De oorlog in Oekraïne heeft veel ideologische zwakheden van links aan het licht gebracht, ook bij veel marxisten en socialisten. Veel communistische partijen zijn in verval geraakt. Het zogenaamde ‘westerse marxisme’ en de weinig overgebleven academische marxisten worden vooral in beslag genomen door het opnieuw uitvinden van het marxisme. Hierdoor is het geen wonder dat de huidige ‘marxistische’ theorie vaak een gebrek heeft aan kennis van theorieën uit het verleden en aan actuele praktijkkennis. Deze zwakheid komt duidelijk naar voren in de manier waarop veel vrienden en kameraden schrijven, ook over het conflict in Oekraïne.
In maart stelde ik dat de discussie over de vraag of Rusland (één van de oorlogvoerende partijen in Oekraïne) een imperialistisch land is, geen vruchtbare oplevert, en blijk geeft van een verkeerd begrip van Lenins invloedrijke werk Het imperialisme als het hoogste stadium van het kapitalisme (zie Manifest 2, 2022, nvdr.).
Het was niet Lenins doel om een stel rijke staten te beschrijven die voldeden aan een aantal strenge criteria voor het lidmaatschap van een imperialistisch clubje. Hij wilde een bepaalde fase van het kapitalisme verklaren die ontstond nadat de enorme, expansieve en concurrerende groei van het kapitalisme zijn hoogtepunt had bereikt, en vervangen begon te worden door een intensieve, geconcentreerde groei die gekenmerkt werd door de monopolisering of kartelvorming van de industrieën.
Deze nieuwe fase, begonnen in de jaren 70 van de 19e eeuw, kwam voort uit de logica van het kapitalisme, en met name uit de opkomst van het monopolie en de overheersing van de economie door reusachtige ondernemingen: “de vorming van internationale kapitalistische monopolies die de wereld onder elkaar verdelen.”
Lenin somt nog andere kenmerken van deze nieuwe fase – het imperialisme – op, zoals de volledige verdeling van de wereld tussen de grote kapitalistische mogendheden. Volgens Lenin (die dit in 1916 schreef) en anderen zoals John Hobson, Rosa Luxemburg en Rudolf Hilferding, was de wereld destijds verdeeld in de grootste kapitalistische landen (de kolonisators), de semi-koloniën en de koloniën.
In Lenins tijd twijfelde niemand eraan dat de verdeling van de wereld eind 19e eeuw voltooid werd, vooral waar het ging om Afrika. En dat de spanningen tussen de ‘grootmachten’ over het ingenomen land enorm toenamen. Dit werd het ‘nieuwe imperialisme’ genoemd, om het te onderscheiden van eerdere rijken die ontstaan waren tijdens het tijdperk van de ‘grote ontdekkingen’ (een misplaatste term) toen Groot-Brittannië, Frankrijk, Spanje, Portugal en Nederland de nieuwe wereld veroverden.
In zijn beroemde boek Imperialism, a Study uit 1902 beschrijft Hobson 38 verschillende regio’s in Azië, Afrika en zelfs Europa die tussen 1871 en 1901 door een Europese mogendheid werden ‘verkregen’. Ook bracht hij 13 grote mogendheden in kaart, waarvan 3 niet-Europese en één Euro-Aziatische (Rusland) die samen meer dan een half miljard mensen in koloniale onderwerping hielden. In 1916 wees Lenin bovendien op de opkomst van Japan als grote mogendheid. Japan had intussen Rusland verslagen en Korea en andere landen veroverd.
Terwijl Hobson China en Turkije als grootmachten met koloniën beschouwde, zag Lenin deze landen (en Perzië) als semi-koloniën omdat ze officieel ‘onafhankelijk’ waren, maar in de praktijk ‘ondergeschikt’ aan de dictaten van het financierskapitaal. Het is interessant om te constateren dat deze status – die Lenin in 1916 voor het eerst beschreef – de dominante vorm van imperialisme werd in het postkoloniale tijdperk. Wat we in navolging van Nkrumah [1] ‘neo-koloniën’ zouden kunnen noemen, noemde Lenin ‘semi-koloniën’. [2] Het huidige imperialisme wordt bepaald door de dominantie in de economische en financiële verhoudingen, en nog maar zelden door totale onderwerping en een fysieke bezetting.
Het is nog opmerkelijker dat de semi-koloniën in 1916 (Turkije, China en Perzië) op hun beurt zelf ook koloniën hadden. Zodoende namen ze op twee manieren deel aan het imperialistische systeem: als kolonie (omdat ze economisch overheerst werden door een grote mogendheid) en als kleinere kolonisatoren. Lenin schetst dan ook geen eenvoudig en naïef beeld van landen die slachtoffer óf dader zijn. Wat wél duidelijk is, is dat de dader het kapitalisme in zijn laatste, imperialistische fase is. Het systeem brengt internationale monopolies voort die hun thuislanden ertoe aanzetten om uit te breiden, markten te veroveren, en de kapitaalexport grondstoffen te garanderen. Volgens Lenin is het kapitalisme de drijvende kracht achter de verdeling van de wereld onder verschillende landen.
Critici uit Lenins tijd vielen hem van twee kanten aan. Op de eerste plaats waren ze het oneens met zijn stelling dat imperialisme gebaseerd was op economische factoren. Zij suggereerden dat imperialisme voortkwam uit nationale trots, aangeboren menselijke instincten, bepaalde persoonlijkheden, wereldwijde onzekerheden, zendingsdrang etc.
Op de tweede plaats waren ze het er niet mee eens dat imperialisme verbonden was met het kapitalisme. En áls het al er al mee verbonden was, dan was er geen onlosmakelijk verband, zoals Lenin betoogde. Het imperialisme zou geen logisch gevolg van een specifieke fase van het kapitalisme zijn.
In 1919 schreef de Oostenrijker Joseph Schumpeter, later een vooraanstaand hoogleraar economie aan de universiteit van Harvard, een essay waarin hij Lenin bestreed, en beweerde dat het kapitalisme onverenigbaar zou zijn met het imperialisme. Het kapitalisme als anti-imperialisme! Dit obscure geschrift werd nota bene bewerkt door de socialistische econoom Paul Sweezy en in 1951 opnieuw gepubliceerd in het Engels (Imperialism and Social Classes). Dit gebeurde aan het begin van de Koude Oorlog en de snelle dekolonisatie, ongetwijfeld ter bestrijding van het leninisme.
Bourgeoisie-geleerden die het kapitalisme verdedigen, begrepen (én begrijpen) de essentie van Lenins theorie, die stelt dat het kapitalisme in zijn monopoliestadium het imperialisme voortbrengt. Ze begrijpen dat de kracht van Lenins betoog gericht is op het kapitalisme als economisch systeem en niet op het opstellen van een criterium voor landen om lid te worden van de imperialistische club.
Het is gebruikelijk dat liberalen het verband tussen economisch eigenbelang, kapitalisme en imperialisme ontkennen. Ze wijzen erop dat landen met een economische achterstand toch streefden naar gebiedsuitbreiding, en zo deelnamen aan het imperialistische systeem. Zo merkte de ooit vooraanstaande professor en economisch adviseur Eugene Stanley in 1935 op dat het tsaristische Rusland, dat algemeen als een roofzuchtige natie beschouwd werd, “bepaald geen overtollig kapitaal tot zijn beschikking had, in welke zin dan ook. Rusland had zeer weinig kapitaal en leende enorme sommen van het buitenland.” (‘War and the Private Investor. A Study in the Relation of International Politics and International Private Investment’).
Als hij nog in leven was, zou Lenin deze bewering over Ruslands economische achterstand niet betwisten. Maar hij zou er ongetwijfeld op wijzen dat ze irrelevant is voor zijn theorie. Het punt is dat het imperialisme een economische noodzaak is, die in het tijdperk van het monopoliekapitalisme aan alle kapitalistische landen wordt opgedrongen. Het maakt niet uit of dit voortkomt uit kracht of zwakte. Of een kapitalistisch land nu streeft naar uitbreiding of dat het zijn economische belangen verdedigt, het móet deelnemen aan het imperialistische systeem. Het maakt maar weinig uit of we het ene land kapitalistisch noemen, het andere imperialistisch of dat we ze allemaal imperialistisch noemen. Waar het om gaat is dat het kapitalistische systeem het systematische imperialisme voortbrengt. Het is het systeem dat in het tijdperk van het monopoliekapitalisme oorlog veroorzaakt. Het is het systeem dat het doelwit is van Lenins boek Imperialisme.
Toch proberen sommige vrienden en kameraden Lenins geschriften te gebruiken ter ondersteuning van het Russische exceptionalisme [3] . Meestal ontkennen ze niet dat Rusland een kapitalistisch land is. Ze ontkennen evenmin dat het Russische kapitaal internationale doelstellingen en mondiale belangen heeft. Ook kunnen ze niet ontkennen dat het Russische kapitaal in de korte tijd sinds de ondergang van de Sovjet-Unie opmerkelijk geconcentreerd is geraakt.
Maar ondanks alles menen ze toch dat Ruslands relatief nieuwe en ondergeschikte positie aan het kapitalistische firmament Rusland uitsluit van de imperialistische structuur. Ze houden vol dat Rusland een te kleine kapitalistische macht is om deel te nemen aan het imperialisme. Zowel Stan Smith als Stewart McGill (‘Is Russia an Imperialist Power?’ in Communist Review, 104) hebben onlangs een indrukwekkende hoeveelheid bewijs verzameld om aan te tonen hoe ver Rusland achterblijft bij andere ontwikkelde kapitalistische landen voor wat betreft de eigenschappen die volgens Lenin kenmerkend zijn voor het imperialistische systeem. Ze tonen echter op geen enkele manier aan dat Rusland van buiten het imperialistische systeem alleen maar naar binnen kijkt.
Smith en McGill zijn van mening dat een land, zelfs een kapitalistisch land door een relatieve economische achterstand niet kan meedoen aan het imperialisme. Maar zoals de liberaal Eugene Staley aantoonde, voldeed het tsaristische Rusland – naar ieders mening het toonbeeld van een imperialistische grootmacht – ook niet aan de kenmerken waarvan Smith en McGill ten onrechte geloven dat ze het staatsimperialisme definiëren. Een grootmacht in het imperialistische systeem hoeft geen economische grootmacht te zijn om imperialistische doeleinden na te streven. Daarnaast bewijst het toeschrijven van deze visie aan Lenin een slechte dienst aan de opvattingen zoals hij die uiteenzette in Imperialisme. Een inventarisatie maken van ‘imperialistische’ landen was niet Lenins opzet.
De neiging om Rusland te zien als een buitenstaander in het imperialistische spel is enigszins begrijpelijk, maar onjuist. Rusland heeft zich de afgelopen jaren op een prijzenswaardige manier verzet tegen het VS-imperialisme. Het koos de kant van anderen die zich verzetten tegen het VS-imperialisme, en bood hulp aan de slachtoffers van het VS-imperialisme. Maar dat een rivaliserende grootmacht weerstand zou bieden aan een andere grootmacht en bondgenoten zou zoeken, was te verwachten.
Noch de analyse van Lenin, noch de huidige gebeurtenissen ondersteunen het idee van het Russische exceptionalisme. Andrew Murray onderstreept dit in een recente brief aan de Britse Morning Star (20 augustus) bondig:
“Lenin schreef dat ‘imperialisme in wezen monopoliekapitalisme is’. Het was niet nodig dat een staat ‘vooraanstaand’ was om onder controle van de monopolies te staan. Dit gold ook voor het tsaristische rijk van Lenins tijd. Rusland was zeker achtergebleven en vol restanten uit het feodalisme, maar het was zonder meer imperialistisch.
Het kapitalisme in Rusland heeft zich pas laat, maar wel snel op monopoliebasis ontwikkeld. De bewering dat ‘Rusland nu en in het verleden nooit een imperialistisch land geweest is’ druist in tegen Lenins geschriften.
Is het huidige Rusland monopoliekapitalistisch? Kameraden die willen ontkennen dat Rusland imperialistisch is, komen nooit met een politiek-economische analyse op de proppen, uit angst voor wat ze zouden kunnen vinden.
In feite is Rusland in hoge mate monopolistisch. Een enorm percentage van de voornaamste industrieën en de banken is in handen van een paar oligarchische groepen. Nogmaals: ondanks de relatieve achterstand van het land. In de 19e eeuw liep Rusland als kapitalistische macht achter, maar het Russische monopolie werd toen en nu gedreven door de eisen van de binnen- en buitenlandse concurrentie.
Rusland is dus een monopoliekapitalistisch regime met een leider die Peter de Grote wil navolgen en die het principe van zelfbeschikking ontkent. Als het loopt als een eend en het kwaakt als een eend, dan is het waarschijnlijk een eend.”
Wat voor ‘eend’ Rusland ook is, het land ontsnapt niet aan het gevaarlijke kapitalistische spel tussen de grootmachten. Dat punt mogen we niet uit het oog verliezen.
- Kwame Nkrumah, de eerste leider van het onafhankelijke Ghana.
- Noot van de redactie: Hoewel er overeenkomsten zijn tussen half-koloniën die Lenin beschrijft, neo-koloniën zoals Nkrumah beschrijft in een tijd waarin het proces van de dekolonialisatie nog aan de gang was, en hedendaagse overblijfselen van het koloniale stelsel en ongelijkwaardige relaties tussen landen, is het belangrijk om te beseffen dat er ook belangrijke verschillen zijn. Bijvoorbeeld in de mate dat er overblijfselen van pre-kapitalistische verhoudingen bestaan in de economie, en de mate waarin de nationale bourgeoisie nog een progressieve rol kan spelen.
- De gedachte dat de Russen een bijzonder volk vormen met speciale door God gegeven opdracht
Bron: ZZ’s blog, 28 augustus 2022. Vertaling: Frans Willems.
Wil je een abonnement op Manifest?
Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland
Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.
Abonneer Nu!