Dit is de tweede bijdrage van de delegatie van de NCPN aan de driepartijenconferentie die in juni plaatsvond in Luxemburg, die ingaat op de strijd van de arbeidersbeweging en de studentenbeweging in de afgelopen periode. In de vorige krant publiceerden we een verslagje van de conferentie en de eerste bijdrage van de NCPN, die inging op de ontwikkelingen in de economie en het beleid van de EU en de regeringen.
De afgelopen periode werd gekenmerkt door de kapitalistische economische crisis. Door de CoViD-19 pandemie werd die versneld, maar deze ontwikkeling was al gaande. In het tweede helft van 2019 was het al duidelijk dat een crisis van overaccumulatie van kapitaal naderde.
De reactie van de Nederlandse regering richting de pandemie was vooral gericht op het behouden van maximale winst voor de bedrijven. De zorginstellingen (en daarbij de arbeiders in de zorg) werden maximaal belast met het bestrijden van de pandemie doordat niet werd ingezet op het stoppen van de verspreiding van het virus maar op het zo lang mogelijk openhouden van werkplekken. Dit heeft geleid tot vele onnodige doden en grote druk op de geestelijke gezondheid van de arbeidersklasse en een slepend verloop van de crisis met bijzonder grote impact op bepaalde sectoren zoals de horeca. Tegelijkertijd heeft de overheid grootschalige financiële steun aangeboden aan bedrijven.
Het kapitaal heeft de komst van de pandemie gebruikt om grootschalig de productie te intensiveren. Bijvoorbeeld in de zorg, waar een groot gedeelte van de arbeiders onder het mom van het bestrijden van het virus lange dagen moesten maken en weinig ervoor terugkregen. De rest van de arbeidersklasse heeft het ook niet makkelijk gehad. Een gedeelte daarvan moest onder zeer onveilige omstandigheden werken, waarbij werkgevers geen of weinige maatregelen namen om hen te beschermen tegen het virus. In verschillende bedrijven en sectoren werd de pandemie als voorwendsel gebruikt voor het doorvoeren van bezuinigingen en herstructureringen die al op de plank lagen, met in de regel de intensivering van de arbeid als gevolg.
Een ander gedeelte van de arbeidersklasse moest thuis werken. Diverse natuurlijke pauzes die in het kantoorwerk voorkomen (zoals koffie halen bij het koffieapparaat of een praatje op de gang met een collega) werden zo afgeschaft, en de grenzen tussen werk en privé werden vervaagd, waardoor men vaker buiten normale werkuren nog aan het werk was. Deze ontwikkelingen in de arbeidsverhoudingen kwamen samen met snelle ontwikkelingen in de digitalisering van de arbeid en dus de verdere verhoging van de productiviteit. De mate van uitbuiting van de arbeidersklasse is dus fors gestegen. In het laatste half jaar van 2021 en het eerste gedeelte van 2022 werd het duidelijk dat thuiswerken gedeeltelijk normaal zou worden en dat veel bedrijven en sectoren in meer of mindere mate overgingen naar het zogenaamde “hybride werken”, waar de arbeider afwisselend thuis en op kantoor werkt. Afhankelijk van het bedrijf en de sector hebben arbeiders meer of minder keuzen in het inrichten van hun werklocatie en rooster. Dit was en blijft een onderdeel waarover wordt onderhandeld tussen de arbeider en de kapitalist.
Arbeiders hadden op verschillende momenten ook in mindere mate toegang tot belangrijke voorzieningen zoals kinderopvang. Vaak mochten kinderen ook niet naar school, waardoor ouders thuis zorg moesten dragen voor hun kinderen. Voor sommigen betekende dat dat ze tegelijkertijd moesten werken en op hun kinderen passen, voor anderen dat ze helemaal niet of in mindere mate naar hun werk konden gaan. Feitelijk wordt de arbeidersklasse ook via deze weg opgezadeld met extra arbeid, omdat de zorg voor kinderen nu alleen op de schouders van ouders viel. Vrouwelijke arbeiders hebben ook vaak aan het kortste lootje getrokken in deze situatie. Veel meer werkende mensen kregen een burn-out of burn-out verschijnselen, mede door de stressvolle situatie van de pandemie maar ook door de hogere graad van uitbuiting die plaatsvond. Verder zijn natuurlijk veel arbeiders ziek geworden wat op zichzelf ook ellendig is.
In het tweede helft van 2021 vond langzaam herstel van de kapitalistische economie plaats, maar dit was tijdelijk en zwak. Al voor de invasie van Oekraïne door de Russische Federatie bleek dat prijzen van cruciale goederen zoals energie, voedsel en kleding snel stegen. Dat is een gevolg van de geldontwaarding die wordt veroorzaakt al het geld dat de EU en de burgerlijke regeringen aan het kapitaal hebben geschonken. Na de uitbarsting van de oorlog is dit nog sneller gegaan. De arbeidersklasse is daarbij de dupe, en haar levensomstandigheden worden fors verslechterd. Feitelijk betaalt de arbeidersklasse van Nederland via het koopkrachtverlies de crisis van het kapitaal, maar ook de oorlog die tussen de EU/NAVO en Rusland gevoerd wordt door middel van sancties op Rusland en Wit-Rusland en wapenleveringen aan Oekraïne. Terwijl de arbeidersklasse in steeds hogere mate technologische ontwikkelingen gebruikt om meer en meer te kunnen produceren, wordt er van ze gevraagd om de thermostaat lager te zetten, korter te douchen en maar accepteren dat ze steeds minder goederen met hun salaris kunnen kopen. Verhoging van de lonen wordt ontmoedigd door te verwijzen naar de fictie van een dreigende loon-prijsspiraal.
Ook los van de dalende koopkracht verslechtert het levenspeil van de arbeidersklasse. Het grote tekort aan woningen dat al jarenlang een feit is in Nederland is door de pandemie nog schrijnender geworden, doordat de prijzen van woningen uit de pan vlogen. Dit was echter niet de oorzaak van de hoge kosten van woningen. De oorzaak ligt in de relatieve schaarste aan woningen (wat voornamelijk komt door de gevolgen van de vorige grote kapitalistische crisis) en het feit dat bestaande woningen een aantrekkelijk investeringsobject waren geworden doordat investeringen in productie nog maar weinig winst opleverden door de lage rentes.
De sociale woningmarkt wordt al jaren uitgehold, doordat er bij elk bouwproject minder en minder sociale woningen bij worden gebouwd en omdat veel sociale woningbouw corporaties die sociale huurwoningen beheren gedwongen waren om die te verkopen, mede door de verhuurdersheffing. De verhuurdersheffing is een speciale belasting voor sociale woningbouw corporaties, die al lang geen subsidie meer krijgen, maar nu ook nog bijna twee miljard jaarlijks aan belasting moeten afdragen. De wachtlijsten voor een sociale huurwoning zijn inmiddels op sommige plekken langer dan 10 jaren geworden. Dit is een tendens die al lang voor de corona pandemie gaande was en in de huidige periode is doorgezet. Ook de particuliere huur-en-koopmarkten zijn er niet goed aan toe. Huurders hebben veel zekerheid verloren door het invoeren van tijdelijke huurcontracten, die inmiddels verreweg de meerderheid vormen van alle huurcontracten. Hierdoor verliest een aanzienlijk deel van de arbeidersklasse zekerheid over het dak boven hun hoofd, en worden ze verplicht om de hele tijd van de ene naar de andere plek te verhuizen tegen bizar hoge huurprijzen.
De arbeidersklasse is in het tweede helft van 2021 en het eerste kwartaal van 2022 zich proberen te verzetten door meerdere zogenaamde woonprotesten te organiseren, die eerst vrij massaal bezocht werden maar later zijn deze de marge ingedrukt. Dit kwam vooral door repressie vanuit het burgerlijke staatsapparaat maar ook door diverse opportunistische, radicalistische ideeën die de overhand hebben gekregen in de beweging, zoals de sterke focus op kraken als doel op zich in plaats van een strategisch middel.
Over het algemeen blijkt dus dat de afgelopen periode naast de pandemie ook gekenmerkt is door de verscherping van de basistegenstelling van het kapitalisme. Aan de ene kant hebben we vermaatschappelijking van de productie en de verhoging van de productiviteit daarvan door de ontwikkeling van de technologie en technieken. Aan de andere kant de privé toe-eigening van de vruchten van de productie.
De arbeidersklasse in Nederland heeft deze ontwikkelingen niet volledig laten gaan. Daarin heeft de FNV een belangrijke rol gespeelt. De FNV is de grootste vakbondsfederatie in aantal leden van Nederland, helaas wel met een dominante sociaaldemocratische stroming die gericht is op klassenverzoening in de vorm van compromissen en akkoorden in plaats van principiële strijd. Waar de FNV veel leden heeft zijn er wel vaker acties. Maar lang nog niet bij alle sectoren heeft FNV veel leden of is het er de sterkste vakbond. Waar andere vakbonden sterker zijn, bijvoorbeeld zoals de “gele” vakbond “De Unie” of gedeeltes van de “CNV” (een derde vakbond die een beetje in het midden zit) zijn de acties gematigder als er al überhaupt acties zijn. Doordat in Nederland er maar een vakbond hoeft te zijn die een akkoord met de kapitalist wil sluiten is het makkelijk voor andere, veel kleinere of door de werkgevers opgezette vakbonden om de FNV te ondermijnen door slechte Cao’s te ondertekenen, terwijl vaak dat vaak helemaal niet wordt gesteund door de arbeiders. In de burgerlijke media wordt ook veel gedaan om concrete en openlijke uitingen van klassenstrijd (zoals stakingen) te ondermijnen.
Er zijn meerdere problemen bij het intern functioneren van de FNV. Dit werd duidelijk bij de laatste voorzittersverkiezingen in 2021. Daarbij is een voorzitter gekozen die feitelijk precies hetzelfde beleid volgde als de vorige voorzitter. Er was een alternatief beschikbaar: de bestuurder van de sector havens (Niek Stam), die een strijdbaarder deel van de FNV-leden vertegenwoordigd, stelde zich kandidaat. Hij zat veel meer op de lijn van klassenstrijd en minder overleg met kapitalisten. Hij werd echter uitgesloten van de verkiezingen door de kiescommissie en het ledenparlement, met de expliciet verwoorde reden dat hij een andere koers vertegenwoordigt en daarom niet representatief zou kunnen zijn voor de hele vakbeweging. Zodoende bleef er maar een keuze tussen twee personen die voor min of meer hetzelfde beleid staan. Dit is slechts een voorbeeld van algemenere problemen in de FNV, namelijk dat het democratische gehalte achteruitgaat en dat strijdbare elementen in de basis worden gedwarsboomd door het reformistische bestuur.
Ook de externe strategie en tactiek van de FNV heeft veel te vragen. Er wordt onvoldoende gedaan om de geschiedenis van de arbeiders-en-vakbeweging te populariseren en te verbinden met de huidige sociale bewegingen. Mede hierdoor, maar ook door de stappen naar achteren die de hele arbeidersbeweging moest doen na de val van de Sovjet-Unie, daalt het lidmaatschap van de FNV nog altijd. Anderzijds is een belangrijk keerpunt bereikt en groeit de FNV onder werkenden, maar door de grote oververtegenwoordiging van gepensioneerden blijft het totale ledenaantal dalen.
Sinds 2019 is er een door de FNV opgezette vrij brede campagne genaamd Voor14. Het doel van deze campagne is om het minimumloon te verhogen van nu ongeveer €10 per uur naar €14 en dat daarmee ook bijstand en pensioenen stijgen. De onderliggende boodschap is dat de ongelijkheid toeneemt en dat burgerlijke politici vooral luisteren naar het grootkapitaal en dat de arbeidersklasse zich moet verenigen. De campagne probeert aan de eis voor een hoger minimumloon ook andere sociale onderwerpen te verbinden zoals racisme, seksisme en de woningnood. Dit is iets wat binnen de FNV nog te weinig gebeurt. Het is een sterke boodschap, maar de nadruk ligt te vaak op acties die gericht zijn op parlementaire politiek, iets wat de kracht van de boodschap afzwakt. Er worden bijvoorbeeld veel pogingen gedaan om burgerlijke politici te lobbyen, en er was veel focus op de landelijke verkiezingen in 2021 en de gemeenteraadsverkiezingen van 2022.
Voor14 heeft wel geprobeerd mensen te organiseren in de wijken in kleine kerngroepen die vooral lokaal actief waren. Die groepen werden vaak begeleid door organizers van de vakbond zelf. In eerste instantie werd er niet veel samengewerkt met de sectoren en veel sectoren waarbij zelfs de FNV sterk was hadden nog niet de eis voor 14 euro minimumloon in de eisen die ze stelden voor nieuwe Cao’s. Gelukkig is daar uiteindelijk verandering in gekomen en is het inmiddels wel zo dat dit opgenomen is in de eisen van de vakbond in bijna alle sectoren. Door de focus op sectoren vertrokken de vakbondsorganizers die veel werk op zich namen uit de Voor14 groepen omdat zij dus die verbinding met de sectoren op moesten zoeken. Hierdoor bleven er veel activisten over in deze groepen en werd hun rol groter en daarbij ook hun betrokkenheid bij de vakbond. Mede daarom werd er op lokaal niveau daarom wel 1 mei gevierd in 2021, terwijl de FNV op landelijk niveau dit niet deed met de pandemie als excuus.
Positief is dat FNV ook campagne voert voor een eerlijke behandeling van arbeidsmigranten. Deze campagne heeft een vergelijkbare draai gemaakt, van een focus op politieke lobby voor fatsoenlijke regels omtrent huisvesting en serieuze handhaving van de arbeidswetten, naar strijd in de grote bedrijven waar arbeidsmigranten tewerk worden gesteld. Helaas blijft de strijd van arbeidsmigranten nog steeds relatief losstaand van de strijd van de collega’s in vaste dienst. Dit komt helaas nog in grotere mate door het lage bewustzijn en solidariteit onder de Nederlandse arbeidersklasse dan door fouten in de strategie van de vakbondsleiding.
Kenmerkend van de FNV en haar sociaaldemocratische politiek is het feit dat ze in deze periode telkens de kant van de “eigen” imperialist heeft gekozen in de diverse imperialistische conflicten waar Nederland een positie in had. Zo deed de FNV mee in 2020 aan de demonstraties tegen de regering van Wit-Rusland. Nu hebben de arbeiders in de haven van Rotterdam verklaart dat ze alle Russische schepen als “besmet” zien. Zo is een tanker afkomstig uit Rusland door de havenarbeiders van Amsterdam en Rotterdam afgewezen. Ook is er vanuit de FNV nauwelijks solidariteit met arbeiders en vakbonden in de Nederlandse koloniën terwijl daar ook door de Nederlandse overheid gewerkt wordt aan het constant zwaarder uitbuiten van de arbeiders. Zo heeft de Nederlandse overheid in de afgelopen periode aangedrongen op een verlaging van de salarissen van arbeiders in de publieke sector van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten met 12.5%, in ruil voor steun tijdens de pandemie.
Jongeren
Jongeren worden geconfronteerd met specifieke problemen. Door het studieleenstelsel dat ingevoerd is in 2015 hebben veel jongeren die nu afgestudeerd zijn torenhoge schulden (gemiddeld 35.000 euro). Daarnaast zijn ze een van de groepen die het zwaarst getroffen is door het tekort aan betaalbare woningen, ook omdat een hogere studieschuld het moeilijker maakt om een woning te bemachtigen. Dit heeft ertoe geleid dat jongeren een meerderheid vormden in de deelname aan de woonprotesten.
Tegelijkertijd was er ook veel verzet tegen het studieleenstelsel zelf. De invoering van een systeem waarbij studenten voor hun studiekosten een levensonderhoud met lage rente geld mochten lenen van de overheid ging gepaard met het afschaffen van het studiebeurs systeem, een systeem waarbij studenten geld kregen van de overheid om deze kosten de dekken als gift. Met andere woorden, iets wat eerder een gift was werd omgezet naar een lening. Oorspronkelijk werd dit aan de bevolking verkocht als een vooruitgang, omdat het extra geld zogenaamd geherinvesteerd zou worden in hogere kwaliteit van onderwijs. Vrij snel bleek het dat dit een leugen was, want er werd niet alleen niet extra geïnvesteerd in het onderwijs, maar er werd juist verder bezuinigt.
De #NietMijnSchuld campagne werd mede op initiatief van de FNV opgezet en was gericht op het afschaffen van het leenstelsel, het herinvoeren van de studiebeurs en het compenseren van de zogenaamde “pechgeneratie”, de generatie van studenten die tussen 2015 en 2022 geen studiebeurs hebben ontvangen en ook niet hebben geprofiteerd van het voorgestelde betere onderwijs dat er zou komen. Uiteindelijk heeft de campagne sommige van deze doelen bereikt. De regering heeft aangekondigd dat ze het leenstelsel willen afschaffen en weer een studiebeurs willen invoeren. Echter is er nog veel te bereiken. De beoogde hoogte van de studiebeurs, is bij lange na niet toereikend om de studie- en levenskosten te dekken, waardoor veel studenten alsnog in de schulden zullen worden gejaagd. Sterker nog, de beoogde hoogte van de studiebeurs lager is dan de studiebeurs van voor de introductie van het leenstelsel, wat nog schrijnender is als je de huidige inflatiecijfers meeneemt. Ook is er nog niet voldoende compensatie geregeld voor de “pechgeneratie”. Momenteel wordt maar ongeveer 1000 euro als compensatie genoemd, terwijl een groot deel van deze groep schulden rond de 30.000-50.000 euro heeft en in sommige gevallen zelfs tot de 70.000 euro. De strijd gaat echter nog door.
Kenmerkend is dat de jongerentak van de vakbond FNV, FNV Young & United hier een belangrijke rol in heeft gespeeld. Dit heeft onder andere geleid tot een groei in het aandeel jongeren in de FNV.
NCPN en CJB
De NCPN en CJB zijn van mening dat we als communisten ons primair moeten inzetten in het behalen van posities op de werkvloer of studieplek, het constant aangaan van de discussie met collega’s en het aanwakkeren van de strijdbaarheid op de werkvloer en in de vakbond. Zonder een stevige basis in de werkplek, heeft het behalen van diverse hogere posities binnen de vakbond weinig zin. Het werk in de bedrijven en studieplekken is van uiterst belang en we hebben geprobeerd om dit verder uit te werken en meerdere kameraden dit laten oppakken.
De NCPN nam het initiatief tot het ‘platform bedrijvenwerk en klassenbewustzijn’. Dit moest een klassen georiënteerd platform zijn, waar iedereen die vond dat vakbonden zich meer op de klassenstrijd moesten richten welkom was. Kerndoel was om elkaar te helpen collega’s te overtuigen van de noodzaak van klassenstrijd. Hierbij waren ook mensen van andere organisaties dan alleen de NCPN betrokken. Er waren meerdere bijeenkomsten maar door de pandemie verloor het platform zijn momentum en kwam het uiteindelijk stil te liggen. Dit gaan we in de toekomst weer proberen op te pakken.
Binnen de CJB is er wel een bedrijvenwerkgroep. Het doel van deze werkgroep is om kameraden die nog geen ervaring hebben met het bedrijvenwerk, maar wel in de gelegenheid zijn om hiermee iets te doen, te helpen hun weg te vinden. Dit is relatief succesvol en een aantal kameraden hebben op de werkvloer posities ingenomen en contacten ontwikkeld. Kameraden delen ervaringen met elkaar, geven elkaar tips en tricks over elkaars specifieke situatie en discussiëren wat er allemaal gaande is op de werkvloer en in de vakbond. In de toekomst moet dit ook systematischer opgepakt worden.
Meerdere leden verspreid over het hele land zijn actief in de Voor14 campagne en hebben daarin prominente plekken weten te bemachtigen. Meerdere kameraden geven ook gastlessen namens de FNV op beroepscolleges om te vertellen over de vakbond. Ook wordt er marxistische theorie gelezen en geleerd van Nederlandse communisten in het verleden die actief waren in het vakbondswerk in de CJB-afdelingen.
Wil je een abonnement op Manifest?
Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland
Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.
Abonneer Nu!