Skip navigation
Vakbond

FNV-verkiezingen: stoppen met polderen!

Dit artikel verscheen in de editie van Manifest van dinsdag 1 oktober 2024

bron: NCPN

De verkiezingen voor een Algemeen Bestuur van de FNV, het Ledenparlement en enkele sectorraden staan voor de deur. Is dit een kans om kandidaten te kiezen die een visie en strategie hebben op de vakbond als strijdorganisatie? Een vakbond waarbij er voor de belangen van de leden en hun bestaanszekerheid wordt gevochten? Zal het hen lukken om dat waar te maken als zij gevangen zitten in een parlementair keurslijf zonder organische band met hun achterban?

Met de fusie van voorheen zelfstandige bonden werd in 2014 een nieuwe organisatiestructuur van de FNV ingevoerd. Deze was voorbereid door Herman Wijffels - een CDA’er die onder andere informateur was voor het kabinet Balkenende IV, voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER) en hoofddirectie van de Rabobank en werkzaam bij de Wereldbank - en Han Noten (PvdA’er en burgemeester van Dalfsen). Daarnaast werd Jetta Kleinsma - eveneens PvdA en voormalig staatssecretaris Sociale Zaken - als kwartiermaker belast met de invoering van de structuur. Enkel Noten had enige vakbondsachtergrond.

Kortom: drie prominente exponenten van de politieke machtsverhoudingen in Nederland waren de architecten van de nieuwe FNV. Niet zo gek dus dat de voorgestelde organisatie vooral bleek te zijn toegesneden op het poldermodel. Zo werd de democratie bij het voorbereiden en het nemen van besluiten teruggebracht tot een bureaucratisch, parlementair proces. Daardoor is nu de invloed van de (kader)leden met inhoudelijke inbreng, wat juist leidt tot eenheid in besluitvorming, ver te zoeken. Het gevolg is dat zich voor de parlementaire poppenkast weinig strijdbare, maar vooral technocratische en bureaucratische kandidaten aandienen om de organisatiestructuur te vullen.

Mooie wensen

De voorstellen van Wijffels, Noten en kwartiermaker Kleinsma voldeden totaal niet aan de doelstellingen die vooraf voor de fusie werden geformuleerd. In de beleidsnotitie De Nieuwe Vakbeweging uit 2014 wordt een organisatieontwerp voor een gefuseerde FNV beschreven, waarbij in de uitvoering ervan de leden meer invloed moeten krijgen. Zo wordt aandacht gevraagd voor nieuwe groepen op de arbeidsmarkt die andere behoeften ten aanzien van hun arbeidsvoorwaardenpakket. De veelvormige samenstelling van het ledenbestand vereist dat leden zich, als doelgroepen, kunnen verenigen op vak, beroep, sector, regio of leeftijd. Denk aan jongeren, uitkeringsgerechtigden, senioren en zzp'ers. Zij krijgen de mogelijkheid zich te organiseren in sectoren. De notitie meldt dat binnen de ‘nieuwe vakbeweging’ de herkenbaarheid voor de leden voorop moet staan door de organisatie van onderop op te bouwen. Dat betekent meer en uitgebreide zeggenschap binnen de verschillende organisatie-onderdelen en de mogelijkheid tot onderlinge dwarsverbanden.

Dit bleken mooie wensen te zijn. De opbouw van onderop, die met de fusie werd beoogd, om de leden meer invloed op het beleid te geven bleek een illusie. De vakbondsdemocratie, essentieel voor een actieve en strijdbare vakbond, werd na de fusie teruggebracht tot een centraal geleid parlementair stelsel. Hierin wordt voor besluiten een parlementaire meerderheid gezocht en niet naar eenheid over de inhoud gestreefd. Verkiezingen worden sindsdien digitaal georganiseerd, dus zonder breed georganiseerde algemene discussies en verantwoording over het gevoerde beleid. Gemiddeld brengt slechts 15 procent van de leden een stem uit.

Bovendien is na de fusie een sterke scheiding aangebracht tussen de bovengenoemde parlementair-democratische vereniging van leden en de centraal-hiërarchisch georganiseerde werkorganisatie, gevormd door de betaalde medewerkers/bestuurders. De werkorganisatie zou de vereniging moeten ondersteunen, maar blijkt in veel sectoren beleidsbepalend. Hoe hebben in 2014 de de bondsraden van de voorheen zelfstandige bonden kunnen instemmen met de voorstellen van Wijffels, Noten en Kleinsma?

Gespleten organisatie

De gefuseerde FNV blijkt een gespleten organisatie te zijn geworden. Een deel van de bonden is niet meegegaan in de fusie (Nederlandse Politiebond, Algemene Onderwijsbond en enkele kleine bonden) en heeft de eigen organisatie- en besluitvormingsstructuur behouden. Bovendien zijn zij zichtbaarder dan de sectoren. Echter beperken zij hun vakbondsactiviteiten vooral tot een ‘cao-fabriek’ en tonen weinig affiniteit met de vakbond als maatschappelijke kracht.

In het 'sectordeel' zijn er sectoren met een hoge organisatiegraad en een werkende besluitvorming die bij conflicten (bijvoorbeeld rond de cao) macht kunnen en willen ontwikkelen en die zich bewust zijn van hun maatschappelijke functie. Maar daarnaast zijn er sectoren die functioneren volgens het ANWB-model (dienstverlening bij 'bedrijfsongevallen'). Zij worden beheerst door de werkorganisatie, die echter ook gespleten is. De directie lijkt zich vooral te oriënteren op ledenwinst bij bedrijven zonder vakbondstraditie. Daarbij wil zij experimenteren met verschillende lidmaatschappen - zie het recente onderzoek voor een betere belangenbehartiging van de Afdeling Marketing FNV waarin verschillende lidmaatschappen worden aangeboden die variëren in dienstverlening. Hierbij is er dus geen oriëntatie op een strijdbare bond met brede discussie onder leden over bestaande of nieuwe belangen. Een ander deel van de werkorganisatie richt zich echter wel op de ‘werkvloer’ van de leden, de inhoud van veranderende productie- en distributieprocessen en zet zich in voor het opleiden en vrijstellen van jongere kaderleden.

Beleidswijziging geloofwaardig?

De gespletenheid van de FNV wordt ook zichtbaar omdat de leiding er niet in slaagt een eenduidig beleid te voeren en uit te dragen. Zo bekritiseerde Piet Rietman, lid van het Dagelijks Bestuur van de FNV, in augustus de ‘poldermodus’ van de FNV. Hij noemde enkele strategieën die ondernemers hanteren om in de Stichting van de Arbeid en de SER de vakbeweging te binden. Die tonen aan dat het polderen dodelijk is voor een strijdbare vakbond. Ook FNV-voorzitter Tuur Elzinga pleitte tijdens de Henri Polaklezing voor een hernieuwde klassenstrijd omdat in de samenleving multinationals de dienst zijn gaan uitmaken. Beide leden van het Dagelijks Bestuur van de FNV, die luid en duidelijk een ander beleid bepleiten tegenover de ‘poldermodus’, doen dit niet in de eigen parlementaire democratische FNV-kanalen, maar via externe media. Kennelijk beseffen zij ook dat de huidige structuur van de FNV ongeschikt is voor democratische besluitvorming. Laat staan om een strijdoriëntatie vorm te geven die aansluit bij hun analyse en voorstellen.

Maar hoe serieus is deze beleidswijziging voor de vakbeweging? Elzinga was immers dé spreekbuis van de FNV om de arbeidsvoorwaarde pensioen in het collectieve en solidaire stelsel op te geven en als ‘financieel product’ uit te leveren aan schommelingen op de beurs. Daarmee wordt het inkomen van miljoenen arbeiders getroffen! Daarnaast werd een besluit genomen dat de sector Senioren in een sterfhuis veranderde: geen automatische overschrijving van gepensioneerden uit hun sector naar FNV-senioren, maar voortzetting van hun lidmaatschap in de eigen sector. Daarbij werd ook niet geregeld hoe en waar de strijd voor de bestaanszekerheid van ouderen in de FNV wordt ontwikkeld. Denk daarbij aan het bestrijden van fiscale discriminatie van ouderen, indexatie van pensioenen, de koppeling van het AOW aan het minimumloon of het verbeteren van ouderenzorg en -huisvesting. Kennelijk past belangenbehartiging voor ouderen niet in het ‘frisse commerciële merk’ FNV.

Strijd voor bestaanszekerheid

Het bestaan van de vakbeweging blijft onverminderd noodzakelijk omdat alle werkenden in loondienst blootstaan aan onzekerheid over verworven arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Dit als gevolg van voortdurende door winstmaximalisatie gedreven reorganisaties, technologische vernieuwing, internationale schaalvergroting en verschuivingen in sociaaleconomische machtsverhoudingen. Arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden, maar ook pensioenen, uitkeringen en AOW staan in het kapitalisme voortdurend onder druk omdat ze door werkgevers en overheid als kostenpost worden gezien. En dit geldt niet alleen voor inkomen en andere arbeidsvoorwaarden, maar ook sociale voorzieningen zoals huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs en openbaar vervoer. De vakbeweging kan zich dus niet beperken tot arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden van werkenden, maar moet zich breder inzetten voor de bestaanszekerheid van de gehele van loon afhankelijke bevolking! De gehele arbeidersklasse wordt gedwongen tot klassenstrijd. Vaak wordt die bemoeilijkt omdat er geen vakbondstraditie bestaat bij nieuw opgerichte ondernemingen, sociale voorzieningen en hun belangenorganisaties. In de ‘voorgeschreven werkelijkheid’ die door de burgerlijke media wordt uitgedragen, wordt individualisme in plaats van collectieve verbanden gepropageerd.

Een brede klassenstrijd van allen die afhankelijk zijn van huidige of vroegere loonarbeid vereist de absolute noodzaak van een brede, strijdbare, solidaire vakbeweging. Een organisatie waarvan de leden beseffen dat ook in de huidige turbulente maatschappij hun enige kracht en drukmiddel eenheid is. Met het uiteindelijke machtsmiddel: het werk neerleggen of het direct blokkeren van de geldmachine van de productiemiddelen of dienstverlening. Hiervoor is een democratische en solidaire organisatie nodig met geschoolde leden die inzicht hebben in de ontwikkeling van machtsverhoudingen en bereid zijn strijd te voeren voor hun belangen. Een strijdorganisatie die bovendien bewust en toegerust is om ook aan de onderhandelingstafel resultaat te boeken. Dus onderhandelaars die terugkoppelen en niet ingepolderd zijn.

Naar een strijdbare FNV

Hoe kan de parlementair bureaucratische gespleten FNV omgebouwd worden naar een democratische en solidaire strijdorganisatie? Uit de praktijk van de gefuseerde FNV in de afgelopen tien jaar blijkt dat het Ledenparlement geen enkel uitzicht biedt op een dergelijke omvorming. Het blijkt een ‘klantenpanel’ te zijn geworden. Inhoudelijke, sectoroverstijgende discussies en besluitvorming over doelstellingen en eisen waarmee FNV brede bestaanszekerheid kan afdwingen ontbreekt. In de beschrijving van het functioneren het Ledenparlement staat dat ‘elk lid over de onderwerpen die in het Ledenparlement op de agenda staan, formeel en informeel contact heeft met zijn of haar sectorraad om meningen en standpunten uit te wisselen’. En dat ‘het lid die achterban informeert over de werkzaamheden in het Ledenparlement en genomen besluiten uitlegt’. Echter staat er geen woord over hoe het Ledenparlement de krachtsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers beoordeelt, om van daaruit een strategie te ontwikkelen en eisen te formuleren vanuit de belangen van werkenden en gepensioneerden. Werkdruk, de veelheid van vergaderstukken, het ontbreken van een strategie en geen verplichting om verantwoording aan de achterban af te leggen maakt dat het lidmaatschap vrij individueel kan worden ingevuld en het parlement een podium wordt van ‘vergadertijgers’.

Om een eind te maken aan deze bureaucratische en verlammende situatie lijkt een initiatief van het Dagelijks Bestuur van de FNV nog de meeste kans van slagen te hebben om een discussie op gang te brengen over een strijdbare vakbond. Het bestuur kan hiertoe stappen nemen om de gehele bond breed te mobiliseren. Want brede mobilisatie zal nodig zijn om een structuur te ontwikkelen waarin (kader)leden niet alleen in besturen, raden en parlement, maar ook in eigen initiatieven en actiecomités erkende posities innemen. Bij de verkiezingen kunnen nieuwe, enthousiaste leden van het parlement dit initiatief ondersteunen en daarmee ontsnappen aan het parlementaire keurslijf. Het initiatief tot herstel van vakbondsdemocratie met een brede discussie over de reden van bestaan van de bond en de doelen op lange en korte termijn zal het gestage ledenverlies kunnen keren. Daarin kunnen de leden aan het woord komen met hun kritiek en hun voorstellen serieus worden genomen. De actieve inschakeling en raadpleging van leden is tegelijkertijd een goede proef voor de democratische opbouw van onderop. Die levert inzicht en ervaring op hoe vakbondsdemocratie in een nieuwe structuur kan worden vormgegeven.

Wil je een abonnement op Manifest?

Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland

Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.

Abonneer Nu!