Skip navigation
MOOIE WOORDEN

Bij de kapper en andere zaken

Dit artikel verscheen in de editie van Manifest van woensdag 28 september 2022

Placeholder
NCPN

Een jaar of tien, elf moet ik zijn geweest. Of twaalf? Het was in elk geval niet zo lang na het einde van de Tweede Wereldoorlog, toen ik bij de kapper op mijn beurt zat te wachten. Er zaten meer mensen te wachten. Allemaal mannen. Het zal dan wel op een zaterdagmiddag zijn geweest. De mannen waren met elkaar in gesprek. Het gesprek dat ik aanhoorde ging deze keer over de plaatselijke politiek. Het krantenverslag van de laatst gehouden gemeenteraadsvergadering werd becommentarieerd. Ondanks dat ik als klein mannetje niet alles begreep had het gepraat van de wachtende mannen en de in de kappersstoel zittende mijn aandacht. Ze hadden het ook over wat ‘de communist’ in de gemeenteraad naar voren had gebracht. Zo kwam het gesprek erop dat de communisten in de gemeente niet te veel te zeggen moesten krijgen. “Als de communisten hier de baas worden dan krijg je op elke hoek van de straat een kroeg”, zo sprak één van hen. Deze uitgesproken bewering werd door de anderen niet tegengesproken...

Jaren later werd er in de gemeenteraad een voorstel besproken de Algemene Politieverordening (APV) - later Algemene Plaatselijke Verordening geheten - zodanig aan te passen opdat de horecabedrijven ‘s avonds lager open mochten blijven. Tijdens die vergadering kon ‘de communist’ - dat was ik dus - het niet laten de anderen deel te laten worden van wat hij als jongetje bij de kapper gehoord had. Ik moet zo ongeveer dit gezegd hebben: “We zijn nu zoveel jaren later, de communisten zijn hier niet de baas geworden. In die tijd waren er vijf kroegen en nu zo’n twintig. Nog niet op elke hoek van de straat, maar het lijkt die kant wel op te gaan.” Maar deze enigszins vermakelijke anekdote was wellicht niet het vermelden waard geweest als er toen bij de kapper ook niet iets anders gezegd was. Een van die mannen had ook nog gezegd dat de plaatselijke communisten geen echte communisten waren en dat er maar één goede communist geweest was en dat die het communistisch gemeenteraadslid was die als slachtoffer van het fascisme concentratiekamp Buchenwald niet overleefd had. Als klein mannetje vond ik dat maar vreemd. Deugt een communist pas dan als-ie dood is?

Ook deze bewering werd door de anderen niet tegengesproken... Het was zóveel jaren na de oorlog - de Tweede Wereldoorlog. En toch was het nog steeds oorlog. In andere vorm: de ‘koude oorlog’. De mannen bij de kapper destijds, ik kende ze. Het leken mij geen slechte mensen. Het waren geen ‘pommeranten’, geen notabelen. Gewoon werkvolk was het, maar wel kerkgangers. De ‘kansel’, dat zal het geweest zijn. Dode communisten zijn goede communisten…

Over dode communisten gesproken en dan hebben we het niet over communisten die, zoals alle mensen van ouderdom of door ziekte overlijden. We hebben het hier, zoals ook vroeger de mannen bij de kapper, over communisten die sneuvelden in de strijd tegen het fascisme. In Nederland bespeur ik in boeken en tijdschriften een zekere herwaardering van de vroegere communisten, zelfs van de Communistische Partij van Nederland, de CPN. Maar deze zekere herwaardering vindt plaats in een sfeer van ‘voorbije tijden’. Het gaat dan over producenten die het verleden niet meer met die vernauwende ‘koude-oorlogs-blik’ van eerder willen bekijken. Op zich is dat alles goed nieuws. Het goede nieuw is dan dat de mensen - vooral de jongere garde - de communisten op een andere manier gaan zien dan ze tot dan toe gewend waren: ook communisten kunnen dus deugen…

Er zit echter ook een andere kant aan, een kant die ikzelf als minder goed ervaar. Omdat is gebleken dat ik in Nederland in jaren het langstzittende gemeenteraadslid ben, werd en word ik hierom nog steeds benaderd door de journalistiek. Niet zelden gaat het een en ander gepaard met opmerkingen als dat ik ‘de laatste communist’ ben. Dat wordt dan toegejuicht noch betreurd, maar als een gegeven beschouwd. Vijandschap van de kant van de betreffende journalisten ervaar ik niet. Wel oprechte nieuwsgierigheid. Maar er is iets dat als wij er niet bij zijn, de oprechte belangstelling is ingegeven door de aanname dat communistische politiek iets van het verleden is. Iets dat geweest is en niet meer bestaat. En door de angst dat als straks de oudste communisten er niet meer zijn de bronnen waaraan de oprechte nieuwsgierigheid van sommige journalisten opgedroogd zijn.

Als dat het is dan heeft men er geen weet van dat er een lichting jonge communisten is die serieus kennis neemt van de geschiedenis van de communistische beweging in ons land. Wij moeten erom denken dat de toegenomen belangstelling ook tijdelijk kan zijn. Communisten van nu juichen oprechte belangstelling voor het communisme en met name vooral ook die voor de antifascistische strijd toe, maar hebben geen belang bij een vermelding op de lijst van werelderfgoed.

Geen werelderfgoed, niet in het Museum van Oudheden! Bij het aanschouwen van de toestand op de wereld, bij het aanhoren van en lezen over de noodzaak van verandering, van kritiek op het kapitalisme, kan het niet zo zijn dat socialisme buiten beschouwing blijft. Er is geen tijdperk afgesloten met de val van de Sovjet-Unie en andere socialistische staten. De mensheid leeft ook nu - en vooral nu - in het tijdperk van overgang van kapitalisme naar socialisme. De nu heersende klassen maken de aarde voor het overgrote deel van de mensheid onbewoonbaar. Dit wordt door steeds meer mensen begrepen of aangevoeld en men stuit vooral op de sympathie voor de Verenigde Staten van Amerika. Deze sterkste imperialistische mogendheid heeft door de jaren heen ook cultureel grote invloed en aantrekkingskracht op heel veel - ook gewone mensen. De wereld overheersende filmindustrie, muziekindustrie, de wereldwijd bijna afgedwongen bewondering voor deze wereldmacht, drong en dringt nog alles naar de achtergrond en houdt daardoor ook een serieuze discussie over de noodzaak van socialisme tegen.

Terwijl een steeds groter deel van de mensen van dit grote land, waar het anticommunisme welhaast een staatsgodsdienst is, in armoede leeft, waar de infra-structuur op instorten staat, geniet het nog steeds voor veel te veel mensen de garantie dat het een waarborg is tegen het nog slechtere.

Nog niet zo lang geleden las ik ergens dat de ex-echtgenoot van de Nederlandse prinses Christina, die van Cubaanse afkomst is, over het socialisme zei dat ‘er mensen zijn die zeggen dat het onderwijs op Cuba toch maar op een hoog peil staat, maar dat dit niet de verdienste van de communisten is, omdat het onderwijspeil op Cuba ook daarvoor al hoog was’. “Dat hebben die communisten niet kapot kunnen maken”, zo besloot hij. Ook zulke onzinnige leugens worden aangenomen. Er is een wereld te winnen!

Wil je een abonnement op Manifest?

Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland

Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.

Abonneer Nu!