Skip navigation
Theorie & Ideologie

Lenin in ‘Socialisme en oorlog’

Dit artikel verscheen in de editie van Manifest van donderdag 22 december 2022

In de geboorteakte van het moderne, wetenschappelijke socialisme, het ‘Manifest van de communistische partij’ van 1848, staat dat “de geschiedenis van alle maatschappijen tot nu toe de geschiedenis van de klassenstrijd” is. Welke rol spelen oorlogen daarbij?

Vanuit het historisch-materialisme gezien zijn oorlogen “het product en de specifieke vorm van de sociale antagonismen … en onlosmakelijk verbonden met de opkomst van het private eigendom van de productiemiddelen. Met de verdeling van de samenleving in klassen werd de oorlog een reguliere functie van de staat. Daartoe werd een aparte organisatie van bewapende mensen, het leger, opgericht. Het systeem van slavernij en uitbuiting van mensen en het systeem van uitroeiing van de mens door de mens zijn twee met elkaar verbonden zijden van een op privaat eigendom berustende maatschappelijke orde. Deze algemene economische oorzaken van oorlog manifesteren zich in verschillende sociaaleconomische maatschappijformaties in specifieke vormen, die stroken met de bijzonderheden van de afzonderlijke productiewijzen.” (Woordenboek van de geschiedenis, Berlijn (DDR) 1984)

Oorlogen ontstaan niet op oncontroleerbare wijze of uit pure toevalligheden, maar dienen duidelijke aanwijsbare belangen. “Oorlog”, zei de Pruisische generaal-majoor, militair strateeg en militair hervormer Carl von Clausewitz (1780-1831) in zijn centrale notitie ‘Over de oorlog’, “is slechts een voortzetting van de politiek met andere middelen.”

Het karakter van een oorlog wordt volgens Clausewitz bepaald door de politieke gebeurtenissen en doelen die met die oorlog verbonden zijn. “We zien dus ten eerste, dat we ons de oorlog onder alle omstandigheden niet als een zelfstandig iets moeten voorstellen, maar als een politiek instrument; en alleen op deze manier is het mogelijk om niet met de gehele oorlogsgeschiedenis in conflict te raken. Alleen deze manier van denken opent het grote boek van verstandig inzicht. Ten tweede toont ons juist deze opvatting hoe verschillend de oorlogen moeten zijn, gelet op de aard van hun motieven en de verhoudingen waaruit ze voortkomen.”

Op deze redenering greep Lenin in de jaren van de Eerste Wereldoorlog vaak terug in zijn eigen publicaties. Zo ook in zijn gezaghebbend werk ‘Socialisme en oorlog’ uit 1915. De marxisten hebben deze stelling terecht steeds als theoretische basis beschouwd voor hun opvattingen over de betekenis van elke concrete oorlog. Marx en Engels hebben de verschillende oorlogen altijd vanuit dit en geen ander standpunt beoordeeld.

Juist dit denkmodel werd en wordt in de beoordeling van de huidige oorlog in Oekraïne ook door marxisten vaak onderschat en vergeten. Daarbij wordt vaak met de ervaringen van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki geargumenteerd. Die zouden bewijzen, dat een oorlog tussen atoommachten in het ‘atoomtijdperk’ niet meer gevoerd zou kunnen worden. Dat betekent echter niet dat sinds het atoomwapen voor het eerst door de VS werd ingezet, het aantal grotere en kleinere oorlogen met zogenaamde ‘conventionele wapens’ die eveneens een enorm vernietigingspotentieel bezitten, minder is geworden. Voormalig Amerikaans president J. Carter meldde in een op 20 april 2019 verschenen krantenbericht dat hij kort tevoren met toenmalig president Donald Trump over China had gesproken en hem toen gevraagd had: “Weet je hoeveel oorlogen China sinds 1979 heeft gevoerd?” Zijn eigen antwoord was: “Geen, en wij waren voortdurend in oorlog.”

Hij had vervolgens gezegd dat de VS slechts 16 van de 242 jaren van hun bestaan als natie in vrede hebben doorgebracht. Als men oorlogen, militaire aanvallen en militaire bezettingen samen neemt, dan is het in de geschiedenis van de VS eigenlijk maar 5 jaar vrede geweest, en wel in 1976, het laatste jaar van de regering Gerald Ford, en van 1977 tot 1980, de gehele ambtsperiode van president Jimmy Carter. Carter noemde de VS vervolgens “de meest oorlogszuchtige natie in de geschiedenis van de wereld”, doordat volgens hem de VS andere landen dwongen “onze Amerikaanse principes over te nemen.” Het bestaan van atoomwapens heeft het aantal oorlogen dus geenszins verminderd.

Wanneer Lenin in ‘Socialisme en oorlog’ meteen in de eerste regel helder en duidelijk formuleert: “De socialisten hebben de oorlogen tussen de volkeren altijd als een barbaarse en beestachtige zaak veroordeeld”, dan zijn daarvoor vandaag nog meer redenen dan vroeger. Door de moderne massavernietigingswapens wordt ook voortdurend de eigenlijk niet betrokken burgerbevolking getroffen, ook al waren er onder de ‘voormoderne’ oorlogen ook uitroeiingsoorlogen van grotere omvang.

De beoordeling en veroordeling van de oorlogen als een “barbaarse en beestachtige zaak” staan evenwel in een onoplosbare dialectische eenheid met de regels die volgen, en die verwijzen naar de wortels van de barbarij en niet blijven staan bij de “beestachtigheid” van de oorlog. Lenin schrijft: “Onze houding t.o.v. de oorlog is evenwel een principieel andere dan die van de burgerlijke pacifisten (van de vrienden en predikers van de vrede) en van de anarchisten. Van de eersten onderscheiden we ons door ons inzicht in de onveranderbare samenhang van de oorlogen met de klassenstrijd binnen een land, door het besef van de onmogelijkheid oorlogen af te schaffen zonder de klassen af te schaffen en het socialisme op te bouwen, en verder ook doordat we de gerechtvaardigdheid, vooruitstrevendheid en noodzakelijkheid van burgeroorlogen ten volle erkennen, d.w.z. van oorlogen van de onderdrukte klasse tegen de onderdrukkende klasse, van de slaven tegen de slavenhouders, van de lijfeigen boeren tegen de landeigenaren, van de loonarbeiders tegen de bourgeoisie. Van de pacifisten als ook van de anarchisten onderscheiden wij, marxisten, ons ook nog daardoor dat we het noodzakelijk vinden om elke oorlog in zijn bijzonderheid historisch (vanuit het standpunt van het dialectisch materialisme van Marx) te analyseren.”

Door deze historische ervaringen heeft de Duitse communistische partij DKP zich ook op de hoogtepunten van de vredesbeweging in het begin van de jaren 1980 laten leiden. In een brochurereeks ‘Communisten & vrede’ verscheen in 1982 ook een titel ‘Over de verhouding van communisten en pacifisten’. Daarin stond dat er naast zeer veel gemeenschappelijkheden tussen pacifisten en communisten in de vredesbeweging natuurlijk ook “wezenlijke wereldbeschouwelijke en politieke verschillen” waren. Zo heeft bijvoorbeeld de geschiedenis laten zien dat “ontwapening van het socialisme tegenover het tot de tanden bewapende agressieve imperialisme zelfmoord zou betekenen.” En op het vlak van de internationale solidariteit sloot de DKP “ook de gewapende strijd van de volkeren die in hun gevecht om hun vrijheid door het imperialisme, door fascistische regimes en militaire dictaturen tot dergelijke strijdvormen gedwongen worden.” niet uit.

De DKP heeft op geen enkel moment de positie ingenomen dat iedere oorlog veroordeeld zou moeten worden. Ze heeft altijd gevraagd naar de motieven en doelen van oorlogen en getracht de onderscheidende kwaliteiten ervan concreet te bepalen.

Het beslissende punt waarop het bij de politieke en morele beoordeling van een oorlog aankomt, is niet in eerste instantie de vraag wie wanneer een oorlog veroorzaakt of verklaard heeft. Het gaat ook niet eens om de vraag of het formeel een ‘aanvalsoorlog’ of een ‘verdedigingsoorlog’ betreft. Want hier vervagen de grenzen heel vaak.

Daarover zei Lenin: “Als bijvoorbeeld morgen Marokko aan Frankrijk, India aan Engeland, Perzië of China aan Rusland, enz., de oorlog zouden verklaren, dan zouden dat ‘gerechtvaardigde’ oorlogen, ‘verdedigingsoorlogen’ zijn, onafhankelijk van wie als eerste aangevallen heeft, en iedere socialist zou sympathiseren met de overwinning van de onderdrukte, afhankelijke, niet-gelijkberechtigde staten op de onderdrukkers, de slavenhouders, de rovers, op de ‘grootmachten’.”

Dat is in elk afzonderlijke geval helemaal niet zo eenvoudig en ook niet altijd zo snel vast te stellen. Daarom eist Lenin dan ook dat “wij, marxisten, ons verder daardoor” (van pacifisten en anarchisten) “onderscheiden, dat we het nodig vinden om elke oorlog in zijn bijzonderheid historisch (vanuit het standpunt van het dialectisch materialisme van Marx) te analyseren …”

Daartoe moet de politiek die tot de concrete oorlog geleid heeft, niet alleen geanalyseerd worden met het oog op de directe resultaten. “Er is in de geschiedenis menig oorlog geweest die ondanks alle gruwelen, beestachtigheden, lijden en ellende die onvermijdelijk verbonden zijn met elke oorlog, vooruitstrevend was, d.w.z. die nuttig was voor de ontwikkeling van de mensheid, omdat hij hielp om bijzonder schadelijke en reactionaire instellingen (bijv. het absolutisme of het lijfeigenschap) en de barbaarse tirannen van Europa (de Turkse en de Russische) te ondermijnen.”

We moeten daarom ook de historische bijzonderheden van de huidige oorlog onderzoeken.


Bron: Hans-Peter Brenner, Umstrittene Normative der Geschichtsschreibung; in Marxistische Blätter 5-2022, pag. 62-71.

Vertaling: Louis Wilms.

Wil je een abonnement op Manifest?

Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland

Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.

Abonneer Nu!