Skip navigation
Onderwijs

Rentetarieven rijzen de pan uit terwijl bezuinigingen op onderwijs toenemen; onze toekomst wordt begraven onder schulden!

Wie profiteert, wie verliest en hoe kunnen we terugvechten?
Protestbordjes steken boven een menigte uit, voor de tijdelijke Tweede Kamer in Den Haag. Leesbaar is "Studenten boven winst!", "Belofte maakt schuld!", "Studentenstrijd = Klassestrijd" en "Student geen schuldslaaf!"
Foto: CJB

De rente op studieschuld wordt dit jaar 2.56% (als je binnen 35 jaar terugbetaalt). Heb je een schuld van €16,400 (het gemiddelde voor studenten in 20221), betaal je alleen in rente in het eerste jaar al €420 terug. Dat is €35 per maand zonder een cent af te betalen van je schuld. En wat als je maximaal moest lenen om rond te komen voor je 3-jarige wo- of hbo-bachelor? Dan heb je waarschijnlijk een schuld van rond €37,000 en moet je €80 per maand weggeven voordat je een deuk maakt in je schuld! En als je gaat terugbetalen binnen 15 jaar is de rente nog hoger, namelijk 2,95%! Ondertussen zijn miljoenen al verdiend aan de rente op de studieschuld van studenten – een symptoom van het kapitalistische systeem, die studeren als een waar beschouwt en niet als een maatschappelijk recht.

Deze extra financiële druk treft echt niet iedereen in dezelfde mate. Studenten met een betere financiële positie kunnen de stijgende rente op twee fronten beter aan. Ten eerste hoeven ze minder geld te lenen om hun studie af te ronden, en ten tweede zullen ze gemakkelijker kunnen afbetalen wat ze wel lenen. Op deze manier richt de druk van het leenstelsel zich vooral op studenten van de werkende klasse. Deze groep heeft meer te verliezen als ze meer moeten lenen.

De studenten die moeten lenen ervaren een hoge druk om studie en werk te combineren. Om het hoofd boven water te houden moet 72% van de studenten gemiddeld zo’n 16,5 uur per week naast hun studie werken.2 Deze immense druk weerspiegelt zich in de catastrofale staat van hun welzijn. Meer dan de helft van de studenten klaagt over de eigen mentale gezondheid.3 De opvoering van de rente verergert deze problemen nog meer. Maar waar komt het allemaal vandaan en hoe zit het in elkaar?

Het antwoord ligt vooral in een veelvoud van onderling samenhangende factoren: de rol van de Europese Centrale Bank en de staatsobligaties die worden gebruikt om het leenstelsel te financieren; het overheidsbeleid ten aanzien van onderwijs; maar vooral een langlopende trend waarbij de Europese Unie en de regering maatregelen hebben genomen om onderwijs meer en meer in een handelswaar om te vormen. Om deze ontwikkelingen te begrijpen is het goed om eerst terug te kijken naar de invoering van het leenstelsel en de zogenaamde ‘afschaffing’ daarvan.

Belofte maakt schuld

Vóór 2015 bestond er een studiefinancieringsstelsel waarbij wo- en hbo-studenten een basisbeurs konden krijgen van €286,15 als ze alleen woonden, en €102,77 als ze bij hun ouders of voogden woonden. Zelfs in die tijd dekte de studiefinanciering niet alle uitgaven van studenten, en velen moesten nog werken naast hun studie of leningen afsluiten, met alle gevolgen vandien.

In 2015 werd de basisbeurs afgeschaft ten gunste van het ‘leenstelsel’. Zo moest het geld dat studenten nodig hebben voor leef- en studiekosten in de loop van de tijd worden terugbetaald, voor mbo-studenten binnen 15 en wo- en hbo-studenten binnen 35 jaar.

Ondanks de dubieuze aard en het verzet van de jongeren werd het nieuwe leenstelsel met hulp van veel van de opportunistische ‘linkse’ politieke partijen – met name PvdA, GroenLinks, D66, en anderen – in de wet opgenomen. In het licht van deze ontwikkelingen zijn de jongeren en studenten voorgelogen. De bourgerlijke partijen verzekerden ons allemaal dat het nieuwe leenstelsel ‘sociaal’ en ‘gunstig’ zou zijn voor studenten, met minimale rentetarieven die niet verhoogd zouden worden, geen effect op onze toekomstige mogelijkheden om een hypotheek voor een huis te krijgen, dat het nieuwe stelsel zeker geen belemmering zou blijken te zijn voor onderwijs voor mensen met lagere inkomens, en dat het geld dat bespaard zou worden weer geïnvesteerd zou worden in onze opleidingen!

Vanaf het begin was het ons duidelijk dat dit een poging was om het onderwijs verder te vercommercialiseren en studenten aan enorme schulden te ketenen.4 De gevolgen waren onmiddellijk voelbaar en al binnen een paar jaar na invoering, bleken de beloften van de opportunisten een façade te zijn.5 Jongeren vermeden actief het beroeps- en wetenschappelijk onderwijs. Het nieuwe systeem bleek een financiële belemmering te zijn, de rentepercentages stegen, een studieschuld werd een belemmering voor het krijgen van een hypotheek en in plaats van de beloofde investeringen in het onderwijs bleek er nog verder bezuinigd te worden.

In reactie op het renteprotest en de eisen van de georganiseerde studentenbeweging had de Tweede Kamer onlangs gezegd dat de rente voor de ‘pechgeneratie’ verlaagd of bevroren moet worden op het niveau van 2023.6 Hoewel de Kamer wist dat hun ‘verzoek’ niet zou worden uitgevoerd voor 2024.7 Er zijn dus bewust illusies gekoesterd dat deze financiële aderlating verzacht zou worden, waarbij dus de “linkse” partijen hun vaste rol hebben gespeeld in het demobiliseren en “sussen” van de beweging. Uiteraard is er niks gekomen uit deze beloftes. Het is het zoveelste bewijs dat studenten niks te verwachten hebben van de partijen en dat ze hun lot in eigen hand moeten nemen door hun eigen organisatie te versterken.

In ieder geval zouden ze nog steeds niet het onderliggende probleem van de vercommercialisering van het onderwijs oplossen en daarmee ook niet het afwentelen van de kosten op de studenten, de vele studenten die nog steeds lenen en worden geketend door schuld, de bezuinigingen op de financiering van het onderwijs die nog steeds doorgaan, enz.

1,6 miljoen (oud-)studenten hebben nu al een gezamenlijke schuld van 28,2 miljard – dat is geen ‘pech’!8 Het bewuste beleid van onze burgerlijke regeringen van de afgelopen 10 jaar heeft de arbeidersklasse beroofd, en zij zullen hier gewoon mee doorgaan! In dit opzicht is het belangrijk om de drijvende krachten achter deze beleidskeuze te begrijpen zodat we de juiste strategie kunnen vormen om tegen dit beleid te strijden.

De Europese Centrale Bank

De Europese Centrale Bank (ECB) heeft een belangrijke invloed op leningen en rentetarieven. De ECB bepaalt het rentetarief van geld dat ze uitleent aan anderen. De rente op een lening is als het ware de ‘prijs’ waarvoor de ECB die lening verkoopt.

De ECB is ook de enige bank die de euro mag drukken en zal dat doen om het verstrekken van leningen te vergemakkelijken. Sinds 2014 wordt dit geld ook gebruikt om staatsobligaties van een aantal landen en bedrijven (waaronder banken) in Europa te kopen. De ECB financiert op deze en andere manieren de begroting van vrijwel alle landen en bevordert de liquiditeit van alle grote banken. Als Nederland dus een lening aangaat bij de ECB in de vorm van een staatsobligatie om zijn begroting te financieren, bepaalt de ECB ook de rente daarop. Het opkopen van deze obligatie door de ECB betekent dat de Nederlandse overheid een bepaald bedrag terugbetaalt aan de ECB met x% rente over een aantal jaren.

De onderliggende waarde van een obligatie wordt dus bepaald door de rente op de euro, die wordt bepaald door de ECB. Omdat dit rentetarief direct gekoppeld is aan de productie van de munt zelf, bepaalt het ook veel andere rentetarieven, zoals de spaarrente of de hypotheekrente en uiteindelijk het rentetarief van elke lening. Dat komt omdat leningen ook handelswaren zijn, producten die beschikbaar worden gesteld om te worden verkocht, en dus is de waardewet ook van toepassing. Dit betekent dat een dergelijke commerciële lening gericht moet zijn op het maken van winst en dus is de prijs van zo’n lening minimaal gekoppeld aan de prijs die de bank betaalt voor het lenen van geld – anders zou de bank, die jou de lening verstrekt, geen winst kunnen maken.

In Nederland zijn de staatsobligaties die gebruikt worden om het leenstelsel voor studenten te financieren ‘vijfjaarobligaties’. Deze specifieke obligaties vertegenwoordigen de vergoeding die Nederland betaalt over geld dat het leent van de ECB voor een periode van vijf jaar. De rente op studieleningen is gelijk aan de gemiddelde rente over een jaar op deze vijfjaarobligaties (die uiteindelijk zoals we net zagen wordt vastgesteld door de ECB).

In Nederland is de rente op studentenleningen gekoppeld aan de rente van deze vijfjaarobligaties. In plaats van dat de regering je studie direct vergoedt omdat deze gezien wordt als een sociaal recht, is ervoor gekozen om de lening die hiervoor gedaan is direct door elke individuele student te laten betalen, inclusief de rente. Dit is dus een directe consequentie van het beschouwen van een studentenlening als een handelswaar, in plaats van dat de kosten van een studie door de regering gedragen worden.

Daarom staat de rente ook voor een periode van vijf jaar vast als je begint met het terugbetalen van je studielening. Als je dus in 2023 bent begonnen met het terugbetalen van je lening, staat de rente voor vijf jaar vast op 0,46% en als je in 2024 begint met terugbetalen, staat de rente voor vijf jaar vast op 2,56%.

Opmerkelijk is dat in de tijd dat de rente op studieleningen op 0% zat, staatsobligaties een negatieve rente hadden. De rente op studieleningen had daarmee dus ook negatief moeten zijn. De mogelijkheid van negatieve rentetarieven werd in 2015 echter op het laatste moment geschrapt, wat de overheid flink wat geld bespaarde. Wederom een voorbeeld van hoe beleid en wetten consequent worden verdraaid ten nadele van de arbeidersklasse.

De recente stijging van de rente

Volgens de ECB zelf is de belangrijkste doelstelling van de ECB de inflatie op een peil van ongeveer 2% te houden. Dit wordt gedaan door middel van de rente. Wanneer de inflatie te hoog is kan de ECB de rente verhogen, waardoor leningen duurder worden en bedrijven dus minder leningen afnemen en de ECB minder valuta produceert. Wanneer de inflatie te laag is kan de ECB de rente verlagen, waardoor het afnemen van leningen door bedrijven voordeliger wordt en de ECB dus veel valuta moet produceren om aan de vraag voor leningen te voldoen.

De recente rentestijgingen houden verband met de recente stijgingen van de inflatie. De inflatie was in de eerste plaats het gevolg van jarenlang expansief monetair beleid (beleid waarbij meer valuta wordt geproduceerd om grote monopolies direct of indirect te subsidiëren), dat was versterkt door de kapitalistische crisis van 2019, waarbij de EU heeft geprobeerd investeringen te stimuleren door leningen te verstrekken tegen lage prijzen (lage rentetarieven).

Deze leningen werden vervolgens door veel landen opgekocht, bijvoorbeeld hier in Nederland, vooral om steun te geven aan grote bedrijven en banken (bijv. via ‘coronasteun’). Hierdoor nam de inflatie toe, waardoor de prijzen van veel basisgoederen aanzienlijk stegen. De inflatie trof met name de arbeidersklasse en studenten het hardst en verwoestte hun levensstandaard. We zien dus dat het beleid van de EU ontworpen is om de kas van de grote monopolies te spekken met subsidies, ten koste van hele arbeidersklasse die haar koopkracht omlaag heeft zien gaan door de hoge inflatie, maar die ook heeft moeten betalen voor de maatregelen die zijn genomen om de inflatie tegen te gaan. Namelijk de torenhoge rentes op hypotheken en andere particuliere leningen, maar ook op studentenleningen!

Ondertussen kan voor de kapitalistische klasse een zekere mate van inflatie gunstig zijn, bijvoorbeeld doordat de lonen die ze hun arbeiders betalen minder waard worden. Dit vermindert natuurlijk onze koopkracht, hetgeen het leven bemoeilijkt, maar verhoogt ook hun winst!

Aan de andere kant vermindert te veel inflatie de relatieve waarde van een valuta ten opzichte van andere concurrerende valuta. Dit is slecht voor een groep monopoliekapitalisten, die niet willen dat hun internationale invloed vermindert, omdat er plotseling minder vraag zal zijn naar hun geld voor gebruik in de internationale handel (d.w.z. als reservemunt).

Dus wanneer de inflatie uit de hand lijkt te lopen (bijvoorbeeld als gevolg van expansief monetair beleid in reactie op een kapitalistische crisis), heeft de ECB een belangrijke maatregel die ze kan gebruiken. Door de rente op leningen sterk te verhogen kan de ECB namelijk een neerwaartse druk uitoefenen op de inflatie door minder valuta te produceren.

Dit is uiteindelijk een mechanisme voor banken, en ook dus monopoliekapitalisten, om ervoor te zorgen dat hun geld niet minder waard wordt tegenover internationale concurrentie. In feite was de ‘remedie’ die de burgerlijke regeringen van de EU voorstelden tegen deze kwaal van het kapitalisme zelf weer een enorme klap voor de studenten en arbeiders, namelijk de verhoging van de rentetarieven, die rechtstreeks van invloed is op de rente van studieschuld.

De wereldeconomie is het speelveld van de anarchie van de markt en is steeds meer met elkaar verweven en van elkaar afhankelijk. Dit betekent dat de groeiende imperialistische tegenstellingen en de intensivering van de concurrentie voor grote onzekerheid zorgen. Elke verstoring in de productieketens, bijvoorbeeld door imperialistische oorlogen, leidt zo direct tot productieproblemen en dus stijgende prijzen. Hier zien we dat de onzekerheid die het imperialisme creëert in de wereldeconomie ook gevolgen heeft voor de rentevoet. Maar binnen het kapitalisme ontstaan er regelmatig crises van overproductie, waarbij goederen die geproduceerd worden niet verkocht kunnen worden.

Zo zien we dat onder het kapitalisme de negatieve gevolgen van de periodieke economische crises, veroorzaakt door de fundamentele kapitalistische productieverhoudingen, worden afgewenteld op de (toekomstige) arbeidersklasse. Tijdens elke crisis trekken wij de broekriem aan terwijl de grote kapitalisten vette salarissen in de vorm van ‘coronasteun’ en andere subsidies onder elkaar verdelen. Onze koopkracht daalt terwijl hun winsten stijgen!

Hier komt ook het beleid van onze burgerlijke overheid om de hoek kijken, die de kosten van onderwijs op het individu afschuift in plaats van het als een sociale behoefte te behandelen en passend te financieren. Vorig jaar werd bijvoorbeeld een wetsvoorstel om de rente op studieleningen permanent op 0% te zetten verworpen met de hulp van verschillende opportunistische politieke partijen, waaronder ook PvdA en GroenLinks. De recente intensivering van de commodificatie van onderwijs is dus onderdeel van een langer proces, waarbij anti-populair beleid vrolijk is doorgevoerd door burgerlijke regeringen uit het verleden, maar het kan niet op zichzelf worden gezien.

Commodificatie van onderwijs

Door onderwijs te behandelen als handelswaar, ontstaat logischerwijs het doel om dit waar te verkopen en uiteindelijk winst te maken. Als we het hebben over de geleidelijke commodificatie van ons onderwijs, dan hebben we het ook over zaken als de onderdelen van het onderwijs die worden opgesplitst of getransformeerd in onderdelen waar de student meer en meer voor moet betalen.

Om te begrijpen in welke mate onderwijs wordt gecommodificeerd, is het dus ook belangrijk om het onderwijs in zijn geheel te bekijken, dat wil zeggen, alle dingen die nodig zijn om het onderwijs voor een student mogelijk te maken. Dit omvat de lessen zelf, de benodigdheden (laptop, studieboeken, schrijfgerei, enz.), een plek om te wonen, vervoermiddelen (bijv. een fiets, openbaar vervoer), voedsel, elektriciteit, kleding, enz.

Naarmate de sociale financiering voor het verstrekken van onderwijs afneemt, ontstaat de druk om de kosten door te schuiven naar studenten om zelf te betalen – door meer te werken, meer te lenen, enz. Op deze manier kunnen de kosten van de overheid voor het aanbieden van onderwijs steeds efficiënter overeenkomen met, en uiteindelijk lager worden dan, de prijs voor het verwerven van onderwijs. Daarbij zijn uiteindelijk al de kosten op de student afgewenteld en kunnen kapitalisten onderweg winst maken.

Op alle fronten zien we de verdere commodificatie van onderwijs en de onderdelen ervan. Dat wil zeggen, het behandelen van de vele en gevarieerde onderdelen van onderwijs als producten die met winst verkocht kunnen worden. Ondertussen kosten de leningen die studenten afsluiten om dit alles te betalen hun ook geld in de vorm van rente.

Het collegegeld stijgt, de kosten van benodigdheden stijgen veel sneller dan de basisbeurs stijgt9 en huisvesting (laat staan sociale huurwoningen voor studenten) is steeds moeilijker te krijgen, waardoor de prijzen de pan uit rijzen.

Onze burgerlijke regeringen oefenen steeds meer druk uit op de (toekomstige) arbeidersklasse om ‘flexibeler’ te zijn en haar te dwingen zich aan te passen aan de behoeften van de markt door middel van opleiding en omscholing. Het wordt aan ons voorgesteld alsof dit in het voordeel van studenten en werknemers is. In werkelijkheid krijgen studenten te maken met hogere kosten en een vercommercialisering van hun onderwijs wat gepaard gaat met een afgezwakte positie op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd krijgt de kapitalistische klasse een groter aanbod van gespecialiseerde arbeidskrachten om te voldoen aan de steeds veranderende behoeften van de markt.

In Nederland wordt zelfs geëxperimenteerd met het betalen van collegegeld per studiepunt. In dit systeem stijgen de relatieve kosten van het onderwijs voor de student. Het wordt ook voorgesteld alsof dit systeem het probleem van studenten die naast hun studie moeten werken zal ‘verlichten’ – wat zelf eigenlijk een gevolg is van stijgende kosten en een gebrek aan ondersteuning voor studenten.

Het kapitalistische systeem voedt zich hoe dan ook met de toenemende armoede van de huidige en toekomstige arbeidersklasse. Vorige regeringen hebben, met de medewerking van sociaaldemocratische partijen, de basis gelegd voor de huidige situatie die studeren tot handelswaar heeft gemaakt. Onder andere door het leenstelsel in te voeren en uit te breiden en studenten uit de arbeidersklasse op te zadelen met miljarden euro’s aan (nu nog duurdere) schulden, het introduceren van het schandalige bsa-systeem10, door te snijden in de financiering van onderwijs, door de huisvestingscrisis te faciliteren en vervolgens met valse oplossingen te komen zoals ‘containerwoningen’11, door de aanval in te zetten op OV, uitbuitende stagevergoeding, het belachelijke systeem van jeugdlonen12 en nog veel meer.

Deze factoren, en hun verdere gevolgen, zorgen voor een materiële beperking van het studeren – hoe langer je over je studie doet of hoe meer je uitgeeft aan dingen die niet direct en puur met je studie te maken hebben, hoe meer je ‘gestraft’ wordt door steeds hogere schulden en onzekerheid. In dit systeem wordt niet alleen onderwijs gecommodificeerd, maar worden studenten zelf ook als handelswaar behandeld.

Vanuit het gezichtspunt van de bourgeoisie is het vanzelfsprekend om alles te zien binnen een kader van hoe het te vercommercialiseren is en hoe je winst van iets kan maken. Als je echter het standpunt inneemt dat onderwijs een sociaal recht is, dan volgt hieruit natuurlijk dat de kosten van onderwijs door de hele samenleving moeten worden gedragen.

Het bolognaproces

Commodificatie van onderwijs gebeurt dus niet vanzelf – er is bewust beleid nodig. Onderwijs – en in het bijzonder hoger onderwijs dat nauw verbonden is met onderzoek en innovatie – speelt een belangrijke rol in de geopolitieke plannen van de bourgeoisie, als instrument in de internationale concurrentiestrijd tegen andere imperialistische blokken. In deze context heeft de EU ook de doelstelling om een ‘Europese onderwijsruimte’ te creëren. Vanuit de EU is de ontwikkeling van het hoger onderwijs in kaart gebracht in het ‘Bolognaproces’, dat officieel is gestart in 1999.

Het belangrijkste doel van het Bolognaproces is ervoor te zorgen dat de vaardigheden in het hoger onderwijs ‘aansluiten bij de behoeften van de arbeidsmarkt’. Het stelde vast dat voor ‘geïntegreerde transnationale samenwerking in hoger onderwijs, onderzoek en innovatie’ vrije concurrentie tussen onderwijsinstellingen nodig is.

Dit betekent dat er een gezamenlijk kader moet komen voor de EU-lidstaten om een flexibel hoger onderwijssysteem te ontwikkelen dat nauwer en effectiever aansluit bij de belangen en behoeften van het grootkapitaal binnen hun imperialistische blok. Door het opleiden van arbeidskrachten en het bevorderen van onderzoek en innovatie kan dit bijdragen aan het versterken van het Europese kapitaal tegenover concurrerende imperialistische machten.

Het Bolognaproces is er dus vooral op gericht om de zogenaamde ‘kenniseconomie’ van de Europese monopolies te versterken en ze aan de top te krijgen wat betreft het creëren van patenten, uitvindingen en winstgevende wetenschappelijke ontwikkeling – vooral met het oog op de toegenomen internationale concurrentie. Om dit te bereiken hebben ze landen in heel Europa gestimuleerd om hun universiteiten concurrerender en winstgevender te maken, terwijl ze ook snijden in de kosten van gebieden en studies die niet veel directe economische waarde hebben.

Het systeem van studieleningen en andere zaken zoals het bsa-systeem passen in dit kader door studenten onder druk te zetten om zo snel mogelijk af te studeren, waardoor de productieve output van het hoger onderwijs toeneemt (d.w.z. meer studenten die ook sneller afstuderen). Hoewel dit goed is voor de behoeften van grote bedrijven die hunkeren naar een groter aanbod van gespecialiseerde, flexibele werknemers, heeft het ernstige gevolgen voor het onderwijs, de studenten en het personeel. Deze gevolgen zijn zowel kwantitatief als kwalitatief.

Een belangrijk voorbeeld is de bezuiniging op het onderwijsbudget van de overheid met €52 miljoen – wat eigenlijk een langere trend is van zowel absolute als relatieve bezuinigingen op het onderwijs. Door te bezuinigen op onderwijs en tegelijkertijd instellingen onder druk te zetten om hun output te verhogen, neemt de druk op instellingen voor hoger onderwijs toe om hun eigen financiering na te streven. Bijvoorbeeld door middel van contracten met particuliere bedrijven. In combinatie met de bezuinigingen, wordt de concurrentie voor die contracten ook groter. Dit past allemaal in het kader van de doelen van het Bolognaproces.

Gevolgen voor het mbo-onderwijs

Hoewel het Bolognaproces vooral gericht is op universitaire onderzoeksinstellingen, blijft het mbo-onderwijs niet onaangetast door de gevolgen ervan – specifiek het benaderen van onderwijs als handelswaar. In alle sectoren van de economie is er namelijk nog steeds een grote vraag naar opgeleide arbeidskrachten, en dan met name arbeidskrachten met een mbo-opleiding. In dat kader wil de overheid het mbo promoten, maar tegelijkertijd ook de commodificatie ervan intensiveren.

Bijna de helft van de studenten in Nederland zit op het mbo. De kosten van deze opleiding worden gedragen door de student. Zij betalen collegegeld, studieboeken en, afhankelijk van de studie, andere kosten zoals beschermende materialen. Daarvoor moeten mbo-studenten ook vaak lenen.

In de meeste mbo-opleidingen zijn stages een belangrijk onderdeel van de studie. Vaak is het vinden van een stage al een grote uitdaging – een uitdaging die op de schouders van de individuele student wordt geschoven. Dit stimuleert concurrentie tussen studenten bij het vinden van een stageplaats.

Tijdens de stage krijgen studenten te maken met slechte begeleiding of zelfs gebrek aan begeleiding, hoge werkdruk, een onveilige werkomgeving, of worden ze opgezadeld met verantwoordelijkheden waarvoor ze nog niet de vereiste ervaring hebben of voldoende instructie gehad hebben, of die niet relevant zijn voor hun studie. Bovendien wordt het werk dat ze voor een bedrijf doen onderbetaald (vaak onder het minimumloon) en in veel gevallen zelfs helemaal niet betaald! In plaats van een goed ondersteunde opleiding worden veel mbo-studenten gewoon uitgebuit.

In 2022-23 moeten mbo-studenten bijvoorbeeld 1,78% rente betalen over hun leningen omdat ze binnen 15 jaar alles moeten terugbetalen, terwijl hbo- en wo-studenten mochten

betalen voor het 35 jaar terugbetalingsschema dat 0,46% rente had. Het antwoord van de overheid op deze discriminatie is om alle studenten even slecht te behandelen – met in het komende jaar een gelijke rente van 2,56% voor terugbetalen in 35-jaar of 2,95% voor terugbetalen in 15-jaar. Wat een manier om deze vorm van discriminatie ‘op te lossen’! En dan hebben we het nog niet eens over de ongelijke behandeling die mbo-studenten blijven ondervinden op het gebied van huisvesting, in veel studentenverenigingen en meer.

Bredere gevolgen van commercialisering

Voortdurende bezuinigingen op de begroting voor onderwijs zullen instellingen onder druk zetten om hun kosten te verlagen en andere vormen van financiering te zoeken. Ondertussen betekent de druk om de productieve output te verhogen dat er meer studenten aangenomen moeten worden zonder dat er voldoende capaciteit is om dit duurzaam te doen. Dit betekent over het algemeen grotere klassen, studenten-assistenten en docenten die worden ingehuurd met tijdelijke contracten, relatief slechtere compensatie (zoals lonen die niet stijgen met de inflatie), relatief minder geld dat beschikbaar wordt gesteld voor het aanmoedigen van sociale cohesie (bijv. voor studieverenigingen), en nog veel meer.

Dit zijn belangrijke indicatoren, die zelf ook weer verdere gevolgen hebben. Grotere klassen ondermijnen bijvoorbeeld modellen voor actief leren. De meest betekenisvolle tijd in het leerproces is de tijd tussen de leerkracht en de leerling. Om actief leren mogelijk te maken, is het vereist dat leerkrachten in staat zijn om studenten te begeleiden om verantwoordelijkheid te nemen voor hun leren. Grote klassen maken dit onmogelijk door de tijd tussen jou en de leerkracht tot bijna niets te reduceren.

Een ander breder gevolg is dat het ons op een punt heeft gebracht waar veel studenten alleen studeren voor de certificering van hun diploma, voornamelijk vanwege de baanzekerheid. In dit opzicht wordt het belang van de student om zich te ontwikkelen op een gebied waar deze gepassioneerd over is of de overweging om in een maatschappelijke behoefte te voorzien, ondergeschikt gemaakt aan de noodzaak om zich aan te passen aan de behoeften van de markt. Monopolies kunnen profiteren van de verzwakte positie van deze arbeiders om de lonen te verlagen, hen naar een winstgevender werkgebied te leiden, of beide.

Er zijn natuurlijk nog veel meer gevolgen van de commercialisering en de bezuinigingen in het onderwijs – dit zijn slechts enkele indicatoren. De rode draad is dat ze symptomen zijn van een breder systemisch probleem – hoe het onderwijs wordt behandeld onder het kapitalisme.

Een revolutionaire strategie is nodig

We worden ondergeschikt gemaakt aan de eisen van het kapitaal, waar de ‘kwaliteit’ van ons onderwijs alleen een zorg is van onze burgerlijke regeringen voor zover het voldoet aan een eis van de markt. In het licht van de afbraak van ons onderwijs voor de winsten van het kapitaal en de chaotische behoeften van de markt, heeft de (toekomstige) arbeidersklasse een democratische, wetenschappelijke centrale planning nodig met als doel het verbeteren van de omstandigheden voor studenten en arbeiders om onderwijs van hoge kwaliteit zowel te ontvangen als te leveren. Onderwijs dat gericht is op het voldoen aan sociale behoeften. Alleen met wetenschappelijke centrale planning en het socialisme is het mogelijk om na een studie ook te garanderen dat iemand een baan kan krijgen in het gebied van de studie nadat die de studie heeft afgerond.

Studenten moeten de kans krijgen om hun interesses en talenten te ontdekken en te ontwikkelen en op alle fronten worden voorbereid op hun toekomstige werk als geschikte arbeiders. In plaats daarvan worden we begraven onder een steeds grotere berg schulden en worden we gedwongen om op de één of andere manier lange uren te jongleren in onderbetaald (of zelfs onbetaald) werk in combinatie met onze fulltime opleiding.

Onderwijsinstellingen hebben goede arbeidsomstandigheden nodig, zodat alle arbeiders zich onvermoeibaar kunnen inspannen om onze toekomst op te bouwen. Onze onderwijsinstellingen moeten stabiele en verzorgende omgevingen creëren die het nastreven van kennis bevorderen en die in staat zijn om actief tegemoet te komen aan de behoeften van studenten – onze toekomstige arbeidersklasse – in plaats van de behoeften van de markt te bevorderen.

We hebben het socialisme-communisme nodig – een systeem waarin de vervulling van de behoeften van de (toekomstige) arbeidersklasse voorop staat en waar democratische en centrale planning van de economie waarden als solidariteit en collectivisme aanmoedigt in plaats van individualisme en concurrentie.

In tegenstelling tot de strategie om alleen maar te lobbyen bij de heersende klasse en te verwachten dat dingen in ons voordeel zullen veranderen, erkennen wij dat alle concessies die we krijgen door onze strijd met de heersende klasse uiteindelijk tijdelijk zijn. Daarom wijzen wij op de noodzaak voor een andere strategie.

De NCPN en haar jongerenbeweging de CJB zetten zich in voor een wereld waarin studeren en alles wat daarbij komt kijken voor iedereen gratis en toegankelijk is. Waar iedereen na de studie gegarandeerd werk heeft in een relevant vakgebied met goede arbeidsvoorwaarden, zonder schulden die hun ketenen aan financiële instituties die de belangen van het monopolie kapitaal bevorderen. Dit doel eist ook een revolutionaire strategie.

Conclusie

Om onze doelen te bereiken zullen we doorgaan met het opbouwen en organiseren van een duurzame brede beweging van onze (toekomstige) arbeidersklasse om te vechten tegen de vercommercialisering van het onderwijs. Verder zullen we ook werken om deze strijd naar een hoger niveau te tillen door een georganiseerde basis op te bouwen onder de jeugd – op hun scholen, mbo-, hbo-, of wo-onderwijsinstellingen, hun werkplekken en in buurten.

Uiteindelijk is het alleen met een sterke en georganiseerde beweging dat we in staat zullen zijn om de tegemoetkomingen aanzienlijk uit te breiden (bijvoorbeeld door het verkrijgen van een structurele hogere basisbeurs waar men van kan leven), om te voorkomen dat deze verworvenheden stukje bij beetje worden afgebroken door de verdere commodificatie van onderwijs, maar vooral om ons voor te bereiden op een fundamenteel ander systeem.

Sluit je aan in de strijd voor socialisme-communisme!


  1. Centraal Bureau voor de Statistiek. (2022) “Studieschuld Blijft Toenemen.” https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2022/37/studieschuld-blijft-toenemen
  2. Nibud. (2022). “Rapport Nibud Studentenonderzoek (2021).” https://www.nibud.nl/onderzoeksrapporten/nibud-studentenonderzoek-2021/
  3. RIVM. (2022) “Monitor Mentale Gezondheid En Middelengebruik Studenten Hoger Onderwijs. Deelrapport I. Mentale Gezondheid.” https://www.rivm.nl/publicaties/monitor-mentale-gezondheid-en-middelengebruik-studenten-deelrapport-1
  4. CJB. 2016. “STUDENT GEEN SCHULDSLAAF – Voor Gratis En Toegankelijk Onderwijs.” Voorwaarts.net. September 1, 2016. https://www.voorwaarts.net/student-geen-schuldslaaf-voor-gratis-en-toegankelijk-onderwijs/.
  5. CJB. 2018. “STOP DE AANVAL OP ONS LEVENSPEIL – STUDENT GEEN SCHULDSLAAF!” Voorwaarts.net. November 22, 2018. https://www.voorwaarts.net/stop-de-aanval-op-ons-levenspeil-student-geen-schuldslaaf/.
  6. NOS. 2023. “Tweede Kamer Stemt in Met Lagere Studierente Voor ‘pechstudenten.’” NOS, October 27, 2023. https://nos.nl/artikel/2495525-tweede-kamer-stemt-in-met-lagere-studierente-voor-pechstudenten.
  7. NOS. 2023. “Volgend Jaar Geen Lagere Rente Studieschuld: Praktisch Onhaalbaar.” NOS, November 3, 2023. https://nos.nl/artikel/2496490-volgend-jaar-geen-lagere-rente-studieschuld-praktisch-onhaalbaar.
  8. Centraal Bureau voor de Statistiek. 2023. “Studieschuld Opgelopen Tot 28 Miljard Euro.” Centraal Bureau Voor De Statistiek, October 9, 2023. https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2023/41/studieschuld-opgelopen-tot-28-miljard-euro.
  9. CJB. 2022. “Strijd Tegen Lage Studiebeurzen En Voor Compensatie Van De Schuldengeneratie Gaat Door!” Voorwaarts.net. April 1, 2022. https://www.voorwaarts.net/strijd-tegen-lage-studiebeurzen-en-voor-compensatie-van-de-schuldengeneratie-gaat-door/.
  10. CJB. 2023. “Het Fiasco Van Het Bindend Studieadvies.” Voorwaarts.net. October 24, 2023. https://www.voorwaarts.net/het-fiasco-van-het-bindend-studieadvies/.
  11. CJB. 2022. “Riekerhaven: Meer Dan 135 Dakloos — En Waarvoor?” Voorwaarts.net. November 24, 2022. https://www.voorwaarts.net/riekerhaven-meer-dan-135-dakloos-en-waarvoor/.
  12. CJB. 2023. “Gelijk Loon Voor Gelijk Werk – Schaf Het Jeugdloon Af!” Voorwaarts.net. December 18, 2023. https://www.voorwaarts.net/gelijk-loon-voor-gelijk-werk-schaf-het-jeugdloon-af/.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Voorwaarts, het online jongerenmagazine van de CJB.

Wil je een abonnement op Manifest?

Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland

Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.

Abonneer Nu!