Skip navigation
Interview

Wie zijn de Jonge Communisten van België?

Leden van de JCB bij een demonstratie tegen de NAVO-top in Den Haag
Foto: NCPN

Het is een van België’s nieuwste politieke organisaties: de Jonge Communisten van België (JCB). Ik ging op bezoek bij een filmavond die ze organiseerden over Operatie Gladio, een geheimzinnige organisatie die een rol speelde in een reeks aanslagen, waaronder de moordaanslag op de Belgische communist Julien Lahaut. Na het kijken van de documentaire, en een goede discussie met de andere aanwezigen, praat ik verder met Sarah, de nationaal secretaris van de JCB.

Op de foto: enkele leden van de JCB bij de demonstratie tegen de NAVO-top in Den Haag, eerder dit jaar.

Eerst vertelt Sarah over de ontstaansgeschiedenis van de JCB: “Wij zijn ontstaan binnen de Communistische Partij van België (CPB) in een proces van factionele infighting, politieke tegenstellingen en organisatorische verschillen. De CPB had geen banden meer met de werkende klasse, geen strategie om de voorhoedepartij van België te zijn. Ook waren er geen andere organisaties die dat potentieel hadden. Dus namen wij het initiatief, omdat iedere communist weet dat je je collectief moet organiseren.”

Vervolgens legt Sarah uit op welke manier de JCB zich van andere politieke organisaties in België onderscheidt: “De JCB start vanuit marxistisch-leninistische principes. Enkel de werkende klasse kan, via een revolutie geleidt door een voorhoedepartij, zichzelf bevrijden. We verwerpen daarom ook het meeregeren in het systeem via regeringscoalities. We verwerpen echter niet het werken binnen vakbonden, of het meedoen aan verkiezingen – maar dan wel met een revolutionaire strategie.”

Strijden met werkers en studenten

Het kan als nieuwe organisatie lastig zijn je te wortelen onder de werkers. Ze kennen je nog niet, en je hebt nog geen resultaten om naar te wijzen. Het is daarom hoopgevend dat de JCB op dit vlak een vliegende start heeft gemaakt. Sarah vertelt:

“Momenteel zijn we het meest bezig met de opkomende stakingsbeweging binnen Takeaway [de Belgische Thuisbezorgd, red.]. Dat is historisch, het is nog nooit gebeurd dat Takeaway-couriers in België een staking hebben georganiseerd. Wij zijn in deze strijd een belangrijke factor, via het organiseren van een stakingscomité. We werken daarin samen met de vakbonden, maar we strijden ook tegen de reformistische invloeden van de vakbondsleiding.”

Een ander belangrijke locatie voor strijd, zeker voor een beweging van jongeren, is het hoger onderwijs. Wat zijn de ervaringen van de JCB op dat vlak? “We zien dat er meer en meer voorhoede-elementen aan het ontstaan zijn, zeker binnen de Palestinabeweging. Ook krijgen meer studenten niet alleen een anti-imperialistisch bewustzijn, maar ook een antikapitalistisch bewustzijn. Vooral bij de universiteiten van Gent en Leuven waren we als JCB actief binnen de Palestijnse beweging. We gaan dan zelf naar de studenten toe, want als jongerenbeweging kunnen we het best inspelen op de sociale realiteit van de jeugd.”

Hoe verhoudt het organiseren van studerende jongeren zich tot het organiseren van de werkende klasse? “Het is uiteindelijk niet de jeugd die zelf de revolutie zal leiden, ook al strijden ze veel, vooral nu. Het is de werkende klasse die het revolutionaire potentieel heeft, en daarom proberen we de twee te verbinden.”

Sarah geeft twee concrete voorbeelden: “In de Palestina-encampments zoeken we actief de link met de arbeidersstrijd op, om ze te kunnen verbinden. En in de strijd voor de Takeaway-couriers stapten we veel op studenten af, want die werken vaak voor Takeaway.”

Dit soort werk is in België hard nodig: “In België hebben we geen studentenvakbonden. We hebben de problematiek dat de syndicalisatiegraad [organisatiegraad] van jongeren rond de 13% ligt, we zien dan ook een grote vergrijzing binnen de vakbond. Veel jongeren zien hun werk als iets tijdelijks, om de studentenkosten te betalen. Ze hebben nog niet het bewustzijn dat je in de vakbond collectieve strijd levert. Jongeren worden ook afgeschrikt door de vakbondsleiders, die veel inzetten op het idee van ‘sociale dialoog’, wat betekent dat ze voornamelijk afwachten en niet naar de problemen en eisen van jongeren luisteren.”

De Palestinabeweging: overeenkomsten en verschillen

In Nederland hebben we drie ‘rode lijn’ demonstraties gehad - de grootste demonstraties in twintig jaar – tegen de Nederlandse steun voor Israël. Daaraan gingen echter al een hoop andere acties, demonstraties en bezettingen vooraf, waaronder op de universiteiten. Hoe verliepen die in België?

“Een groot verschil om te benadrukken is dat de encampments in België veel langer bleven staan dan in Nederland. Die in Gent 40 dagen, in Leuven zelfs meerdere maanden. De reacties van de universiteiten toonde onderling duidelijke verschillen. Zo is in Gent er eerder over gegaan met een dialoog vanuit de Raad van Bestuur en de rector. We zagen daarentegen in Brussel gelijk een heel grote vijandigheid tegenover de encampment. Maar, naar gelang dat het duidelijk werd dat in iedere encampment gestreden werd voor een echte verandering van de universiteit, begon er meer repressie te komen vanuit politie, werden encampments opgedoekt, en escaleerde ook de retoriek vanuit de universiteitsbesturen. In Gent werd er zelfs gesproken over ‘baardmannen’ op de campus, zeer racistische retoriek.”

Niet alleen de reacties van de universiteiten verschilden, ook in de encampments zelf waren er ideologische en organisatorische verschillen. Sarah legt uit: “In Brussel zagen we een hoger bewustzijn in de encampmentgroep, waar meer onafhankelijke communisten en anti-imperialisten aanwezig waren. Dit zorgde aan de ene kant ervoor dat de encampment radicaler was, en daardoor meer een dreiging voor de universiteit vormde, maar aan de andere kant betekende het dat er veel hardere repressie was, zoals we ook nu nog altijd zien.”

“Er was ook een belangrijke les die we hebben geleerd. In Brussel waren er dus radicalere, meer bewuste studenten, maar op andere plekken was er een neiging naar reformisme, om meer in dialoog te gaan met de rectoren, en kleine overwinningen te behalen. Zo zagen we dat daardoor in Leuven de encampment na een aantal maanden stilletjes werd gestopt. En in Antwerpen werd het door reformistische groepen zoals COMAC [de jongerenbeweging van de Belgische PVDA] gedomineerd. Daardoor hadden we vaak een probleem de beweging te verbinden met de arbeidersstrijd. Er was niet veel ervaring op het vlak van de arbeidersklasse bereiken, en die was daardoor wantrouwig. De beweging daar bestond uiteindelijk vooral uit studenten, staff van de universiteit zelf, een aantal activisten en anarchistische groepen.”

Sarah wil ook een verschil met de Palestinabeweging op Nederlandse universiteiten aanstippen: “Een belangrijk verschil met Nederland is dat we hier niet zoveel last hadden van radicalistische groepen die uit waren op vernielingen, en dachten dat ze door individuele geweldsdaden mensen konden organiseren. Hier was het eerder een invloed van heel performatieve acties. Denk aan het blokkeren van het rectoraat [het universiteitsgebouw waar de administratie gehuisvest is], of aan collectieve acties met verfbekladding. Buiten dat was er geen individuele vernieling.”

Wat was voor de JCB de belangrijkste les die ze uit hun ervaringen konden trekken? “Het belangrijkste wat we hebben geleerd over een echt succesvolle encampment-beweging hebben is dat het met de arbeidersstrijd verbonden moet worden, dat we solidariteit moeten creëren tussen niet enkel studenten en medewerkers van universiteit, maar ook met vakbonden, werkplaatsen en wijken rondom de universiteit. Dan sta je sterker tegenover leugens van de media en politierepressie.”

Natuurlijk is er ook verzet tegen de genocide buiten de universiteiten. Hoe zit dat in België? Sarah vertelt: “Breder dan de studentenbeweging zien we wel de positieve ontwikkeling dat mensen veel bewustzijn hebben gehaald uit onafhankelijke en zelfs mainstream media. Ze zien de genocide in Gaza, en dat heeft, vergelijkbaar met de Vietnamoorlog, mensen gemobiliseerd. Hierdoor werd er steeds meer druk uitgeoefend, en daarom krijg je, net zoals in Nederland, een meer liberale beweging vanuit politici en organisaties die op straat komen. Dat is enkel mogelijk door het werk van de anti-imperialistische beweging tegen de genocide in Gaza. Een voorbeeld: we zagen dat vakbonden acties deden in de haven om te voorkomen dat er militair materiaal naar Israël verscheept werd.”

De gepoogde militarisering van België

In België zijn, net als in Nederland, de meeste politici en media hard aan het roepen om tientallen miljarden extra in oorlogsmaterieel te investeren. Sarah is duidelijk over de houding van de JCB: “Eerst en vooral moeten we aankaarten dat het volledig niet in het klassenbelang is van de werkers om de militarisering van de samenleving te steunen.”

Verwijzend naar een enquête over defensie-uitbreiding die recent gedaan werd in opdracht van de NOS, zegt ze: “We moeten zeer sceptisch zijn tegenover dat soort onderzoeken, die zelf vaak als doel hebben consensus te creëren. Als we op het terrein zelf praten met werkers, studenten en andere mensen, als we de militarisering duidelijk ontmaskeren als wat het is, namelijk een verscherping van de tegenstellingen binnen het imperialistisch systeem, een meer intensiverend antagonisme tussen kapitalistische staten, die zich voorbereiden op het verzetten van hun politiek in gewelddadige conflicten, én ook een duidelijke overheveling van geld van werkers naar monopoliekapitaal en de aandelen van defensiebedrijven, dan zie je snel dat de werkende klasse daar niet mee akkoord is, maar dat ze daar duidelijk tegen in verzet gaat.”

Ze geeft enkele voorbeelden van hoe deze ontwikkeling in België eruit ziet: “We zien in Brussel dat ze van de voormalige Audi-fabriek een oorlogsfabriek willen maken. Ze willen in Brugge dat een treinfabriek naar een oorlogsfabriek wordt omgezet. We zien dan dat er vrij snel lokale verzetsbewegingen worden georganiseerd, en dat er vanuit de milieubeweging, de vredesbeweging, en de anti-imperialistische beweging snel wordt gereageerd. We moeten erkennen dat de werkende klasse, als regeringen dat soort dingen proberen, in opstand komt.”

Deze principiële anti-oorlogshouding is niet terug te zien in het Belgische parlement. “Er zijn pogingen vanuit de sociaaldemocratische beweging om mee te werken aan de militarisering. De huidige Belgische regering, ook wel de ‘Arizonacoalitie’ genoemd [omdat de kleuren van de coalitiepartijen overeenkomen met die van de vlag van Arizona] bestaat uit de zeer rechtse liberale partijen N-VA en MR, de christendemocratische CD&V en de sociaaldemocratische Vooruit. Vooruit verkoopt hun steun voor de militarisering door te claimen dat ‘als we onze sociale veiligheid willen verdedigen, we het ook militair moeten verdedigen.’ De voorganger van Vooruit deed dat ook tijdens de Eerste Wereldoorlog. We zien ook dat groepen die eerder pacifistisch waren, zoals de PVDA, pleiten voor een Europese Defensie.”

De JCB wil niets met die politieke houding te maken hebben: “Tegen dat soort opvattingen, die het imperialisme versterken, proberen we echt te strijden. We strijden dus tegen de militarisering van de fabrieken, van de terreinen, en we proberen de mensen duidelijk te maken dat vrede creëren niet gaat door het investeren in legers, of via deals en wapenstilstanden tussen kapitalistische staten. Het is enkel de werkende klasse, die, als ze de macht grijpt, en internationaal samenwerkt, een echte vrede en een veilige toekomst, een socialistisch-communistische toekomst, mogelijk kan maken.”

Omdat die internationale samenwerking zo belangrijk is voor de JCB, was de organisatie eind juni ook aanwezig in Den Haag, om te demonstreren tegen de NAVO. Recent organiseerde de JCB een evenement met de NCPN over de Tweede Kamerverkiezingen, om te leren van de ontwikkelingen in Nederland. Tot slot wil Sarah daarom meedelen dat ze hoopt op een hechtere samenwerking tussen Nederlandse en Belgische arbeiders: “Ik denk dat het belangrijk is dat de arbeiders van beide landen goed op de hoogte blijven van wat er gaande is, dan kunnen we leren van elkaars strijdbewegingen. Dan kunnen we inzien dat het de burgerij van de hele wereld is waar we tegen strijden. Het is ook belangrijk dat communisten en vakbonden over landsgrenzen heen met elkaar samenwerken. Daarom vinden wij het bijvoorbeeld heel mooi dat de Europese Communistische Actie is gestart, dankzij partijen zoals de KKE, NCPN en TKP.”

Wil je een abonnement op Manifest?

Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland

Manifest is de krant van de NCPN die maandelijks verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.

Abonneer Nu!