Skip navigation

Nicaragua: 40 jaar revolutie

Dit artikel verscheen in de editie van Manifest van donderdag 9 april 2020

Placeholder
NCPN

Op 19 juli vorig jaar sprak Daniel Ortega, president van Nicaragua, honderdduizenden Sandinistische aanhangers toe tijdens een massabijeenkomst in Managua. Die werd gehouden om 40 jaar Sandinistische revolutie te vieren én om de steun van de bevolking voor de regering te tonen in de nasleep van de couppoging van 2018. De omvang van de menigte, in een land met zes miljoen inwoners, laat duidelijk zien dat de Sandinisten deze steun nog steeds hebben en terecht trots zijn op hun successen.

De dictatuur van Somoza regeerde bijna 50 jaar in opdracht van de Verenigde Staten en terroriseerde de bevolking met de door de Noord-Amerikanen opgezette Nationale Garde. Na de moord op de revolutionaire leider Augusto Sandino in 1934 maakte de Somoza-dynastie in het dunst bevolkte land van Midden-Amerika gebruik van de verdeelde bourgeoisie om een enorme persoonlijke rijkdom voor zichzelf te vergaren. Het land had een gebrekkige infrastructuur en de zwakke kapitalistenklasse kon alleen maar overleven door de export van koffie naar de VS, zoals de Cubaanse kapitalisten steunden op de export van suiker.

In 1961 richtten Carlos Fonseca, Thomás Borge en Silvio Mayorga in buurland Honduras het Sandinistisch Nationaal Bevrijdingsfront FSLN op. Hoewel deze organisatie beïnvloed werd door revolutionaire bewegingen in het buitenland, met name Cuba, was ze in de eerste plaats een Nicaraguaanse organisatie die uitging van de concrete omstandigheden in dit land. Omdat de Somoza's zo'n enorme persoonlijke rijkdom bezaten en de kapitalistenklasse zwak en verdeeld bleef zonder sterk leiderschap, ontstond een tactische alliantie met delen van het kapitaal, die zich tegen Somoza verzetten. Het gebrek aan industriële bedrijvigheid en de zeer zwak georganiseerde factor arbeid betekenden dat de arbeidersklasse niet sterk genoeg was om alleen te regeren. Voor de Sandinisten was de aanval op de Somozisten de aanval op de heersende klasse van hun land en daarmee op de strategisch zwakke plek van het imperialisme.

Na de verschrikkelijke aardbeving van 1972, die het grootste deel van Managua verwoestte, en mede als gevolg van de acties van Somoza's Nationale Garde die alles en overal plunderden, nam de roep om een volksopstand tegen de dictatuur toe. Na enkele jaren van guerrillaoorlog met nietsontziende vergeldingsacties van het regime, dat gesteund werd door de VS en Israël, behaalden de Sandinisten in 1979 de overwinning. In deze jaren groeide de steun voor het FSLN onder de bevolking, zoals bleek uit het organisatievermogen tijdens de beroemde Masaya-terugtrekking: toen ze hoorden van een geplande aanval door het regime, slaagden de Sandinisten erin om duizenden strijders en burgers te evacueren van Managua naar Masaya, 12 uur verderop.

Massamobilisatie van de armen, van vrouwen, jongeren en anderen in het hele land leidde tot progressieve maatregelen, zoals gezondheids- en onderwijsprogramma's, de wederopbouw van verwoeste regio's, alfabetiseringscampagnes en de nationalisatie van de eigendommen die voorheen aan de Somoza-dynastie toebehoorden. Vóór de revolutie waren slechts 27.000 arbeiders lid van een vakbond; binnen drie jaar was dit gegroeid tot 150.000, een voorbeeld van de enorme toename van de kracht van de arbeiders tijdens de revolutie. De Sandinisten en het volk waren één.

Vrijwel onmiddellijk probeerden de VS de nieuwe regering omver te werpen. Ze steunden conservatieve groepen die met het FSLN hadden samengewerkt tegen het regime, maar nu zorgen hadden over de radicale koers die ingeslagen werd. De strategieën van 'zachte oorlog' resulteerden in de oprichting in de VS van groepen als het Nationaal Fonds voor Democratie en andere 'mensenrechten'-groepen die de Sandinisten moesten afschilderen als brute dictators en hun tegenstanders als knuffelliberalen. Hardere maatregelen bestonden uit de openlijke steun die de VS gaven aan de beruchte Contrarevolutionarios of Contra's, rechtse terroristen en misdadigers die in het hele land moordden en verkrachtten, ziekenhuizen en scholen bombardeerden en drugs verkochten om aan geld te komen. De strijd tegen de Contra's zou meer dan 30.000 levens kosten en het land economisch verwoesten.

Internationale steun stroomde binnen in Nicaragua, dat in een David-tegen-Goliathgevecht gewikkeld was met het machtige imperium in het noorden. Ook toen het leger gedwongen was om boeren te rekruteren voor de strijd tegen de Contra's en de koffievelden onbewerkt bleven, schoten internationale vrijwilligers de revolutie te hulp, waaronder tientallen uit Ierland. Ondanks al deze hindernissen bleef de steun voor het FSLN toenemen en werden de verkiezingen van 1984 een enorme overwinning. Die van 1990 verloren de Sandinisten echter, als gevolg van een combinatie van toegenomen aanvallen door de Contra's, de overwinning van rechts-opportunistische elementen in de Sovjet-Unie, die weinig deden tegen het imperialisme, en de openlijke agressie van de VS tegen Granada en Panama (de president van Panama, Manuel Noriega, werd ten val gebracht, onder andere omdat hij zijn land niet wilde laten gebruiken door de Contra's voor aanvallen in Nicaragua).

Geleerd van de fouten van hun klasse in Cuba, hadden de commerciële belangen ervoor gekozen om in het land te blijven en de revolutie van binnenuit te ondermijnen, een geval van: als het volk van zich laat horen, nestelt de aristocratie zich in zijn gelederen. Opgemerkt moet worden dat veel van degenen die zich bij het FSLN op zijn hoogtepunt hadden aangesloten, de zonen en dochters waren van de Nicaraguaanse kapitalistenklasse, die zich wilden verzekeren van inspraak in hoe de nieuwe staatsmacht zou opereren.

Na de overwinning van rechts bij de verkiezingen van 1990 begon voor de Sandinisten een periode die ze 'regeren van onderaf' noemden. De nieuwe neoliberale regering vergrootte de toch al enorme buitenlandse schuld, verlaagde de lonen, privatiseerde industriële bedrijven en sneed drastisch in de fondsen voor gezondheidszorg en onderwijs. In 2003 werd de voormalig president Arnoldo Alemàn veroordeeld voor corruptie en hij behoort momenteel tot de meest corrupte politici van de wereld - wat een indruk geeft van het soort mensen dat het overnam van het FSLN.

De Sandinisten vochten terug, leidden arbeidersstakingen, richtten in wijken Raden van Burgermacht op en slaagden erin een volksverzet op te bouwen tegen de kapitalistische maatregelen die de Nicaraguanen hadden verarmd, met vaak voorkomende stroomonderbrekingen, allemaal om de schuld af te lossen, die de regering had gecreëerd. Toen de meeste van haar middenklasse parlementariërs de partij verlieten en de Sandinistische Vernieuwingsbeweging oprichtten, was dat voor het FSLN een behoorlijke tegenslag, maar het lukte in deze periode waarin het front niet aan de macht was, wel om de banden met de armen opnieuw op te bouwen. Na massaprotesten in 2005 kwam het FSLN in 2007 weer aan de macht en begon wat het zag als de tweede fase van de revolutie.

Profiterend van de nieuwe relatie met Venezuela - op de eerste dag van Ortega's presidentschap was Nicaragua toegetreden tot de Bolivariaanse Alliantie voor Amerika (ALBA) - had het FSLN niet alleen een betrouwbare bron van goedkope energie, maar ook een nieuwe bron van fondsen voor sociale programma's, en konden de schulden van het vorige regime worden afgelost. Op het gebied van onderwijs werd een nieuwe alfabetiseringscampagne gelanceerd en werden alle cursusgelden afgeschaft. Het Nul-Woekerrente-programma voorzag in microkrediet voor kleine handelaren. Het Nul-Honger-programma verdeelt landbouwproductiemiddelen onder plattelandsfamilies om zo hun boerderijen zelfvoorzienend te maken. Beide programma's zijn speciaal gericht op vrouwen.

Nicaragua behoort momenteel tot de top 10 van landen met de meeste vrouwelijke parlementsleden en de misdaadcijfers zijn er de laagste van Midden-Amerika. De Raden van Burgermacht zijn omgevormd van instrumenten van verzet tot een vorm van directe democratie, vergelijkbaar met de Cubaanse Comités voor de Verdediging van de Revolutie. Dit beleid vergrootte onder de armen de steun voor het FSLN, omdat zij ervan profiteerden, maar het vervreemdde tegelijkertijd de commerciële klassen waarmee Ortega compromissen moest sluiten om aan de macht te komen.

Een belangrijk onderdeel van de strategie van het FSLN was om met hulp van de Chinezen een enorm kanaal dwars door het Nicaraguameer aan te leggen. Dat zou van grote invloed zijn op het machtsevenwicht in Latijns-Amerika en de Noord-Amerikaanse controle over het Panamakanaal tegenwerken. Passend in het verlangen naar een onafhankelijk Nicaragua in een meer multipolaire regionale orde, zou een dergelijk financieel investeringsproject het de staat mogelijk maken om zijn eigen industrie op te bouwen, zijn buitenlandse schuld te verminderen en de Nicaraguanen die in het buitenland werken, naar huis laten terugkeren. Natuurlijk laat dit ook het imperium in het noorden niet onberoerd.

In 2018 eiste het Internationaal Monetair Fonds dat Nicaragua zijn sociale-welzijnswetgeving zou veranderen. Terwijl het IMF ervan uitging dat de regering dit ook zou doen, gebeurde het zo dat de commerciële belangen de belangrijkste verliezers waren, en niet de armen. Dit leidde met steun van de rechtse media tot protesten van studenten uit de middenklasse, die zich al snel ontwikkelden tot een kopie van de tactiek van de oppositie in Venezuela. De betogers vielen politie en Sandinistische militanten aan en vermoordden ze, bestormden regeringsgebouwen en gaven de regering Ortega de schuld. Nadat de protesten uitgedoofd waren en de barricades die de oppositie had opgeworpen, waren opgeruimd, ontdekten politie en burgers zelfgemaakte raketten, benzinebommen en andere wapens. Dit weerhield de particuliere media in Nicaragua, noch de westerse media, ervan om schitterende reportages te leveren over de liberale menslievende oppositie.

Het belangrijkste resultaat van het mislukken van de couppoging - naast het feit dat het volk nog sterker rondom het FSLN werd verenigd - is dat het de tactische alliantie heeft verbroken, die Ortega had gesloten met delen van de kapitalistische klasse. Nicaragua vertrouwt nu vooral op zijn 'informele' sector, zoals kleine boeren en familiebedrijven; en ondanks de economische schade door de couppoging en door Noord-Amerikaanse sancties moet de staat zich dus verlaten op zijn volksbasis. Daarom gaat het FSLN door met zijn beleid, zoals met zijn nieuwe volkshuisvestingsprogramma, genoemd naar Bismarck Martínez, een Sandinistische veteraan die gemarteld en vermoord werd tijdens de couppoging.

Door de band met de oligarchie helemaal te verbreken kon de revolutie een geheel nieuwe fase ingaan. En zoiets gebeurt niet in een revolutie die zichzelf matigt. Het is misschien verleidelijk om te zeggen dat Nicaragua, net als Cuba, gewoon alles moet nationaliseren, maar we moeten niet vergeten dat Cuba dat deed toen het steun kreeg vanuit de Sovjet-Unie. Net als Venezuela heeft Nicaragua vandaag geen dogmatische neerbuigendheid of liberale onnozelheid nodig, maar - naast kameraadschappelijke kritiek - de steun en solidariteit van de arbeidersklasse in Ierland en de rest van de wereld.


Bron: Socialist Voice september en oktober 2019. https://socialistvoice.ie

Vertaling en bewerking: Louis Wilms.

Wil je een abonnement op Manifest?

Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland

Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.

Abonneer Nu!