Deel 3 van 3, zie deel 1 en deel 2
David Harvey, marxistisch economisch-geograaf, heeft het begrip oorspronkelijke accumulatie (zie deel 1) verbreed tot 'accumulation by dispossession', accumulatie door onteigening. Die ging al aan het kapitalisme vooraf, maar bleef ook in diens latere stadia aanwezig. Onder het neoliberalisme werd deze accumulatie van bijzonder grote betekenis. Naast de doorlopende onteigening van niet-concurrerend klein (grond)bezit verstond Harvey hieronder processen als de biopiraterij van genetische hulpbronnen, de patentering van geestelijk eigendom, de privatisering van staatsinstellingen in kapitalistische landen, de uitverkoop van staatsbedrijven in voormalig socialistische landen, rondes van kapitaalontwaarding in afhankelijke landen en de plundering van besparingen door instituties van het financierskapitaal. Op internationaal niveau is volgens Harvey "het belangrijkste middel voor accumulatie door onteigening ... de afgedwongen opening van de markten overal op de wereld door de institutionele druk van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldhandelsorganisatie, ondersteund door de macht van de Verenigde Staten (en in geringere mate van Europa)" (David Harvey, The New Imperialism, 2005). Marktopening bevoordeelt altijd de sterkeren.
Het opkopen door de Europese Unie van visserijrechten voor de kusten van Afrika, het vernietigen van subsistentie-economieën in Afrika als gevolg van EU-vrijhandelsovereenkomsten, het landjepik door grote agrarische concerns zijn vormen van accumulatie door onteigening. Het zijn tegelijkertijd push-factoren voor migratie (zie deel 2). Bovendien richten oorlogen, militaire interventies en pogingen tot regimeverandering zich meestal tegen landen die weigeren om onder druk hun markten open te stellen voor het monopoliekapitaal van de grootmachten en die een onafhankelijke ontwikkelingsweg zoeken. Dankzij de militaire 'overstrekking' van de VS en de opkomst van China en Rusland is de neoliberale globalisering inmiddels aan haar grenzen gestoten. Economische sancties komen steeds vaker in de plaats van militaire interventies. Maar ook die hebben dodelijke gevolgen en versterken de push-factoren voor vluchtelingenstromen. Bovendien veroorzaken ecologische verwoestingen door klimaatverandering en extreme weersomstandigheden in toenemende mate migratiebewegingen.
De overgrote meerderheid van de mensen die oorlogen ontvluchten, zoekt bescherming in buurlanden. Volgens de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties stonden in 2018 Syrië en Afghanistan bovenaan de lijst van herkomstlanden en Turkije en Pakistan aan die van opnamelanden. Van de wereldwijd 70 miljoen vluchtelingen heeft 84 procent onderdak gekregen in ontwikkelingslanden. Van de rijke industrielanden stond alleen Duitsland bij de eerste tien opnamelanden. De reden daarvoor was de opname in 2015/16 van ongeveer een miljoen vluchtelingen. Zij troffen in Duitsland een 'welkomcultuur' aan. Daarbij ging het oorspronkelijk om een politiek-programmatisch begrip uit de arbeidsmarktpolitiek. Pogingen sinds begin deze eeuw om hooggekwalificeerde vakmensen aan te werven waren zonder veel succes gebleven. Aangeworvenen vertrokken weer. Duitse afgestudeerden op hogescholen en universiteiten zochten in toenemende mate hun toekomst in het buitenland. Men voorspelde een gebrek aan hooggekwalificeerde arbeidskrachten.
Arbeidsmarkt- en migratieonderzoekers, overheden, verenigingen, stichtingen, nationale en regionale regeringen, media, partijen en instellingenwerkten er daarom al jaren aan om een 'welkomcultuur' tot stand te brengen. Tijdens de vluchtelingencrisis werd de enkel op nut gerichte motivering van deze 'welkomcultuur' uitgebreid met de humanitaire doelstelling van hulp aan asielzoekers en lukte het om een grote hulpvaardigheid onder de bevolking en in de burgermaatschappij te mobiliseren. Onder de campagneleus 'Wir schaffen das' ontstonden echte gastvrijheid en naastenliefde. Een keerzijde van deze campagne was evenwel dat reële problemen, veroorzaakt door een massale instroom in gemeenten die krap bij kas zaten, lange tijd buiten beschouwing bleven.
In een sociaal beleid dat een verscherpte concurrentie om woningen, banen en sociale uitkeringen zou kunnen opvangen, was niet voorzien. Daarom volgde al snel de ontnuchtering. In alle rijke landen benutten rechtspopulisten de culturele en religieuze verschillen tussen autochtonen en migranten om vooroordelen, angst, haat en nijd aan te wakkeren en daarmee bij verkiezingen te scoren. Door migranten tot zondebokken voor sociale problemen te maken leiden ze af van de noodzakelijke strijd voor sociale verbeteringen voor allen, een strijd die tegen het kapitaal gevoerd moet worden. Rechts geweld, terreur, moorddreigingen en aanslagen bedreigen de uitoefening van burgerlijk-democratische rechten. Thans heeft het grootkapitaal in de belangrijkste landen geen fascistische machtsvorm nodig, maar ontwikkelt zich met de partijen en verenigingen van rechtspopulisme en rechtsextremisme een prokapitalistische, antidemocratische reserve, die in crisistijden tegen de gehele arbeidersbeweging gemobiliseerd kan worden.
Een linkse kritiek van de migratie?
De kapitalisten benutten migratie om het loonniveau te drukken, zoals ze elke differentiatie binnen de loonafhankelijken gebruiken, bijvoorbeeld de verschillen tussen de geslachten of tussen de generaties. Jongeren worden verkozen boven ouderen, veel vrouwen en buitenlanders worden in precaire banen geduwd, vrouwen verdienen minder dan mannen, buitenlandse vrouwen het minst. Dat is klassenstrijd van bovenaf. Verzet hiertegen is alleen mogelijk door economische en politieke klassenstrijd van onderop. Alleen zo kunnen goede arbeidsvoorwaarden voor allen bevochten worden. De stelling dat pas de migratie de deling van de arbeidsmarkt veroorzaakt heeft, is niet juist. De splijting van de arbeidsmarkt heeft interne oorzaken. Een volledig homogene arbeidsmarkt is er onder het kapitalisme nooit geweest.
De '30 gouden jaren van het kapitalisme' van 1945 tot midden jaren 1970 gelden als een fase van hoge sociale standaard, waaraan die van het neoliberale heden vaak afgemeten wordt. In die tijd bestond er voor de arbeidsbeweging een nationaal en internationaal gunstige krachtsverhouding. Na de crisis van 1974/75 begon de sociale afbraak. In 1984 opende de nederlaag in de strijd voor de 35-urige werkweek de weg voor de 'flexibilisering'. De belangrijkste golven van de sociale afbraak, de precarisering en de afbraak van de standaardcontracten vonden plaats in het kader van de de-industrialisering van de DDR en van 'Agenda 2010'. Massale immigratie verscherpte de concurrentie om woningen en om beperkte sociale uitkeringen. Maar ook hier liggen de oorzaken primair in de interne ontwikkeling. De neoliberale hervorming bracht de sociale woningbouw tot stilstand en ging op alle gebieden gepaard met privatiseringen en afbraak van de verzorgingsstaat. Niet de migratie bedreigt de standaarden van de sociale welvaartsstaat. Wanneer dat beweerd wordt, dan leidt dat af van de waarheid dat de rechten van de loonafhankelijken altijd verdedigd moeten worden tegen het kapitaal en diens staat. Alleen de krachtsverhouding in de klassenstrijd bepaalt hoe zeker sociale rechten in een land zijn.
Belangrijk is erop te wijzen dat massale migratie ook voor de herkomstlanden negatieve gevolgen heeft. Wanneer grote delen van de jonge arbeidsgeschikte, vaak goed gekwalificeerde, bevolking de toch al achtergebleven landen verlaten, verminderen ze ongewild de mogelijkheden van deze landen om de achterstand in te halen, zodat die verder groeit. Investeringen in opleiding gaan voor het herkomstland verloren (braindrain). Veroudering van de bevolking bevordert desinvestering, stagnatie en verdere verarming. Ook hier moet evenwel een misverstand uit de weg geruimd worden: de migratie kan het probleem verscherpen, maar is niet de oorzaak ervan. Oorzaak is de ongelijkmatigheid in de ontwikkeling van ondernemingen, bedrijfstakken en landen. Een economie gebaseerd op concurrentie zal deze ongelijkmatigheid altijd weer teweegbrengen. In het belang van de arbeidersklasse is ze niet.
Wél in het nationale en internationale belang van de arbeidersklasse is de gelijkgerechtigde samenwerking van de naties tot wederzijds nut en niet de concurrentie met als doel de onderwerping van de zwakken door de sterken. De economische dominantie van Duitsland over de zuidelijke en oostelijke periferie van de EU is even weinig in het belang van de arbeidersklasse als de frontpositie van de EU tegen Rusland en China. De strijd om invloedssferen op de verschillende continenten vindt plaats in het belang van de concurrerende, transnationaal opererende grote concerns van de belangrijkste imperialistische landen. Het is juist in het belang van de arbeidersklasse om ongelijkmatigheid in de ontwikkeling en ongelijkheid in de leefomstandigheden te verminderen en te strijden voor algehele gelijkheid.
Het tegenhouden van vluchtelingen door de huidige 'vesting Europa' maakt de EU nog reactionairder dan ze toch al is. Het repressieve grensregime is onderdeel van de EU-militarisering. De uitbreiding van de grenswacht Frontex, prikkeldraadhekken aan de buitengrenzen, duizenden doden in de Middellandse Zee en op de wegen daarheen, het verplaatsen van grenscontroles naar 'portierlanden' als Turkije en Noord-Afrikaanse staten, de samenwerking met de Libische kustwacht en het beëindigen of belemmeren van door de overheid dan wel door particulieren uitgevoerde reddingsacties op zee, ontmaskeren allemaal de 'Europese waardengemeenschap', zoals de EU zichzelf graag presenteert, als propaganda. In Duitsland ging de politieke klasse met het oog op het voor de export schadelijke rechtspopulisme vlotjes over van de 'welkomcultuur' op afscherming en nam tegelijkertijd een immigratiewet voor vakmensen aan.
Gelet op de huidige krachtsverhoudingen in de klassenstrijd neemt de ongelijkheid nog steeds toe. Het bereiken van meer gelijkheid in binnen- en buitenland lijkt een ver doel te zijn. Maar in veel landen wordt daarvoor gestreden. Het handelen van vandaag moet in de richting van dit doel wijzen als het nationaal en internationaal geloofwaardig en mobiliserend wil zijn. Net als in de tijd van de IAA (de Eerste Internationale) en in de tijd van Lenin spreekt het vanzelf dat oplossingen niet gezocht kunnen worden in inreisbeperkingen of in verscherpingen van het asielrecht. Het vermeende veiligstellen van voorrechten is een dwaalweg die de eigen belangen schaadt. Alleen het bevorderen van klassensolidariteit in de strijd tegen imperialisme en kapitaal kan meer rechten voor allen tot stand brengen.
Bron: Marxistische Blätter 1-2020, pag. 29-39.
Vertaling en bewerking: Louis Wilms.
Wil je een abonnement op Manifest?
Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland
Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.
Abonneer Nu!