De instabiliteit in de Nederlandse politiek en het gesteggel in de EU houden verband met de tegenstellingen tussen verschillende kapitaalgroepen in de overgang naar de oorlogseconomie. We gaan hier beknopt wat nader in op deze trend en enkele onderliggende wetmatigheden.
De verschuiving naar een oorlogseconomie weerspiegelt enerzijds de noodzaak van de bourgeoisie om zich voor te bereiden op een komende imperialistische oorlog. Anderzijds weerspiegelt het de benutting van de oorlogsvoorbereiding voor het investeren van kapitaal. Vooral dit tweede aspect is van belang om te begrijpen waarom er een verscherping van tegenstellingen plaatsvindt bij de verdeling van middelen, die zich uit in politiek gesteggel en instabiliteit.
Wat is precies het verband tussen de kapitaalsinvesteringen en de oorlogseconomie? Kapitaal is geen geld dat in een kluis wordt bewaard. Geld kan pas als kapitaal fungeren als het wordt geïnvesteerd in de economie. Oftewel als het winst oplevert via de uitbuiting van werkenden, die weer als kapitaal kan worden geïnvesteerd in meer arbeiderskrachten, meer machines en productiemiddelen etc. Dit proces, waarbij uit de uitbuiting van de werkers steeds meer kapitaal wordt gecreëerd, heet accumulatie van kapitaal.
Op het moment dat er onvoldoende mogelijkheden zijn voor het opgehoopte kapitaal om winstgevend te worden geïnvesteerd in de economie, ontstaat het probleem van overaccumulatie van kapitaal. Dit probleem verscherpt de inter-imperialistische tegenstellingen, aangezien het de druk opvoert om het marktaandeel van concurrerende monopolies en landen te ‘veroveren’ – in economische maar uiteindelijk ook militaire termen.
De overgang naar een oorlogseconomie creëert nieuwe markten en investeringsmogelijkheden door subsidies en juridische regelingen die investeringen vergemakkelijken. Daarbij bevat de oorlogseconomie een hoge mate van ingebouwd protectionisme, aangezien oorlogsuitgaven grotendeels naar binnenlandse monopolies gaan of naar monopolies binnen de kaders van de imperialistische verbonden waar een heersende klasse zich bij heeft aangesloten (bijvoorbeeld de EU of NAVO).
De overgang naar een oorlogseconomie betreft niet alleen de productie van wapens. Het heeft betrekking op de aanpassing van de gehele economie en alle functies van de staat aan de behoeften van de oorlogsvoorbereiding. Met de verschuiving naar een oorlogseconomie ontstaan er dus in hele reeks sectoren – niet alleen de wapenindustrie, maar ook transport, infrastructuur, telecommunicatie etc. – investeringsmogelijkheden met staats- en Europese steun. Dit biedt een tijdelijke winstgevende uitweg voor het geaccumuleerd kapitaal.
Als we naar de EU kijken, levert dit tegenstellingen op. De uitgaven voor oorlogsvoorbereiding worden gedragen door de EU als geheel. Maar het grootste deel van de productie van oorlogsmaterieel, en dus ook de winst, wordt gerealiseerd in landen met een grotere productiecapaciteit in de oorlogsindustrie. Dat zijn met name Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje. Dit wordt nog verder gecompliceerd doordat veel, maar niet alle, EU-landen zijn aangesloten bij de NAVO en in verschillende mate nauwe betrekking hebben met monopolies uit de VS, Groot-Brittannië, Israël, Turkije etc. Sommigen zien dus graag dat de EU ook wapens en ander materieel afneemt uit deze landen. Zo ontstaan dus allerlei complexe tegenstellingen omtrent de vraag hoe dat geld besteed moet worden en wie ervan zal profiteren.
Aan de andere kant betekent de uitbreiding van middelen voor oorlogsvoorbereiding ook dat er minder beschikbaar is aan middelen voor de (zogenaamde) ‘groene transitie’, landbouwsubsidies etc. Er vindt dus een complete herverdeling plaats, waarbij elke kapitaalgroep wil bewerkstelligen dat de ander inlevert en zelf profiteert van de staatssteun en de Europese steun. Daarbij vinden ook veel verschuivingen plaats binnen het kapitaal, bijvoorbeeld doordat bedrijven die voorheen actief waren in ‘groene’ sectoren of de auto-industrie, zich nu richten op de oorlogsindustrie, omdat ze daar verwachten hun kapitaal winstgevend te kunnen investeren.
Op kleinere schaal, maar op een vergelijkbare manier, zorgt de overgang naar de oorlogseconomie ook in Nederland ervoor dat de tegenstellingen tussen verschillende delen van het kapitaal verscherpen. In het kader van de overaccumulatie van kapitaal, is de overheid een belangrijke motor van de economische groei. Daarom is politieke invloed van groot belang voor de verschillende sectoren van het kapitaal, die allemaal zoeken naar manieren om het meeste te halen uit de herverdeling van de taart met de overgang naar de oorlogseconomie. De tegenstellingen tussen verschillende kapitaalgroepen vormen zo de materiële basis van de instabiliteit in de Nederlandse politiek.
Maar de instabiliteit en het gesteggel zijn gedeeltelijk schijn. Het zijn de tegengestelde belangen van verschillende kapitaalssectoren waar de burgerlijke politiek moeite heeft om eenheid te vinden. Maar als het gaat om de afbraak van de inkomens, voorzieningen en rechten van de arbeidersklasse, die nodig is om de staatssteun aan het kapitaal te financieren, dan is de burgerlijke politiek ontzettend stabiel. Dezelfde afbraakmaatregelen voeren achtereenvolgende kabinetten in Nederland en alle regeringen in de EU, ongeacht de politieke ‘kleur’ van elke regering.
Wil je een abonnement op Manifest?
Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland
Manifest is de krant van de NCPN die maandelijks verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.
Abonneer Nu!