Dit voorjaar verbleef ik met mijn vriendin voor vakantie in de Italiaanse stad Ferrara. Een nog steeds ommuurde stad in de Po-vlakte doordrenkt van ‘renaissance’. In die stad verbleef vanaf 1475 drieënhalf jaar lang Rudolf Huisman (Latijnse naam Rudolf Agricula) om Grieks te studeren. Rudolf Huisman is in 1443 geboren in Baflo, Noord-Groningen. De bisschop van Münster, tot wiens bisdom Groningen (niet de stad, die behoorde tot bisdom Utrecht) behoorde, betaalde zijn studie. Rudolf is een voorbeeld van de renaissance: bereisd en goed opgeleid. Hij wordt gezien als degene die het renaissance-humanisme naar Noord-Europa bracht. Hij is de voorganger van Erasmus.
Op mijn middelbare school eind jaren ‘50 werden in de geschiedenisles de Middeleeuwen voorgesteld als een donkere periode. Na de ineenstorting van het glorieuze Romeinse Rijk en de korte opleving door Karel de Grote brak een tijd aan waarover kennelijk weinig te melden was. Aan die duistere periode kwam gelukkig een eind met de renaissance waarin menselijke waarden in de klassieken werden herontdekt.
Historisch en dialectisch materialisme
Deze wijze van de geschiedenis begrijpen en doorgeven stelt de renaissance voor als een louter cultureel fenomeen. Het gaat voorbij aan de sociaaleconomische en technologische ontwikkelingen die zich in de Middeleeuwen voltrokken. De productiekrachten in de landbouw ontwikkelden zich door innovaties van landbouwwerktuigen en een groeiend inzicht in landbouw en veeteelt - het resultaat van de vooruitgang in de ambachten en wetenschap. Deze innovaties ontplooiden zich vooral in de steden, die veelal ontstonden rondom strategisch aan transportroutes gelegen, feodale kastelen. Door de nieuwe economische ontwikkeling groeiden die verder uit.
Het ontstaan van nieuwe groepen (rangen, standen, klassen) in de bevolking met een nieuwe eigen economische en sociale status en ambities leidde tot nieuwe productieverhoudingen. Deze dwongen tot een herziening van het begrijpen en rechtvaardigen van de maatschappelijke realiteit. De feodale interpretatie daarvan schoot tekort. De macht van de kerk, en de met haar verbonden adel, botste met de nieuwe maatschappelijke verhoudingen. Voor de nieuwe intelligentsia, die voortkwam uit de nieuwe maatschappelijke groepen, was het de drijfveer om de klassieke bronnen opnieuw te bestuderen. Daarin zochten zij naar aanwijzingen en inzichten om de nieuwe realiteit te begrijpen en uit te dragen. Die inzichten worden zichtbaar in het humanisme binnen de renaissance en in de drang tot reformatie van het instituut van de Rooms-Katholieke Kerk.
Ambities van nieuwe maatschappelijke groepen
De nieuw ontstane groepen in de bevolking ontwikkelden ambities die in overeenstemming waren met hun verworven maatschappelijke posities. Dit leidde tot opstanden, oproeren en zelfs oorlogen, waarvoor zij ideologische steun vonden in de inzichten van humanisme en reformatie.
In Engeland zagen boeren en burgers in de 14e eeuw hun kans schoon nadat de pest de bevolking van grote delen van Engeland met een derde had teruggebracht, ongeacht rang of stand. Voor de adel betekende dit dat zij de greep op hun pachters en horigen kwijt raakten waardoor de boeren en burgers, die door hun grotere aantallen sneller hersteld waren, nieuwe voorwaarden opstelden voor hun dienstverlening aan de adel. Dit resulteerde in de uitbreiding van de Magna Carta van 1225 waardoor boeren en burgers meer rechten kregen.
In Nederland is de boerenopstand in 1273 in Kennemerland tegen de hoge adel en clerus (geestelijke stand) een voorbeeld. Die opstand verspreidde zich snel waarbij Gijsbrecht van Amstel de opstandelingen aanvoerde die zich vooral richtten tegen de bisschop van Utrecht. Een eeuw later zijn de Hoekse en Kabeljauwse Twisten (1345 – 1492) een voorbeeld van de strijd tussen de feodale adel en de nieuwe burgers en opportunistische edellieden. Deze strijd werd in 1581 bekroond met het
Plakkaat van Verlatinghe. Dit besluit om de koning van Spanje niet meer te erkennen was een belangrijke stap in de 80-jarige oorlog. Deze begon in 1586 met de onthoofding van de (lagere) edellieden Egmont en Hoorne als antwoord op hun smeekbede voor meer rechten, en eindigde in 1648 met de Vrede van Münster, waarbij de onderhandelingen voor de Republiek der Verenigde Nederlanden werden gevoerd door de Amsterdamse koopman Adriaan Pauw!
In Frankrijk grepen de Franse boeren in 1358 naar hun hooivorken en kwamen in opstand. De Franse adel was verzwakt door de nederlaag in de Guldensporenslag (1302) tegen de boeren en burgerij van Vlaanderen en vervolgens door conflicten met de Engelse adel over dynastieke heerschappij in Frankrijk in de Honderdjarige oorlog (1337 – 1453). De boeren waren zich ervan bewust geworden dat vooral zij de kosten van de oorlog betaalden met de opbrengst van arbeid en hun leven in de oorlog. Zij plunderden vele kastelen waartegen de Franse adel weinig uitrichtte, omdat ze verwikkeld waren in de 100-jarige oorlog. Later werden de boeren alsnog verdreven en hun leider Guillaume Cale terecht gesteld.
In Spanje waren het de ‘comuneros’, burgers en boeren van Castilië, die tegen Karel V in opstand kwamen. In 1521 werden ze door Spaanse adel verslagen bij Villalar, toen Adriaan Boeijens, de latere Paus Adrianus, daar de belangen van Karel V behartigde. De leiders Juan de Padilla, Juan Bravo en Francisco Maldonado werden gevangengenomen en geëxecuteerd. Elk jaar nog, worden deze ‘comuneros’ in Villalar herdacht.
In Duitsland brak in 1524 in het Zwarte Woud een opstand van boeren uit, tegen de hoge belastingen en de herendiensten die ze moesten verrichten. De opstand breidde zich ook hier snel uit naar Thüringen. Ook hier putten de boeren inspiratie en steun uit de nieuwe inzichten van humanisme en renaissance die hen bereikten via de predikant van de reformatie Thomas Münzer (een tijdgenoot van Maarten Luther). Daarin vonden ze de rechtvaardiging voor hun opstand. Uiteindelijk werden ze in 1525 verslagen door de legers van de vorsten van het Heilige Roomse Rijk. Thomas Müntzer werd gevangengenomen en onthoofd.
Vroeg-burgerlijke revolutie
Deze opstand in Duitsland was voor Friedrich Engels onderwerp om de inzichten van Marx in het historisch en dialectisch materialisme toe te passen. In zijn boek de Duitse Boerenoorlog beschrijft hij het historisch verloop van de strijd slechts in grote trekken; de nadruk legt hij op de oorsprong van de Boerenoorlog: de positie van de verschillende daarin optredende partijen, en de politieke en religieuze theorieën waarmee deze partijen hun positie verduidelijkten. Hij toont aan dat het resultaat zelf van de strijd noodzakelijkerwijs voortvloeide uit de levensomstandigheden van de klassen in die tijd. Het karakter van het toenmalige politieke stelsel van Duitsland, het verzet daartegen, en de politieke en godsdienstige theorieën daar omheen, zag hij niet als oorzaken maar beschouwde hij juist als gevolgen van de trap van ontwikkeling waarop toentertijd de landbouw, de industrie, het verkeer te land en te water, de waren- en geldhandel zich bevonden. Engels noemde deze opstand ‘de Früh Bürgerliche Revolution’: de opstand van de boeren en de zich nog vormende burgerij tegen de clerus en de adel die nog te vroeg was voor blijvend succes.
Indrukwekkend monument
In het hotel in Thüringen (Duitsland) waar wij in 2017 verbleven werden op de dag van aankomst folders uitgedeeld over wat er allemaal in de regio te zien was. Waaronder een folder over ‘Sixtina des Nordens’: de Sixtijnse Kapel van het Noorden. Een geschilderd, rond panorama zoals wij dat kennen van het ‘Panorama van Mesdag’. Het staat in Bad Frankenhausen op de plek waar in 1525 de opstand van boeren en burgers, uiteindelijk in bloed werd gesmoord. Werner Tübke, een vermaarde schilder in de DDR, kreeg in 1976 de opdracht tot het schilderen van een panorama over deze Früh Bürgerliche Revolution: een 14 m hoge cilinder met een omtrek van 123 meter. Tübke heeft jarenlang studie gedaan naar het tijdperk dat hij moest verbeelden. Hij koos ervoor beeldiconen uit die tijd (portretten van Luther, Melanchton, keizers, koningen, pausen, bisschoppen enz. maar ook fragmenten uit schilderijen, bijv. de Toren van Babel van Bruegel) op te nemen in zijn schilderij.
In de panoramazaal word je bijna de adem benomen door de overdaad aan tableaus, scènes en kleuren rondom. Veel scènes, figuren en portretten komen bekend voor. Die ken je uit geschiedenisboekjes en musea. Om alles te bekijken en te begrijpen kun je makkelijk een dag in de zaal doorbrengen.
Canonisering van de werkelijkheid
Uit mijn geschiedenislessen eind jaren ‘50 blijkt dat de materialistische manier van de geschiedenis bekijken, zelfs 100 jaar na het boek van Friedrich Engels, nog steeds niet gebruikelijk is. Deze manier van naar de geschiedenis en de werkelijkheid kijken blijft een bedreiging voor de heersende machten. De verenging van de geschiedenis van Nederland tot historische canons is daarvan een voorbeeld. Die sluit naadloos aan bij wat critici noemen de ‘voorgeschreven werkelijkheid’.
Het panorama in Bad Frankenhausen is ondubbelzinnig een ode aan de strijd voor lotsverbetering van de opkomende maatschappelijke groepen in de 16e eeuw, en de wetenschappelijke, culturele en religieuze voorhoede die hen daarin steunde. Het verwerpt en ontluistert de toenmalige heersende politieke en religieuze machten en hun hofhoudingen. De burgerlijke machten in Duitsland hebben grote moeite met deze boodschap, maar ze durven het panorama niet te vernietigen (zoals ze met veel DDR-erfgoed hebben gedaan). In plaats daarvan is er een ‘voorgeschreven’ interpretatie ontwikkeld. In de foldertjes en brochures over het panorama gaat het om ‘Vision und Wirklichkeit’ (idee en realiteit): de Sixtijnse Kapel van het Noorden. In publicaties wordt onderstreept dat het onderwerp (de Duitse Boerenoorlog) in Tübke’s verbeelding van de gebeurtenissen in 1424 – 1425 geen politiek pamflet is. Het zou een universeel menselijk drama zijn, een ontluisterend einde van een utopie. Enkele commentaren leggen zelfs een verband tussen het panorama en het dramatische einde van de DDR dat Tube verbeeld zou hebben: het panorama werd enkele maanden vóór de ‘Val van de Muur’ geopend!
Voor mij wordt de strekking van het panorama pas goed duidelijk door ons verblijf in Ferrara: een belangrijke bron van renaissance en humanisme, ideologische en culturele steunpilaren van de opstanden. Alle Duitse voorlopers en ideologische wegbereiders van de burgerlijke opstanden: Luther, Dürer, Cranach, Gutenberg, Copernicus, Melanchton, Erasmus, … en vertegenwoordigers van de macht: Karel V, Pausen en Bisschoppen, enz. enz. en hun belangrijkste geldschieter Jakob Fugger, zijn terug te vinden in dit panorama met als centrale figuur Thomas Münzer, de leider van de opstand in Duitsland.
Jan Ilsink is lid van het Dagelijks Bestuur.
Wil je een abonnement op Manifest?
Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland
Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.
Abonneer Nu!