Skip navigation
Arbeidsmarkt

Meer zekerheid voor werkenden?

Waarom afschaffing flexcontracten leidt tot onzekerheid voor arbeidersklasse

Dit artikel verscheen in de editie van Manifest van dinsdag 19 december 2023

Placeholder

Demissionair minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Karien van Gennip (CDA) is al geruime tijd bezig met een hervorming van de arbeidsmarkt. Onze redactie heeft al eens aandacht besteed aan de schadelijke effecten van de flexibilisering op de arbeidsmarkt (zie bijvoorbeeld nummer 2 van dit jaar, red.). Het is bij de machthebbers bekend dat de groei van flexcontracten een aantasting is van het levenspeil van de arbeidersklasse. Zo erkent Van Gennip in een nieuwsbericht van de Rijksoverheid: “Zekerheid in je werk zorgt ervoor dat je weet wanneer je werkt, dat je weet dat je volgende maand rond kunt komen en dat je toekomstplannen kunt maken. Te veel medewerkers met een flexibel contract of zelfstandigen hebben die zekerheid niet.”1

Met zo'n analyse zou iemand kunnen denken dat Karien de belangen van de werkende klasse erkent. Maar met welke maatregelen denkt onze demissionaire CDA-bons de uitwassen van het kapitalisme in te dammen? Twee onderdelen van haar voorgestelde hervormingspakket steken er bovenuit: het afschaffen van het tijdelijke contract voor een basiscontract en de Crisisregeling Personeelsbehoud. In dit artikel zullen we een blik werpen op deze arbeidsmarkthervormingen, die tijdens Prinsjesdag als niet-controversieel zijn verklaard.

Wij hopen natuurlijk dat haar aanpak van deze wezenlijke kwestie niet wordt aangegrepen om de rechten van de arbeidersklasse nog verder in te perken. Helaas, het mocht niet zo zijn. Achter de streep zal blijken dat het rooskleurige kader waarin de hervormingen werden gepresenteerd afleiden van de economische realiteit, namelijk dat deze wetgeving een nieuwe aanval op de werkende klasse is. De arbeidersklasse zal er met deze hervormingen niet op vooruit gaan, maar juist nog meer verworvenheden moeten overdragen aan de klasse die het ‘droit divin’ heeft over de voorwaarden van ons werk: de burgerlijke klasse.

Het basiscontract

Er wordt zelfs door burgerlijke politici en economen al langer geconstateerd dat flexibel werk veel problematische kanten kent. Dit onderwerp, en daarmee vele onderwerpen binnen de kapitalistische maatschappij, vertoont gelijkenissen met het debat over de zorg; iedereen erkent dat er iets fundamenteel mis gaat, maar de oplossingen kunnen niet gevonden worden buiten de bestaande kaders. Net zoals zorgverzekeraars, die voor meer verzelfstandiging pleiten om de ‘kwaliteit van de zorg te behouden’, hoopt Van Gennip met de introductie van haar basiscontract ‘meer zekerheid voor werkenden’ te garanderen en tegelijkertijd ‘meer wendbaarheid voor ondernemers’ te bieden. Wij hebben in ieder geval hoge verwachtingen bij zulke duidelijke tegenstellingen.

Het kabinet heeft voorgesteld om een reeks flexibele werkovereenkomsten, zoals het min-max-contract en het nulurencontract, af te schaffen. Hiervoor in de plaats komt het zogenaamde basiscontract. Het basiscontract wordt door de Rijksoverheid aangeprezen als een verademing voor werknemers. Zij zouden zo ‘beter weten waar ze aan toe zijn'.2 Een nadere blik op de voorwaarden wekt toch een heel andere indruk: “Werknemers moeten een aantal uren boven het aantal minimale uren beschikbaar blijven voor de werkgever. De bandbreedte zal met een hard percentage (130 procent van het minimaal aantal uren) worden vastgesteld. Een werknemer met een basiscontract van tien uur, kan dus nog 3 extra uren worden ingezet. Buiten deze uren krijgt de werknemer het recht om een oproep te weigeren.”3

De zinsneden ‘werknemers moeten’ en ‘buiten deze uren krijgt de werknemer het recht om een oproep te weigeren’ verdienen hier extra aandacht. Bij de invoering van het nieuwe basiscontract zal het dus zo zijn dat werknemers te allen tijde 30 procent bovenop hun afgesproken uren beschikbaar moeten zijn. Bij een basiscontract van 24 uur is dat ruim 31 uur, bij een basiscontract van 28 uur is dat ruim 36 uur en bij een basiscontract van 32 uur per week is dat ruim 41 uur per week (minstens een extra werkdag).

Is dit werkelijk een stap vooruit? Of sluit deze ontwikkeling aan bij de tendens om de grenzen van de productiviteit te verleggen door de arbeidsdag te verlengen? De voorstelling dat een arbeider een soort onvervreemdbaar recht zou hebben om extra werk te weigeren, boven op bijna een derde extra werk, klopt absoluut niet. Een correcte formulering zou zijn dat de werkgever zijn werknemer nu contractueel mag dwingen tot overwerk. Men kan weliswaar stellen dat werkenden onder zulke voorwaarden meer zekerheid hebben en ondernemers meer wendbaarheid, maar de machtsverhouding is hier overduidelijk gekanteld richting de baas en niet de werker. Het is dan ook nog maar de vraag hoe sterk je in je schoenen staat om overwerk boven dat verplichte aantal uren te weigeren wanneer je een basiscontract hebt.

De winstgevendheid van de kapitalistische economie vertoont al een tijdje een dip (zie bijvoorbeeld ‘recessie in aantocht’ in krant 8 van 2022, red.). Het zal u niet ontgaan zijn dat de economie van Nederland, de Eurozone en zo langzamerhand de hele wereld, aan het krimpen is. Dit wordt in de volksmond een recessie genoemd. Communisten wijzen vooral op een terugkerende crisis van overproductie. Omdat er meer spullen en diensten worden aangeboden dan verkocht kunnen worden, zien kapitalisten hun winsten afnemen. Voor Europese arbeiders geldt dat zij voorlopig nog wat verworvenheden bezitten die het resultaat zijn van een eerder strijdbaarder tijdperk. De burgerij zal economische tegenvallers aangrijpen om deze rechten stukje bij beetje af te breken. Het kapitalistische systeem is namelijk niet gericht op het vervullen van menselijke behoeftes, maar op het behalen van winst, die alleen geproduceerd kan worden als er meerwaarde gehaald wordt uit menselijke arbeid. Naast dat er veel arbeidsplaatsen verloren zullen gaan door een toename aan faillissementen, wordt de arbeidersklasse dus nog meer uitgebuit om de tegenvallende winsten te compenseren.

Ondanks dat het mogelijk is om de ontwikkelingen van de technologie in te zetten om de arbeidstijd te verkorten, zodat mensen meer vrije tijd over houden voor bijvoorbeeld sport, kunst of politiek, gebeurt in de realiteit het tegenovergestelde. Statistieken laten zien dat Nederlanders elk jaar meer werken: “…er zijn niet alleen meer mensen die werken, maar die mensen maken ook meer uren. In het tweede kwartaal van 2023 waren er 96 voltijdbanen op elke 100 niet-werkenden. Tien jaar eerder was dat nog 78 per 100.”4

Kapitalistische arbeidsmarkthervormingen worden vaak gepresenteerd als een verrijking van het arbeidsrecht. De praktijk bewijst juist dat het dé momenten zijn om de rechten van werkende mensen in te perken. Dat de kapitalistische honger naar winst, en daarmee de vraag naar flexibel inzetbare arbeidskracht, ongestild blijft zorgt daarnaast voor ongewenste, maar niet onvoorziene gevolgen op de arbeidsmarkt.

Waterbedeffect

Een opvallend ander gevolg van deze arbeidsmarkthervorming laat zien dat Karien haar sporen heeft verdiend in consultancybedrijf McKinsey, een internationale missionaris voor het kapitalisme. Vooral ondernemers, die door hun parasitaire belangen een verrassend nuchtere kijk hebben op dit soort wetswijzigingen, waarschuwen bij de voorgestelde arbeidsmarkthervorming voor het zogeheten waterbedeffect. Met het waterbedeffect wordt bedoeld dat het wettelijk afdwingen van basiscontracten bij een stijgende vraag naar flexibel werk in een kapitalistische markteconomie onvermijdelijk leidt tot een groei van zzp’ers. Dit effect komt bovenop de enorme stijging van zzp-werkverbanden die nu al in sommige sectoren duidelijk waarneembaar is, zoals de zorg.5

In de walgelijke krant De Ondernemer leggen vertegenwoordigers van de bourgeoisie uit: “Werkgevers krijgen in een open economie alleen maar meer behoefte aan flexibel inzetbaar personeel. Nu de tewerkstelling van flexkrachten lastiger wordt gemaakt, zullen zij steeds vaker arbeid inhuren op basis van een zzp-constructie. Zelfstandigen zonder personeel genieten echter duidelijk minder rechtsbescherming dan flexkrachten. Voor de inhuur van zzp’ers geldt geen minimum uurtarief, en voor hen is er geen regeling als ze ziek worden.”6

Had Van Gennip niet kunnen weten dat de introductie van haar basiscontracten de vraag naar zelfstandigen zonder personeel, die door schijnconstructies nog minder rechten hebben dan de meest uitgebuite werknemer met een flexcontract, zou doen toenemen? Natuurlijk wist ze dit, ze liet het zelfs onderzoeken door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In hun rapportage kwam naar boven dat er wel degelijk een kans bestaat op een waterbedeffect, ook met inachtneming van eerdere flexwetten: “Trendanalyses laten zien dat specifiek na de introductie van de Flexwet (1999) en de verlengde loondoorbetaling bij ziekte (wet VLZ, 2004) sprake lijkt te zijn van een waterbedeffect. Beide hervormingen gingen gepaard met een daling in vaste contracten en een toename in flexibele contracten, terwijl dit niet met deze wetgeving werd beoogd.”7

Het is interessant om dit uit de pen van een ambtenaar te horen. Nog interessanter is de volgende passage waarin koeltjes wordt vermeld dat de mensen met de zwakste arbeidsmarktpositie het meeste zullen lijden onder de nieuwe hervormingen: “Het waterbedeffect lijkt groter te zijn onder groepen met een relatief zwakke arbeidsmarktpositie, zoals degenen zonder startkwalificatie, ouderen en mensen met een migratieachtergrond.”8 Karien onderstreept die conclusie in een brief naar de Tweede Kamer, waarin ze wijst op een beoogde groei van het aantal zelfstandigen: “Zo heeft wetgeving die zich begin deze eeuw richtte op de groei van het aantal zelfstandigen dat effect ook bereikt. En heeft de Wet werk en zekerheid met het beoogde doel het aantal vaste contracten toe te doen nemen ook dat effect gehad. Tegelijkertijd is duidelijk dat (sommige) wetgeving gepaard ging met waterbedeffecten.”9

De introductie van het basiscontract verhoogt willens en wetens de vraag naar zelfstandigen, die nog minder arbeidsrechten hebben dan iemand met een nuluren- of min-max-contract. De kapitalisten wijzen hier zelfs op, wat hun daadwerkelijke motieven onthuld. Karien van Gennip zelf is belast met het verpakken van de verdere verschraling van ons recht op vast en goedbetaald werk met een strikje. Straks als miljoenen geknechte arbeiders smachten naar verlossing omdat ze met hun zzp-contract niet meer de garantie hebben dat ze elke maand dezelfde boterham kunnen verdienen, zullen ze van Karien een glimlach en een verfrommeld briefje krijgen waarop staat: “Meer zekerheid voor werkenden."

Crisisregeling Personeelsbehoud

Dan rest ons nog een tweede grote verandering van de arbeidsmarkthervorming, de Crisisregeling Personeelsbehoud. Deze regeling komt in de plaats voor de regeling Werktijdverkorting (WTV) omdat deze tijdens de coronapandemie niet gericht genoeg bleek. De CP moet werkgevers in staat stellen om hun personeel tijdens een “situatie buiten het ondernemersrisico” in dienst te houden. Dit soort crisissituaties kunnen enorm uiteenlopen, van extreme weersomstandigheden tot brand. De Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN) loopt als geen ander voorop in de verdediging van de Crisisregeling. U kunt zich afvragen waarom een vereniging die uitsluitend de belangen van werkgevers behartigt, toch wel een vrij marginale groep in Nederland, zo in de bres springt voor deze arbeidsmarkthervorming. Een blik op de Crisisregeling biedt ons een antwoord: “Werkgevers kunnen aanspraak maken op de regeling als ze 20 procent minder werk hebben en krijgen de mogelijkheid om werknemers tijdelijk in een andere functie of locatie te laten werken of minder te laten werken. Werkgevers betalen over niet-gewerkte uren 80% loon door, waarbij het totale loon met niet meer dan 10 procent mag dalen. Werkgevers krijgen een financiële tegemoetkoming van 60 procent van de totale loonkosten, inclusief werkgeverslasten.”

Laten we dit even samenvatten. Zodra de Crisisregeling van kracht is en een nader te bepalen autoriteit heeft verklaard dat er 20 procent minder werk is, krijgen de kapitalisten naast hun autoritaire gezag op werk nog eens twee extra volmachten. De eerste is een gedwongen herplaatsing van een arbeider. Stel dat u werkt als techneut bij een groot telecombedrijf en de reparatieverzoeken zijn door de crisissituatie afgenomen. Dan kan uw werkgever besluiten dat het handiger is om u over te plaatsen naar het callcenter, waarschijnlijk omdat het aan klachten regent vanwege de crisis. Uw 5-jarige techniekopleiding is hierbij irrelevant, de baas bepaalt welke functie voor u de juiste is onder deze omstandigheden.

Een tweede optie is een daling van het arbeidsloon. Met behulp van een ingewikkelde tegemoetkoming uit het rijk zal u niet meer de contractuele 32 uur per week uitbetaald krijgen. De baas bepaalt welke uren wel of niet gewerkt zijn en krijgt de mogelijkheid om uw arbeidsloon met 10 procent te laten dalen onder het mom van de crisis. In een brief waarin de Crisisregeling verder wordt toegelicht lezen we: “Het kabinet vindt het belangrijk dat alle partijen (werkgever en werknemer) gezamenlijk de kosten dragen die gepaard gaan met crises die niemand redelijkerwijs had kunnen voorzien. Een voorwaarde van de financiële tegemoetkoming is daarom dat de werknemer een bijdrage zal leveren in de vorm van een tijdelijke vermindering van het loon van 20 procent over de niet-gewerkte uren, met een maximum van 10 procent van het totale loon (waarbij de werknemer wel altijd ten minste het minimumloon blijft ontvangen).”10

Het grootste voordeel voor de kapitalist is hier de mogelijkheid om personeel in dienst te houden en tegelijkertijd te korten op loon. Zo verlies je niet het personeel dat onmisbaar is voor het maken van winst en ben je minder geld kwijt aan loonkosten. Hoe en of de arbeider het einde van de maand haalt is bijzaak. Het kabinet rechtvaardigt deze maatregel door te stellen dat de arbeider en de kapitalist beide verantwoordelijkheid dragen voor een onvoorziene crisis. Laat het nou zo zijn dat de arbeider moet leven van een verhoudingsgewijs dwergachtig loonbedrag, terwijl de kapitalist leeft van een reusachtige winstuitbetaling die hij krijgt dankzij het werk van zijn arbeiders. Daarbij komt het overheidsgeld voor de ondernemer grotendeels uit de zakken van arbeidersklasse, alleen nadat de overheid dat in de vorm van belasting heeft opgehaald.

Een kapitalist krijgt geen uurloon, maar een door hem- of haarzelf bepaald gedeelte van de taart die alle werknemers alleen maar gezamenlijk kunnen bakken dankzij hun gebundelde talenten. Kapitalisten worden niet gedwongen om 10 procent van hun inkomen in te leveren. Er zullen weliswaar fluctuaties in klandizie zijn, maar als het bedrijf failliet gaat zal ook de arbeider worden bestraft met het wegvallen van inkomsten. De Crisisregeling weerhoudt de kapitalist er daarnaast niet van om zijn werknemers alsnog te ontslaan. De regeling noemt zelfs dat de kapitalist “…een financiële bijdrage vanuit de overheid kan krijgen voor 60 procent van het loon over de niet-gewerkte uren, plus een opslag voor werkgeverslasten van 23,5 procent hier bovenop.”11

De kosten die op de arbeider verhaald worden met een loonmatiging van 10 procent, worden aan de kant van de kapitalist deels opgevangen door de overheid. Daarnaast is er een wezenlijk verschil tussen 10 procent minder loon, noodzakelijk om levensbehoeftes aan te schaffen, en 10 procent minder omzet. Een loonmatiging van 10 procent voor iemand die 30.000 euro per jaar aan loon verdient, wordt dan 27.000. Zelfstandige kapitalisten met personeel (de kleinst mogelijke ondernemers die niet onder een V.O.F., B.V., of N.V. vallen) verdienden in 2021 zo’n 72.000 als jaarlijks inkomen, bovenop een mediaan bedrijfsvermogen van 120.000 euro.12 Hierboven wordt doorgaans extra geld verdiend met rente over spaartegoeden, dividenden en opbrengsten uit onroerend goed.

Wat is een crisissituatie?

In een andere brief meldt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat “marktrisico’s (bijvoorbeeld gebruikelijke fluctuaties in bedrijvigheid, gewijzigde marktsituaties, valutaschommelingen, prijsstijging grondstoffen, laagconjunctuur)” binnen het ondernemersrisico vallen en niet onder de crisisregeling.13 Op het eerste gezicht lijkt het bemoedigend dat laagconjunctuur, en daarmee slechte economische omstandigheden, geen aanleiding mogen zijn voor de absolute loondaling die is opgenomen in de crisisregeling. Toch roert het verleden zijn lelijke kop hier. In 2012 liet het toenmalige ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een onderzoek getiteld Werkt werktijdverkorting? Evaluatie bijzondere werktijdverkorting en deeltijd-WW uitvoeren. Op pagina 22 en 23 lezen we het volgende: “Toen in het najaar van 2008 duidelijk werd dat de financiële crisis tot een diepe recessie zou leiden heeft het kabinet bedrijven de mogelijkheid geboden gebruik te maken van een bijzondere werktijdverkortingsmaatregel. De maatregel had als doel te voorkomen dat bedrijven door een plotselinge vraaguitval als gevolg van de economische crisis meer mensen zouden ontslaan dan nodig bleek te zijn (voorkomen van een overreactie)."14

Hoewel het lijkt alsof economische crisissen geen reden mogen zijn om werknemers onder de Crisisregeling te laten vallen, was de economische crisis van 2008 wel degelijk een crisissituatie waarbij een uitzondering werd gemaakt bij een vergelijkbare werktijdverkortingsmaatregel. Met de kennis van nu heeft het doel van deze maatregel ontegenzeggelijk gefaald. De Bankencrisis van 2008-2012 is één van de grootste economische crisissen geweest sinds de beurskrach van 1929. Met inachtneming van de werkloosheidscijfers tussen 2008 en 2014 heeft het beoogde ‘niet meer mensen ontslaan dan nodig bleek’ ronduit gefaald. We kunnen concluderen dat het in ieder geval heeft gedaan waar de burgerlijke staat voor is opgericht: het waarborgen van de winsten van de kapitalisten en de grote monopolies. Het is dus afwachten of er bij een volgende economische crisis sprake is van gewone recessie of een dermate grote economische crisis, dat ‘bijzondere werktijdverkorting’ ineens om een uitzondering vraagt.15 De vraag is of het kabinet dan een nieuwe regeling treft, of juist naar de Crisisregeling grijpt: “In dringende gevallen kan de minister bij ministeriële regeling en in overeenstemming met de ministerraad een buitengewone omstandigheid aanwijzen als crisis, voor zover het een calamiteit is die buiten het ondernemersrisico valt.”16 Vallen de cyclische crises van het kapitalisme onder het ondernemersrisico? De praktijk zal het leren.

Conclusie

Ondanks de goed geformuleerde woorden van onze demissionaire minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, hoeft de werkende klasse zich niet te verheugen op de geplande hervorming van de arbeidsmarkt. Niet alleen de hervormingen uit het verleden, maar ook de berichten uit het heden geven ons duidelijke aanwijzingen dat de rechten van de arbeidersklasse verder worden ingeperkt. Het verdwijnen van nuluren- en min-max-contracten zal niet leiden tot meer zekerheid onder het nieuwe basiscontract. Het basiscontract bevat niet alleen nieuwe mogelijkheden om werknemers meer uren te laten werken, maar geeft ook indirect een extra prikkel aan de groei van het schijnzelfstandige arbeidsaanbod. Een steeds groter deel van de arbeidsmarkt zal worden opgeslokt door basiscontracten en zzp vacatures. Daarnaast dient de arbeidersklasse waakzaam te zijn voor wat betreft de volmachten van de Crisisregeling Personeelsbehoud, die naar alle waarschijnlijkheid zullen worden ingezet tijdens de volgende economische crisis. De kans is groot dat ook een imperialistische oorlog die plaatsvindt om de winstgevendheid van de monopolies te waarborgen, als een “onvoorspelbare” crisissituatie bestempeld wordt. Het spreekt voor zich dat de arbeidsmarkthervorming als geheel ongeëvenaarde gevolgen zal hebben voor de koopkracht, de werkdruk en het werkplezier van de arbeidersklasse.

Communisten stellen al 200 jaar het alternatief tegenover de kapitalistische dwang van (flexibele) loonslavernij. Het is niet nodig om elke dag harder, doellozer en onzekerder te werken in een samenleving die schaarste heeft overwonnen tot in de duizendtallen. Door de productiemiddelen te vermaatschappelijken kan werkgelegenheid worden afgestemd op de concrete behoeftes van de samenleving. Met de technologie van nu kan één iemand het werk verzetten van honderdduizenden mensen vroeger. De bevrijding van uitbuitende, onzekere en mensonterende arbeidsovereenkomsten ligt daarmee al meer binnen ons handbereik dan iedere generatie voor ons. Eenmaal onder het socialisme-communisme kunnen wij de beloftes van Van Gennip daadwerkelijk verwezenlijken: zekerheid in je werk, dat je weet dat je volgende maand rond kunt komen en dat je toekomstplannen kunt maken.


  1. "Meer evenwicht op de arbeidsmarkt," Rijksoverheid, 03-04-2023.
  2. "Meer evenwicht op de arbeidsmarkt," Rijksoverheid, 03-04-2023.
  3. “Het nieuwe basiscontract: dit zijn de regels en de uitzonderingen,” Personeelsnet, 03-04-2023, geraadpleegd op 10-10-2023.
  4. “Steeds meer Nederlanders werken, maar dat lost het arbeidstekort nog niet op,” CBS, 09-08-2023, geraadpleegd op 21-11-2023.
  5. “Meer zelfstandigen en zorg en welzijn,” CBS, 21-11-2023, geraadpleegd op 21-11-2023.
  6. “'Plannen kabinet drijven werkgevers in de armen van zzp’ers',” Please en De Ondernemer, 19-10-2023, geraadpleegd op 24-10-2023.
  7. Justus van Kesteren, Daniël van Vuuren , Iris Klinker, Jellien Knol m.m.v. Jelle Zwetsloot en Arjan Heyma, Waterbedeffecten van arbeidsmarktbeleid; Niet-beoogde verschuivingen tussen arbeidsvormen, werkloosheid en inactiviteit (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Amsterdam, maart 2023), 48.
  8. Ibid.
  9. Karien van Gennip, Brief aan de Tweede Kamer met het onderwerp “Onderzoek naar waterbedeffecten van Arbeidsmarktbeleid,” Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 26-05-2023, geraadpleegd op 31-10-2023.
  10. “Kamerbrief Crisisregeling Personeelsbehoud,” Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 30-06-2023, geraadpleegd op 28-11-2023, 6.
  11. Ibid.
  12. “Hoeveel verdienen zzp'ers en hoeveel vermogen hebben ze?,” CBS.
  13. Kamerbrief Crisisregeling Personeelsbehoud, 4-5.
  14. Nynke de Groot, Rafiq Friperson, Jamie Weda en Philip de Jong, Werkt werktijdverkorting? Evaluatie bijzondere werktijdverkorting en deeltijd-WW, Onderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (Den Haag, mei 2012), 22-23.
  15. ‘Bijzondere regeling werktijdverkorting (WTV),’ CBS, geraadpleegd op 21-11-2023.
  16. Kamerbrief Crisisregeling Personeelsbehoud, 4.

Wil je een abonnement op Manifest?

Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland

Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.

Abonneer Nu!