmerrie’. De bonden die het KKE-wetsvoorstel steunen zijn ‘fossiele restanten' die tegen economische groei zijn. De vraag die de KKE dan ook voortdurend stelt is: “Ja, groei. Maar voor wie?” De partij benadrukt voortdurend dat de werkende bevolking in beweging moet komen onder het motto ‘alleen het volk redt het volk’. Het is wereldwijd inderdaad de enige oplossing, maar daar is wel een organisator voor nodig die helaas nog steeds veel te zwak is. Dat de mensheid in een enorme crisis terecht zou komen met veel imperialistische oorlogen, wist de denktank van het kapitalisme allang. Vandaar dat het de afgelopen decennia heeft ingezet op ‘bewustzijnserosie’: de afbraak van het socialistische kamp en de afbraak van communistische partijen. Voordat de communistische beweging zich van deze klappen herstelt, zal er nog heel wat destructie plaatsvinden, heel wat volkeren in oorlogsgebieden zullen een hel doormaken en de wereld zal vol komen te staan met vluchtelingenkampen. Socialisme of barbarij lijkt relevanter dan ooit.
Alle Manifest-lezers wens ik een voorspoedig, gezond en strijdvaardig 2025!
De termen werknemer en werkgever geven de realiteit niet weer, want ze weerspiegelen de burgerlijke visie dat de werkgever werk “verschaft” en de werknemer dat werk aanneemt. Vaak hoor je werknemers zeggen dat het goed met het bedrijf moet gaan, anders verlies je je werk. Bewaar dus het kapitalisme, want hoe zou het anders moeten? Ik gebruik deze termen alleen, omdat ze ingeburgerd zijn en dus makkelijk herkenbaar.
Wil je een abonnement op Manifest?
Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland
Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.
Abonneer Nu!