Skip navigation
Internationaal

Karl Kautsky, ‘ultra-imperialisme’ en multipolariteit

Dit artikel verscheen in de editie van Manifest van dinsdag 16 mei 2023

Kautsky’s ideeën worden gebruikt om de Russische inval van Oekraïne af te schilderen als anti-imperialistisch, in plaats van een conflict tussen imperialistische machtsblokken.
Mvs.gov.ua / CC BY 4.0

Rusland en veel andere landen die concurreren met de VS hebben het er steeds vaker over dat een ‘multipolaire wereld’ nodig is. Ook onder sommige mensen die zich als links, progressief of anti-imperialist voelen, duikt deze term steeds meer op. Een multipolaire wereldorde, waarin de macht van de VS is ingeperkt, zou vrede en veiligheid kunnen bieden – zo wordt vaak geredeneerd. Maar hoe reëel is dat? Is het imperialisme daadwerkelijk te ‘beteugelen’ door andere krachtsverhoudingen? Het onderstaande artikel gaat in op dit vraagstuk, en laat zien dat deze theorie eigenlijk al heel oud is.

De modieuze term ‘multipolariteit’ - populair bij een aanzienlijk deel van internationaal links - heeft een historische achtergrond. In 1914 schreef Karl Kautsky - toen wellicht de meest prominente marxistische theoreticus ter wereld - het essay Ultra-imperialisme over de fasen van het kapitalisme - verleden, heden en toekomst. Zoals veel hedendaagse multipolaristen die zich een stabiel, vreedzaam imperialisme voorstellen na het temmen van de VS, voorzag Kautsky een weldadige fase van kapitalistische samenwerking en vrede na de oorlog, nadat de strijdende partijen waren uitgeput.

De kapitalistische landen zouden vrede vinden op internationaal niveau door een proces dat vergelijkbaar is met kartelvorming - de vorming van monopolies. Kautsky geloofde dat de groei van monopolistische concentratie op bedrijfsniveau - een proces dat aan het eind van de negentiende eeuw aan de gang was en door bijna iedereen werd erkend - parallel liep met de concentratie van landen, hun koloniën en belangengebieden op internationaal niveau. Zoals monopolies de concurrentie tussen bedrijven verminderen, zo redeneerde Kautsky, zou ultra-imperialisme de concurrentie en rivaliteit tussen staatsmachten verminderen.

Ultra-imperialisme werd een paar maanden voor de Eerste Wereldoorlog geschreven en in september 1914, een paar maanden na het begin van de oorlog (met herzieningen) gepubliceerd. Het was in de eerste plaats bedoeld om kwalitatieve veranderingen in het kapitalisme te verklaren: van de negentiende-eeuwse fase van ‘vrije markt’-kapitalisme, geleid en gedomineerd door Groot-Brittannië, via de imperialistische fase of vorm, die bestond ten tijde van Kautsky’s essay, naar de ultra-imperialistische fase, die Kautsky verwachtte nadat de oorlog zou zijn geëindigd.

Voor de lezer van vandaag kan Ultra-imperialisme een aantal ongebruikelijke, zelfs excentrieke ideeën bevatten, maar ze weerspiegelen de snel veranderende omstandigheden waarmee marxisten rond de eeuwwisseling te maken hadden. Het kapitalisme veranderde; de arbeidersbeweging veranderde; de socialistische partijen veranderden; en de leiders van de beweging veranderden.

De kapitalistische ondernemingen werden steeds groter, slokten kleinere concurrenten op en concentreerden belangrijke industrieën in minder eenheden. De kapitaalaccumulatie was ook toegenomen, met als gevolg dat financiers verder weg naar investeringsmogelijkheden zochten. En staten moedigden de export van kapitaal aan, terwijl ze zich verplichtten die investeringen te beschermen door kolonies te verwerven en belangengebieden te ontwikkelen.

Deze ingrijpende kwalitatieve veranderingen bleven niet onopgemerkt; in marxistische kringen onderzochten niet alleen Kautsky, maar ook anderen - Boecharin, Luxemburg en natuurlijk Lenin - de betekenis van deze veranderingen. Zonder twijfel drukte Lenins bijdrage - het boek Imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme uit 1916 - de meest onuitwisbare stempel op het imperialismebegrip van links in de volgende honderd jaar.

Voor Kautsky vloeiden veranderingen in de vorm of fase van het kapitalisme voort uit onevenwichtigheden tussen de industriële en agrarische productie. De kapitalistische industriële productie kende weliswaar geen grenzen, maar de uitwisseling met de landbouwsector werd altijd beperkt door de tragere groei van de productie van levensmiddelen en de beschikbaarheid van grondstoffen, alsmede door het aantal afnemers van industriële goederen. Hoewel het maken van een onderscheid tussen industrie- en landbouwsector voor de lezers van vandaag kunstmatig kan lijken, weerspiegelt het een verschil dat beter kan worden uitgedrukt als het verschil tussen geavanceerde kapitalistische landen en pre-industriële regio’s, landen en zelfs continenten in het begin van de twintigste eeuw.

Kautsky schetst een plausibele natuurlijke geschiedenis van de geavanceerde kapitalistische landen die antwoorden zoeken op het probleem van de ‘landbouwsector’ door kapitaal te exporteren naar andere landen voor handel en markten. Kolonisatie ontstaat omdat het deze nieuwe markten ontbreekt aan infrastructuur en - vaak - staatsstructuren. De kapitaalexporteur vindt het gemakkelijker zijn staat op te leggen dan een nieuwe staat te creëren: “Natuurlijk wordt hierin het best voorzien door de staatsmacht van deze kapitalisten zelf … Vandaar dat naarmate de drang naar toenemende kapitaalexport van de industriële staten naar de agrarische zones van de wereld groeit, ook de tendens groeit om deze zones te onderwerpen aan hun staatsmacht.”

Dit is Kautsky’s theorie over de opkomst van het imperialisme. Interessant is dat Kautsky, in tegenstelling tot Lenin, deze relatie tussen kolonisator en gekoloniseerde eerder als onderdrukkend dan als uitbuitend karakteriseert.

Niet alle landen die zich ontwikkelen door de import van kapitaal worden door de geïndustrialiseerde landen in een ondergeschikte rol opgesloten; Kautsky noemt de VS en Rusland die profiteren van geëxporteerd kapitaal uit andere landen, maar “de kracht bezitten om [hun] autonomie te beschermen … De wens om deze [autonomie] te belemmeren is een ander motief voor de kapitalistische staten om de agrarische zones te onderwerpen, direct - als kolonies - of indirect - als invloedssferen…"

Waar Lenin imperialisme ziet als een noodzakelijkheid van het volwassen monopoliekapitalisme - een fase die wordt gedicteerd door het aandrijfmechanisme van het kapitalisme - ziet Kautsky imperialisme als een beleid, een keuze die op de een of andere manier wordt gemaakt door de collectieve kapitalist: “Vertegenwoordigt [imperialisme] de laatst mogelijke verschijningsvorm van kapitalistische wereldpolitiek, of is er nog een andere mogelijk?”

Veelzeggend is dat Lenins marxisme gebruik maakt van bewegingswetten om de imperialistische fase te verklaren, terwijl het marxisme van Kautsky het imperialisme beschouwt als een van de beschikbare wegen.

Verder scheidt Kautsky de wapenwedloop, het militarisme en de oorlog van de logica van het kapitalisme:

“Maar het imperialisme heeft nog een andere kant. De tendens tot bezetting en onderwerping van de agrarische gebieden heeft scherpe tegenstellingen veroorzaakt tussen de geïndustrialiseerde kapitalistische staten, met als gevolg dat de wapenwedloop … en … de lang voorspelde wereldoorlog nu een feit is geworden. Is ook deze kant van het imperialisme een noodzakelijkheid voor het voortbestaan van het kapitalisme, een kant die alleen met het kapitalisme zelf kan worden overwonnen?

Er is geen economische noodzaak om de wapenwedloop voort te zetten na de wereldoorlog, zelfs niet vanuit het standpunt van de kapitalistische klasse zelf, met uitzondering van hooguit bepaalde bewapeningsbelangen [sic]. Integendeel, de kapitalistische economie wordt juist ernstig bedreigd door de tegenstellingen tussen haar staten. Iedere vooruitziende kapitalist moet vandaag een beroep doen op zijn collega’s: kapitalisten van alle landen, verenigt u! [mijn cursief].”

Voor Kautsky is - in tegenstelling tot Lenin - oorlog dus geen vaste, te verwachten uitkomst van het imperialisme. De oproep aan de kapitalisten om zich te verenigen achter de vrede onderstreept heel duidelijk het verschil!

Omdat de economie van het imperialisme zich tegen de kapitalist keert - het rendement op de kapitaalexport is volgens Kautsky gedaald – “graaft het imperialisme dus zijn eigen graf ... het imperialismebeleid kan daarom niet veel langer worden voortgezet.”

Wat komt er dan nu, gelet op de valkuilen van voortzetting van het imperialisme?

Kautsky antwoordt:

“Wat Marx zei over het kapitalisme kan ook worden toegepast op het imperialisme: monopolie creëert concurrentie en concurrentie monopolie. De verwoede concurrentie van reuzenbedrijven, reuzenbanken en multimiljonairs dwong de grote financiële groepen, die de kleine opslokten, het begrip kartel te bedenken. Op dezelfde manier kan het resultaat van de wereldoorlog tussen de grote imperialistische mogendheden een federatie zijn van de sterksten, die hun wapenwedloop afzweren.

Vanuit zuiver economisch oogpunt is het dus niet onmogelijk dat het kapitalisme nog een andere fase doormaakt, namelijk de vertaling van de kartelvorming in het buitenlands beleid: een fase van ultra-imperialisme, waartegen wij uiteraard even energiek moeten strijden als tegen het imperialisme, maar waarvan de gevaren in een andere richting liggen, niet in die van de wapenwedloop en de bedreiging van de wereldvrede.”

Dus Kautsky ziet het kapitalisme niet als de bron van oorlog en agressie.

Toen het voltooide manuscript op het punt stond gepubliceerd te worden in Die Neue Zeit, slechts enkele maanden na het begin van wat een wereldoorlog dreigde te worden, zag Kautsky in dat de lezers de belofte van een post-imperialistische duurzame vrede enigszins twijfelachtig zouden kunnen vinden. Toch voorzag hij “deze laatste oplossing, hoe onwaarschijnlijk die op dit moment ook mag lijken.”

Hoe moeten we deze opmerkelijke projectie beoordelen? Heeft de theorie van het ultra-imperialisme zin?

Het is duidelijk dat Lenin deze theorie scherp afwijst. Hij schreef in december 1915 in een inleiding op N. Boecharins Imperialisme en wereldeconomie op zijn karakteristieke bijtende wijze:

“Theoretisch en abstract redenerend kan men tot de conclusie van Kautsky komen … dat de tijd niet ver weg is dat de kapitaalmagnaten zich zullen verenigen in één wereldtrust die de rivaliteit en de strijd van het nationaal beperkte financiële kapitaal zal vervangen door een internationaal verenigd financieel kapitaal …

Met name wat Kautsky betreft, heeft zijn openlijke breuk met het marxisme hem er niet toe gebracht de politiek te verwerpen of te vergeten, noch de talrijke en gevarieerde politieke conflicten, stuiptrekkingen en transformaties die het imperialistische tijdperk in het bijzonder kenmerken, over te slaan; noch een voorvechter van het imperialisme te worden; maar te dromen van een ‘vreedzaam kapitalisme’. Het ‘vreedzame’ kapitalisme is vervangen door een onvreedzaam, militant en catastrofaal imperialisme … Als het dan niet mogelijk is om eenvoudig, direct en botweg te dromen van een terugkeer van het imperialisme naar een ‘vreedzaam’ kapitalisme, is het dan niet mogelijk om die in wezen kleinburgerlijke dromen de schijn te geven van onschuldige overpeinzingen over een ‘vreedzaam’ ultra-imperialisme? Als de naam ultra-imperialisme wordt gegeven aan een internationale eenwording van nationale (of, correcter, staatsgebonden) imperialismes die “in staat zou zijn” de meest onaangename, de meest verontrustende en onsmakelijke conflicten zoals oorlogen, politieke stuiptrekkingen, enz. waar de kleinburgers zo bang voor zijn, uit te bannen, waarom wenden we ons dan niet af van het huidige tijdperk van imperialisme dat reeds is aangebroken - het tijdperk dat ons in het gezicht staart, dat vol is van allerlei conflicten en catastrofen? Waarom wenden we ons dan niet tot onschuldige dromen van een relatief vreedzaam, relatief conflictloos, relatief niet-catastrofaal ultra-imperialisme? En waarom schuiven we de ‘veeleisende’ taken van het imperialisme dat nu in Europa heerst niet terzijde? Waarom niet in plaats van te dromen dat dit tijdperk misschien snel voorbij zal zijn, dat het misschien gevolgd zal worden door een relatief ‘vreedzaam’ tijdperk van ultra-imperialisme dat niet zulke ‘scherpe tactieken’ vereist? …

In deze neiging om het imperialisme dat er nu is, te omzeilen en in dromen over te gaan naar een tijdperk van ‘ultra-imperialisme’, waarvan we niet eens weten of het realiseerbaar is, zit geen greintje marxisme... [H]ij biedt ons geen marxisme, maar een kleinburgerlijke en diep reactionaire neiging om tegenstellingen te verzachten … Kautsky belooft opnieuw alleen maar een marxist te zijn in het komende tijdperk van ultra-imperialisme, waarvan hij niet weet of het zal komen! … Voor morgen hebben we marxisme op krediet, marxisme als belofte, uitgesteld marxisme. Voor vandaag hebben we een kleinburgerlijke opportunistische theorie - en niet alleen een theorie - van het verzachten van tegenstellingen.”

Lenin was in de eerste plaats een politiek polemist. Hij was een diepzinnig denker, maar werkte het vaakst in het heetst van de politieke strijd, waar sarcasme en spot met de grootste kracht toesloegen.

Hij legt Kautsky’s theorie uit in de context van het opportunisme. Omdat Kautsky’s intellectuele schip en ook dat van andere sociaaldemocratische leiders hun marxistische ankerpunten hadden verlaten, waren zij vatbaar voor de aantrekkingskracht van geïdealiseerde, droomachtige illusies van vreedzaam kapitalisme en vervolgens vreedzaam imperialisme.

Tegenover deze illusies benadrukte Lenin de realiteit van een groeiende menselijke catastrofe - de Eerste Wereldoorlog - die nog maar net de menselijke ellende begon te onthullen die in het verschiet lag. Het was deze imperialistische oorlog - een oorlog met geen andere betekenis dan imperialistische rivaliteit - die Kausky’s droom aan diggelen sloeg.

Meer dan honderd jaar later en met de kennis van nu kunnen we beter beoordelen of Kautsky’s “marxisme op krediet, marxisme als belofte” geldigheid toekomt of moet worden ingewisseld. De geschiedenis is altijd het laboratorium voor de wetenschap van het marxisme.

Het is duidelijk dat Lenin gelijk had en dat Kautsky zich schromelijk vergiste: na de eerste grote oorlog van de twintigste eeuw volgde geen periode van vreedzaam kapitalisme of vreedzaam imperialisme. Integendeel, de vorige eeuw was er een van voortdurende oorlogen, imperialistische agressie en ongekende menselijke verwoesting. Dat kon volgens Lenin ook niet anders, zolang als het kapitalisme concurrentie en rivaliteit bleef genereren.

Er kunnen en moeten bewegingen opstaan om zich tegen deze tendens te verzetten. Revolutionairen moeten zich krachtig tegen deze oorlogen verzetten en moeten proberen zo breed mogelijke steun te verwerven om deze oorlogen te vertragen, te dwarsbomen en te stoppen, maar zij mogen niet de illusie koesteren dat het kapitalisme en zijn instrument, het imperialisme, deze tendens niet voortdurend tot uitdrukking zullen brengen.

Kautsky’s theoretische argument voor ultra-imperialisme berust op een veelgemaakte fout bij het begrijpen van zowel Marx als monopolie. Op het niveau van de ondernemingen ziet Kautsky onderscheiden stadia waarin een concurrerende industriële sector onverbiddelijk overgaat in een gemonopoliseerde industrie (hij geeft toe dat Marx ook altijd opmerkt dat monopolie steeds overgaat in concurrentie - een ongemakkelijke formulering die hij gemakshalve negeert). Zijn theorie van het imperialisme bouwt voort op dit model: op het niveau van landen stelt hij dat imperialistische concurrentie (rivaliteit) altijd leidt tot een wereldwijd monopolie, een imperialistische combinatie of kartel.

Daarom zal de wereldeconomie een tijdperk van stabiliteit en vrede inluiden - ultra-imperialisme.

Maar dit strookt niet met het denken van Marx, noch met de dialectiek van de concurrentie. De basis van de marxistische mededingingstheorie is te vinden in het vroegst gepubliceerde marxistische geschrift over politieke economie, Frederich Engels’ verwaarloosde Contouren van een kritiek van de politiek economie (1844), dat veel aandacht besteedt aan mededinging en monopolie en de stelling voortbracht: “Monopolie brengt vrije concurrentie voort, en deze laatste brengt op haar beurt monopolie voort.”

Ook al begrijpt Engels de dialectische relatie tussen concurrentie en monopolie, toch houdt hij vast aan de bestendigheid van concurrentie: “We hebben gezien dat uiteindelijk alles neerkomt op concurrentie, zolang er privé-eigendom bestaat.”

In een van de duidelijkste verklaringen van de dialectiek van de concurrentie legt Engels dit uit als niet noodzakelijkerwijs onderscheiden stadia, maar als een fundamentele wisselwerking:

“Het tegendeel van concurrentie is monopolie … Het is gemakkelijk te zien dat deze antithese ook weer tamelijk hol is … Concurrentie is gebaseerd op eigenbelang, en eigenbelang kweekt op zijn beurt monopolie. Kortom, concurrentie gaat over in monopolie. Aan de andere kant kan een monopolie het tij van de concurrentie niet keren - sterker nog, het kweekt zelf concurrentie.”

Engels benadrukt dat concurrentie fundamenteel is voor wat marxisten de kapitalistische productiewijze zouden noemen - het doordringt elk aspect van het kapitalistische sociale en economische leven. Ook al is concentratie (monopolie) een altijd aanwezig proces, het verdringt nooit de concurrentie, noch wist het de concurrentie uit. Kautsky’s mechanisch marxisme - net als latere monopolietheoretici zoals Sweezy en Baran - begrijpt zowel de bestendigheid van concurrentie als het proces van monopolie of kartelvorming niet. Concurrentie (rivaliteit) is de drijfveer van het kapitalisme in al zijn vormen en blijft dat ook als het kapitalisme zich ontwikkelt.

Is de huidige multipolariteit hetzelfde als Kautsky’s ultra-imperialisme?

Het is populair geworden, vooral bij links, om de verzwakking van het VS- en NAVO-imperialisme aan te prijzen als het enige doel van het anti-imperialistische project. Zeker, een zwakker, onschadelijk gemaakt buitenlands beleid, ondernemingsbereik en militaire houding van de VS zijn zowel een dringende taak als een volledig gerechtvaardigd doel voor anti-imperialisten. Maar moet dat het enige doel zijn?

Na de val van de Sovjet-Unie en haar Oost-Europese bondgenoten leek de wereld misschien unipolair. De VS, de enige supermacht die de Koude Oorlog overleefde, oefenden bijna absolute controle uit over wereldwijde instellingen, behielden militaire bases in elke regio en ondervonden in het begin weinig weerstand tegen hun plannen. Naarmate de VS zich in steeds meer binnenlandse aangelegenheden van landen mengden, leek de beschrijving van een ‘unipolaire wereld’ steeds passender.

Natuurlijk kwam er verzet. Verschillende landen kwamen in opstand, vooral in het Midden-Oosten en Midden- en Zuid-Amerika. Volksbewegingen kozen in weerwil van de VS voor een onafhankelijk beleid, drongen aan op nationale soevereiniteit en voerden zelfs wat Lenin ‘nationale oorlogen’ noemde - directe of proxy nationale bevrijdingsoorlogen (bv. Irak, Afghanistan, Syrië) - tegen de VS.

In de eenentwintigste eeuw werd de unipolaire status van de VS verder uitgehold en nam het verzet tegen de dictaten van de Amerikaanse regering toe. De groeiende economische macht van Volksrepubliek China, grotendeels onaangetast door de wereldwijde economische onrust, daagde de VS op dat front uit, evenals de groeiende militaire macht en het concurrentievermogen op energiegebied van Rusland.

Het is duidelijk dat slechts tientallen jaren nadat de VS zichzelf tot wereldleider hadden uitgeroepen, de hegemonie van de VS onder druk stond. Invloed, macht en leiderschap werden meervormiger. De wereld werd in belangrijke mate multipolair. En voor zover deze nieuwe orde de actieradius van de VS beperkt, is dat een goede zaak.

Maar multipolariteit als realiteit is iets anders dan multipolariteit als doctrine. Multipolariteit verwelkomen omdat het de VS aan banden legt is één ding; multipolariteit verwelkomen omdat het een nieuw tijdperk van vreedzame coëxistentie en harmonie in de wereld inluidt, is iets anders - iets dat veel misleidender en gevaarlijker is.

Net als Kautsky komen sommigen ter linkerzijde tot de conclusie dat het kapitalisme kan worden losgekoppeld van concurrentie of rivaliteit, als de VS maar worden ingeperkt. Zoals Lenin opmerkte, is dit standpunt meer wensdenken dan een weerspiegeling van de werkelijkheid.

Voor doctrinaire multipolaristen is een eeuwenlange geschiedenis van imperialistische rivaliteit tussen grootmachten, die slechts gedeeltelijk werd verstoord door een verenigde anti-Sovjet, anticommunistische kruistocht, nauwelijks een bewijs dat het kapitalisme steevast imperialistische rivaliteiten aanwakkert. Zij kiezen ervoor dit patroon over het hoofd te zien.

Minder dan twee decennia na het einde van de grote imperialistische oorlog waren Japan, Italië en Duitsland begonnen met zoeken naar imperialistische expansie, vaak ten koste van de imperia van andere grootmachten zoals het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk.

Halverwege de eeuw temperden de confrontatie van de Koude Oorlog en de dreiging van nucleaire vernietiging het gevaar van een wereldoorlog, maar er woedden imperialistische oorlogen, zowel nationale bevrijdingsoorlogen als anti-oproeroorlogen. In veel gevallen kwam economische agressie in de plaats van militaire agressie toen voormalige koloniale meesters probeerden neokoloniale betrekkingen aan te knopen.

Ondanks deze achtergrond van aanhoudende, eindeloze imperialistische concurrentie en conflicten, stellen multipolaristen zich een komend tijdperk van multilaterale samenwerking en wederzijds respect voor.

Zij stellen zich voor dat India en Pakistan een ongekende harmonie zullen vormen; dat de Japanse aanspraken op de Koerilen-eilanden zullen verdwijnen; dat de rivaliteit op de Balkan en de conflicten tussen Armenië en Azerbeidzjan op magische wijze zullen worden opgelost; dat de langdurige en altijd sluimerende rivaliteiten in het Midden-Oosten zullen verdwijnen; en dat de strijd om de controle over de enorme rijkdommen van de Democratische Republiek Congo zal verflauwen en vreedzaam zal worden beslecht, zodra het Amerikaanse imperialisme aan banden is gelegd.

Zij zien geen onheilspellende tekenen in de groeiende oorlogszucht en de sterk uitgebreide militaire budgetten van Duitsland en Japan. Zij begroeten wereldwijde herschikkingen en nieuwe allianties eerder als stappen in de richting van vrede dan als potentiële bronnen van conflicten.

De oorlog in Oekraïne heeft een veel grotere dreiging voor lokale, regionale en zelfs mondiale oorlog ontketend dan we in vijftig jaar hebben gezien. Zoals Ian Buruma (in de Wall Street Journal van 24 maart 2023) heeft opgemerkt, heeft de oorlog Duitsland in staat gesteld zijn oorlogsbudget met 100 miljoen euro uit te breiden, terwijl de naoorlogse ketenen van deze voormalige aanstichter van de laatste wereldoorlog werden verbroken, een moment dat kanselier Scholz een “historisch keerpunt” noemt.

Buruma haalt een toezegging van de Japanse premier Kishida aan om de militaire uitgaven in 5 jaar tijd met 50% te verhogen, een gevaarlijke breuk met de grondwettelijke beperkingen van Japan. Is dit een voorteken van de toekomstige utopische multipolariteit?

Net als Kautsky’s theorie van het ultra-imperialisme is deze theorie van een vreedzame en harmonieuze wereld van kapitalistische machten een radicale afwijking van wat de geschiedenis leert en van de hedendaagse realiteit. En net als Kautsky hebben de voorstanders ervan het contact met de dynamiek van het kapitalisme in het tijdperk van het imperialisme verloren. Kautsky zag de fundamentele tegenstelling van zijn tijd tussen concurrerend kapitalisme en monopoliekapitalisme, waarbij de ‘kartelvorming’ van de imperia de mondiale rivaliteiten uitschakelde.

De huidige multipolaristen zien de strijd tussen unipolariteit en multipolariteit als de belangrijkste tegenstelling in de wereld. Net als bij het ultra-imperialisme is dit een illusie die hen in staat stelt de grote tegenstelling van onze tijd te omzeilen: de strijd tussen een overrijp, mislukt systeem - het kapitalisme - en het socialisme.

Sinds de ondergang van het Sovjet-socialisme is het pleiten voor het socialisme uit de mode geraakt. Voor de meeste linkse mensen is socialisme op zijn best een verre droom, ver buiten ons bereik. Ongetwijfeld is deze wanhoop – ongeëvenaard zelfs in de meest wanhopige tijden uit het verleden - de reden voor de aantrekkingskracht van multipolariteit, iets dat binnen handbereik lijkt.

Maar intellectuele integriteit vereist dat we gaan waar de waarheid ons brengt. En de waarheid in onze tijd - zoals de waarheid in Kautsky’s tijd - vereist dat we erkennen dat kapitalisme oorlog veroorzaakt. De uiteindelijke oplossing voor oorlog is het socialisme.


Bron: ZZ’s blog, 7 april 2023. Vertaling: Louis Wilms.

Wil je een abonnement op Manifest?

Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland

Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.

Abonneer Nu!