Al vaker hebben we het over geschiedvervalsing en verdraaiing van historische feiten gehad. Niets schijnt daar meer aan te komen, men hoeft niet eens meer te liegen. Met halve waarheden, het selectief verzwijgen en/of benadrukken van zaken wordt een historische leugen geconstrueerd. Ronde jaartallen vormen meestal de aanleiding. Zo werd vorig jaar het 200-jarige begin van de Griekse bevrijdingsoorlog tegen het Ottomaanse Rijk gevierd (zie Manifest 3-21). Dit jaar was het in augustus 100 jaar geleden sinds de zogeheten Klein-Aziatische Ramp van 1922. Daarbij werden duizenden Grieken uit Smyrna - het huidige Izmir - en omgeving afgeslacht, of - vaak letterlijk - de zee ingedreven door Turkse troepen nadat ze waren verdreven van huis en haard.
Het afgelopen jaar verscheen er een enorme hoeveelheid publicaties en vonden er heel wat evenementen, activiteiten en lezingen plaats rondom de ‘Grote Ramp’ van 1922. Deze activiteiten vertonen op enkele punten een opvallende gelijkenis: het selectief gebruik van historische feiten, niet zelden in dienst van de belangen van burgerlijke politieke partijen. Dus bepaalde gebeurtenissen worden onder het mom van neutraliteit verzwegen of juist benadrukt. De afwezigheid van objectieve geschiedschrijving drukt zo een stempel op de historische beeldvorming van vooral de jongere generaties. De algehele benadering kan beschreven worden als burgerlijk chauvinisme. Een tendens die wordt gevoed door de massamedia, door dag in dag uit uitvoerig verslag te leggen van de Turkse president Erdogan en zijn provocerende anti-Griekse retoriek over historische gebeurtenissen, zoals de Ramp van 1922. Zijn belangrijkste boodschap: “Denk eraan, deze ramp kan jullie weer overkomen.” Daarbij komen ook nog de talloze Turkse provocaties in de Egeïsche Zee, waardoor de spanningen tussen deze NAVO-lidstaten - of liever tussen de heersende klassen van beide landen - over geostrategische belangen hoog zijn opgelopen. Desondanks liet een opiniepeiling in Turkije zien dat 65% van de Turkse bevolking de Grieken niet als een vijand ziet. De bevolking van beide landen heeft inderdaad geen enkele reden elkaar als vijand te zien.
De verzwegen punten van een debat
Het historische verband tussen oorzaken, gevolgen en politieke verantwoordelijkheid wordt verzwegen. Er wordt niets gezegd over het verband tussen de Klein-Aziatische Veldtocht - zoals de Grieks-Turkse oorlog van 1919-1922 in Griekenland wordt genoemd - en de concurrentiestrijd tussen imperialistische mogendheden over hoe de buit van WO I werd verdeeld, juist na het uiteenvallen van het Ottomaanse Rijk door het Verdrag van Sèvres van 1920.1 Het Griekse burgerlijke establishment en haar politieke partijen steunden deze veldtocht. Immers, wie het Klein-Aziatische kustgebied onder zijn controle heeft, vergroot daarmee de binnenlandse markt voor de kapitalistische klasse en tilt tevens zijn geopolitieke rol in het zuid oostelijke Middellandse Zeegebied naar een hoger plan. Deze doelstelling van de Griekse bourgeoisie veroorzaakte een conflict met de belangen van de opkomende Turkse bourgeoisie, die een soortgelijk plan voor ogen had. Maar het zorgde ook voor spanningen met andere kapitalistische landen in het gebied, zoals aanvankelijk Frankrijk en Italië. De Griekse regering koos op dat moment voor een oorlog om haar plan door te zetten, en wel met Engeland als bondgenoot.
De ondergang van het Griekse Grote Idee
Na het einde van de Grieks-Turkse oorlog van 1919-1922 vluchtte het Griekse bestuur, dat aan de Klein-Aziatische westkust was gevestigd na het Verdrag van Sèvres, uit Turkije. Nadat het front was ingestort en het Griekse leger zich overhaast en wanordelijk terugtrok, werd een groot deel van de Griekse en christelijke bevolking van Klein-Azië uitgeroeid. In de herfst van 1922 kwamen zo’n 900.000 vluchtelingen in Griekenland aan. Sindsdien heet 1922 het jaar van de Klein-Aziatische of Grote Ramp. Deze ramp maakte tevens een einde aan het zogeheten Grote Idee, dat weer leven was ingeblazen dankzij de eerdergenoemde veldtocht: het terugveroveren van Istanboel, alias Constantinopel, de voormalige hoofdstad van het Byzantijnse Rijk die in 1453 door de Turken veroverd werd. Een totaal anachronistisch idee, dat gevoed door nostalgische gevoelens eeuwen bleef voortbestaan. Het Grote Idee veranderde in 1922 dus in de Grote Ramp en verdween daarmee ook van de (imaginaire) agenda van het Griekse irredentistische chauvinisme.
Klasseracisme
Noch de verdrijving van vluchtelingen uit Klein-Azië, noch de vaak slechte ontvangst die zij in Griekenland meemaakten komen zelden aan bod in de publicaties, en zeker niet het feit dat er een flink verschil was in de behandeling van vluchtelingen uit de welgestelde lagen van de bevolking van Smyrna, en de werkende klassen en armoedzaaiers. Het beeld dat meestal wordt voorgeschoteld is dat van een ontwikkelde, welgestelde bevolking, die in Griekenland met open armen werd ontvangen.
Zo was er een wet die het in groepen uit het buitenland gearriveerde personen verbood aan land te gaan wanneer zij geen geldige paspoorten hadden. Reisbureaus, scheepseigenaren, kapiteins en andere bemanningsleden die de vluchtelingen hielpen, konden streng gestraft worden. Deze wet gold alleen voor het deel van de bevolking dat hals over kop moest vluchten om aan de slachting te ontkomen, wat velen niet lukte. Het mag duidelijk zijn dat deze vluchtelingen, berooid van al hun bezittingen, niet een geldig paspoort op zak hadden... Voor de gevluchte, welgestelde, Klein-Aziatische Griekse burgerij gold deze wet in feite niet. De rechtse krant Kathimerini schreef in 1928: “We willen ze niet, niet als kiezers, niet als verkiesbaren noch als burgers die het recht hebben Griekenland te regeren”. Verder riep de krant op een onderscheid te maken tussen “volbloed Grieken” en “Turkenzaad”. Dat racisme sociale oorzaken heeft wordt hiermee bewezen.
De vluchtelingen, die in 1922 naar Griekenland kwamen, waren Grieken. Mensen die dus dezelfde taal spraken en dezelfde godsdienst hadden als het land van ontvangst en toch werden zij gediscrimineerd op grond van klassenverschillen. De communistische partijkrant Rizospastis bestreed de racistische opvattingen tegen de Klein-Aziatische vluchtelingen en probeerde de ‘tegenstelling’ vluchteling-autochtoon te doorbreken. Zo schreef de krant in september 1926: “Griekenland is niet verdeeld in lokale bewoners en vluchtelingen. Griekenland is verdeeld in rijken en armen”. De invloed van de pas opgerichte Communistische Partij (KKE) groeide gestaag in de arbeiderswijken van de vluchtelingen. Dit leidde bij de verkiezingen van 1933 tot een stempercentage van boven de 10% in Athene en Thessaloniki, wat hoger was dan het landelijke gemiddelde.
Verdeel en heers: een aloud devies
De vluchtelingen waren een nuttig instrument voor het kapitaal, want de noodzaak tot overleven leidde ertoe dat zij geen arbeidsvoorwaarden stelden en dus een neerwaartse druk van 10% tot 30% op de toch al lage lonen veroorzaakten. Ook werd een wet opgeschort die voorzag in het uitkeren van een schadevergoeding in het geval van ontslag, om zo massale ontslagen makkelijker te maken. Dit werd de vluchtelingen niet in dank afgenomen door de autochtone arbeidersklasse, waardoor ze tegen elkaar opgezet werden en in sommige gevallen zelfs slaags raakten. Het kapitaal kneep in zijn handjes. De KKE deed alles wat in haar vermogen lag om een eenheid tussen vreemde en lokale werkers tot stand te brengen. Later zouden de Klein-Aziatische vluchtelingen een aanzienlijke bijdrage leveren aan het verzet tegen de Duitse bezetting in WO II.
Vaak wordt bij het herdenken van de Ramp van 1922 de klemtoon gelegd op kapitaalkrachtige weldoeners. Uiteindelijk kwam de Grote Ramp de heersende klasse van Griekenland namelijk goed uit. De geschiedenis wordt uiteindelijk geschreven door de overwinnaar, zegt men. Die bepaalt wat er wordt geschreven en gedoceerd in het onderwijs. Echter, voor wie verder wil zoeken is er ook objectieve, goed gedocumenteerde geschiedschrijving te vinden. Een die niet in het grote uitgeverscircuit terecht komt. Dat is nu eenmaal in handen van de machthebbers, die in hun eigen voordeel geschiedenis “fabriceren” om het denken van latere generaties te sturen. Daarom produceert de afdeling Geschiedenis van het Centrale Comité van de KKE een rijkdom aan goed gedocumenteerde studies en onderzoekt vooral sleutelmomenten in de moderne Griekse geschiedenis waar de burgerlijke geschiedvervalsing op aast: de Onafhankelijkheidsstrijd tegen het Ottomaanse Rijk van 1821-1830, de Grieks-Turkse oorlog van 1919-1922 en de verzetsstrijd in WO II. In alle drie wil de Griekse burgerklasse haar onvaderlandse rol en haar ondergeschiktheid aan de heersende klassen van buitenlandse grootmachten verdoezelen. Niet alleen de praktische strijd, maar ook de historische wetenschap is een belangrijk front voor confrontatie met kapitalistisch gevestigde opvattingen en praktijken.
- Stad in Frankrijk, waar in 1920 na de Turkse nederlaag in WOI een verdrag werd ondertekend door het Ottomaanse Rijk en de Geallieerden. Daarbij werden grote delen van Turkije toegewezen aan Frankrijk, Engeland, Griekenland en Italië. Het verdrag werd nooit toegepast, want Turkije heeft het nooit geratificeerd. Drie jaar later werd het vervangen door het Verdrag van Lausanne, dat veel voordeliger uitpakte voor Turkije.
Wil je een abonnement op Manifest?
Met jullie hulp garanderen we een communistische visie op de actualiteit in Nederland
Manifest is de krant van de NCPN die tien keer per jaar verschijnt. Met Manifest blijf je op de hoogte van de actualiteit en van onze acties. Manifest belicht verschillende aspecten van de strijd in binnen- en buitenland, en publiceert analyses die inzicht bieden in de nationale en internationale ontwikkelingen vanuit een marxistisch-leninistisch perspectief. Neem nu een abonnement op Manifest of vraag een gratis proefabonnement aan.
Abonneer Nu!